Henk Weseman: 'Hij begrijpt als geen ander ons intense verdriet'

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 16
HENK WESEMAN



‘Hij begrijpt als geen ander ons intense verdriet’




Vier dagen voordat ze stierf zei ze heel beslist tegen me: “Jij moet naar Azië gaan, want dáár is een vrouw voor je…!” En dat is ook gebeurd, later. Mijn eerste vrouw, Machteld, is drieënhalf jaar ziek geweest en na vele operaties gestorven. Ze was zich tot het laatst volledig bewust van de situatie. Ze wilde geen verdovende middelen, maar bewust sterven. Ze zag de heerlijkheid van God, voordat ze definitief haar ogen sloot. De begrafenis moest een loflied worden. Henk Weseman (61) kijkt terug.




In één van haar laatste brieven die ze schreef aan alle familie en vrienden, begon ze met een citaat uit de Bijbel, dat zegt: “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig” (2Kor. 4:16-18).

Die brief meldde ook dat er geen medische behandeling meer mogelijk was en dat het verder maar een kwestie van afwachten was. De artsen hadden haar aangeraden van iedere dag nog te genieten, want er zullen er waarschijnlijk niet veel meer komen, omdat de situatie elk moment zeer levensbedreigend kon worden. Iedere dag kwamen er nieuwe beperkingen, meer pijn. Stukje bij beetje was er de lichamelijk afbraak, maar ze schreef die tekst uit de Korinte-brief uit volle overtuiging en vanuit een diepe relatie met onze hemelse Vader. Ze schreef erbij dat onze hemelse Vader al ons verdriet, onze gevoelens, moeiten en strijd kent. Zo was haar geloofsleven en zo leefden en beleefden we de dingen samen. Mijn kinderen en ik zagen haar sterven, we waren erbij en zagen hoe werd bevorderd tot heerlijkheid. Ze was 55 jaar. Er gebeurde toen iets wonderlijks met ons. Een geweldige blijdschap maakte zich van ons meester, ondanks het verdriet van haar heengaan. We weten het net zo zeker als dat zij het zelf wist: Machteld is in de hemel, bij de Here en in Zijn heerlijkheid! Ze schreef in één van haar brieven dat twee dingen vast staan: ten eerste dat het na dit leven niet is afgelopen, maar dat ze er zeker van was eeuwig leven te hebben op grond van Gods belofte in de Bijbel. Ten tweede dat het leven hier op aarde in Gods hand is. Ze zei erbij: “Ik ben niet uitgeleverd aan het noodlot. Niets gebeurt zo maar. God houdt van mij, Hij kent mij, Hij leidt mij en waakt over mij” (Ps. 121 en Ps. 139). Ze maakte daarbij ook gewag van de mogelijkheid dat God ook genezing kan geven. Tijdens haar lijdensweg, ook hopende op een wonderbare genezing door God, want dat hielden we altijd open, immers voor Hem niet te wonderlijk, bereidde ze haar eigen begrafenis voor. Het moest een loflied worden tot eer van God en dat was het ook.



De kerk was stampvol en de dankbaarheid voor alle zegen in dit leven en de heerlijkheid bij de Here in de eeuwigheid voerden de boventoon. Ze heeft enorm geleden. De kinderen begrepen dat eerst ten volle toen de dingen naderhand allemaal op papier stonden. Na haar dood vond ik van alles aan brieven, papiertjes, aantekeningen, e-mails, kaarten en noem maar op. Teveel om op te noemen. Dat heb ik gebundeld, vooral voor mijn kinderen - twee dochters en een zoon - en mijn schoonmoeder, mevrouw Luuring in Utrecht. Dat helpt bij de verwerking van het verdriet, heb ik gedacht. Het wonderlijke is dat bij haar sterven die intense vreugde over ons kwam, maar ook intens verdriet. Ik voelde mij in het verdriet wegzakken. Ik heb een paar uur op de bank in de tuin gezeten en alles was zwart om me heen. De toekomst was helemaal zwart. Daar op de bank heb ik alles met de Heer besproken. Dat we deden we altijd samen en nu deed ik het alleen. Alles zeggen tegen de Heer. Hij begrijpt als geen ander ons intense verdriet. Ik heb anderen mogen troosten en bemoedigen, vooral in de twaalf jaar dat ik oudste was in onze gemeente. Nu had ik zelf die troost nodig en heb het ook mogen ontvangen.



