Het belang van het dogma
De opstanding als fundament
Niet voor niets is er een belijdenisgeschrift opgesteld in de vroege christelijke kerk dat we kennen als De Twaalf Artikelen van het Geloof, of kortweg Het Apostolicum. Was er behoefte aan? Jazeker! Was het nodig? Absoluut! Want reeds in de vroege kerk kwamen allerlei dwaalleringen op.
Het christelijk geloof heeft tot op vandaag(!) behoefte aan een dogmatische (leerstellige) onderbouwing, wil het geloof niet vermolmen door de tijdgeest.
De Twaalf Artikelen worden ook wel de belijdenis van de kerk der eeuwen genoemd. Zij heeft heel oude papieren. Vermoedelijk stamt de tekst of delen ervan al uit de tweede eeuw na Christus
en is terug te vinden in de geschriften
van kerkvader Ireneaus (140202), die een leerling was van Polycarpus, die zelf weer tot de kring van de apostel Johannes behoorde.
Ireneaus was een groot verdediger van het christelijk geloof, vooral tegen dwalingen als de gnostiek. Hoewel de Twaalf Artikelen de Apostolische Geloofsbelijdenis worden
genoemd stammen ze niet rechtstreeks van de apostelen af. Dat werd overigens tot in de late Middeleeuwen geloofd en geleerd. De tekst van de Twaalf Artikelen luidt als volgt:
1. Ik geloof in God den Vader,
den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus Zijn eniggeboren
Zoon, onze Heere;
3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit den maagd Maria;
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
5. Ten derden dage wederom
opgestaan van de doden;
6. Opgevaren ten hemel,
zittende ter rechterhand Gods
des almachtigen Vaders;
7. Vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en
de doden.
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. Ik geloof één heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap
der heiligen;
10. Vergeving der zonden;
11. Wederopstanding des vleses;
12. En een eeuwig leven.
Men is gauw geneigd te denken dat een geloofsbelijdenis een dogma voortkomt uit verstarring
van de kerk. Toch kan dat niet worden volgehouden. Het is veeleer een teken van léven in de kerk. Het geloof werd en wordt altijd ondergraven door de tijdgeest,
die zijn oorsprong vindt in de overste dezer wereld. Dat werd toen scherp gezien, waardoor
de noodzaak ontstond het geloof te verwoorden in makkelijke
zinnen oneliners zouden we vandaag zeggen. De meeste mensen konden toen niet lezen of schrijven. Zon belijdenis kon men makkelijk uit het hoofd leren.
Men kon bij vervolging het geloof in zon formule samengevat
makkelijker verwoorden. Ook bij de doop is het goed een formulering
te kennen, die de kern van het christelijk geloof aangeeft, zoals we dat zien bij de kamerling die door Filippus wordt gedoopt (Hand. 8). Want de doop heeft alles
te maken met het belijden van het geloof.
Vandaag is er in de formulering bij doopgetuigenissen een toenemende
armoede te herkennen. Vage bewoordingen van een geloof
in God hebben vaak de plaats ingenomen van een krachtig belijden
van de Naam van Jezus Christus als persoonlijke Redder
en Heiland. Dooponderricht met de hand op de belijdenis is daarom hard nodig. Want in alle belijden van christenen moet het gaan om de Here Jezus Christus en Zijn plaatsvervangend lijden en sterven en Zijn lichamelijke opstanding uit de dood. De opstanding
is het fundament van het christelijk geloof. Het graf was leeg! Dat zou ook op een foto te zien zijn, zo die zou zijn gemaakt. Het historische feit van de opstanding
is uitgangspunt voor het dogmatische verwoorden van het geloof. Vanuit het volbrachte werk van God de Zoon en dat als uitgangspunt
kunnen we ook komen
tot een bijbels geloven in