Ik heb altijd met veel vreugde het werk in de Gemeente mogen doen, samen met Machteld. Ik had destijds de zaterdag-Bijbelschool van Het Brandpunt gedaan, dat was midden jaren ’70 en daarna ben ik theologie gaan studeren aan een Amerikaanse instelling. Dat ging schriftelijk. Ik heb buitengewoon veel mogen leren en mocht daarna ook regelmatig voorgaan. Ik houd erg van wat de Amerikanen noemen ‘expository preaching’ - dat wil zeggen: Bijbelverklarende prediking. Je kan dan delen van de Bijbel uitleggen in samenhang met andere gedeelten. Zo worden dingen helder en gaan mensen ook van de Bijbel leren houden en er steeds beter de weg in leren kennen. Ik had een grote mate van tekstkennis. Ik had eens een memorisatiecursus gedaan waarbij je veel teksten uit het hoofd leert. Dat vond ik een geweldige cursus. Maar dat ben ik nu allemaal kwijt. Ik heb tweeënhalf jaar geleden een herseninfarct gekregen, waardoor het korte geheugen faalt. Alles wat binnenkwam verdween weer en ik was het kwijt. Heel angstig. Maar het is gelukkig steeds beter geworden. Dat infarct gebeurde op de terugreis uit Vietnam. Ik had daar mijn tweede vrouw leren kennen en ging haar ophalen. We waren met Vietnam in aanraking gekomen door een vriend, die correspondeerde met een vrouw in Vietnam, met wie hij later is getrouwd. Ik vertaalde zijn brieven in die tijd. Een zuster van die Vietnamese is nu mijn tweede vrouw, die ik reeds had ontmoet toen ze een keer in Nederland op bezoek was geweest. In dit verband had mijn vrouw, zo kort voor haar overlijden, gezegd dat ik naar Azië moest gaan omdat daar een vrouw voor mij zou zijn. Wel, we vlogen in verschillende vliegtuigen naar Nederland, omdat het vliegtuig waarop ik mijn terugvlucht had geboekt, vol was. Zij moest met een ander vliegtuig, maar we zouden ongeveer tegelijkertijd op Schiphol aankomen. Maar dat liep totaal anders. Want tijdens een overnachting in een hotel in Kuala Lumpur, Maleisië, kreeg ik een herseninfarct. Ik werd wakker in de ochtend en wist niet waar ik was. Alles was vreemd om me heen. Ik wist alleen wel vaag dat ik naar het vliegtuig moest. Ik ben er gekomen, vraag me niet hoe en ik kan me van de terugvlucht praktisch niets herinneren. Ik heb geloof ik alleen maar geslapen.

We waren in Vietnam reeds getrouwd. Ik had me ook de taal zo veel mogelijk eigen gemaakt. Ik ben een cursus Vietnamees aan de universiteit in Leiden gaan volgen.



Als ik terugkijk denk ik: ‘Ik ben net als een boom die afgezaagd is, maar nu weer opnieuw gaat uitlopen.’ En zo voel ik het ook. Maar het is wel anders gegaan dan ik had gedacht. Ik ging gezond weg, maar kwam, weliswaar opnieuw getrouwd, toch ernstig beschadigd terug. Ik moest alles opnieuw in mij opnemen, omdat heel veel herinneringen waren uitgewist. Mijn vrouw is een ‘hulpe tegenover mij’, waar ik erg dankbaar voor ben. Ze zit op een taalcursus Nederlands en ze is al geslaagd voor haar inburgeringcursus. Ze heeft nog veel herinneringen aan de oorlog in Vietnam, trauma’s waar ze moeilijk over kan praten. Maar langzamerhand komt er wel wat los. Ze woonde in Zuid-Vietnam. Daar waren eerst de Amerikanen, maar toen die wegtrokken kwamen de communisten uit het noorden. Die waren wreed en gewetenloos. Mensen werden uit hun huis verdreven, omdat ze met de Amerikanen hadden meegewerkt. Ze werden verraden en verjaagd naar het platteland. Dan ben je alles kwijt, ook je huis. Ze heeft in extreme armoede en honger geleefd. Nu mag ze in een vrij land leven, maar dat moet wel wennen. Ze schrikt nog steeds van een politie-uniform hier. Maar ze zal zeker van haar trauma’s genezen. Ze leest in haar Vietnamese Bijbel en we bidden samen, in het Nederlands afgewisseld door het Vietnamees.



Feike ter Velde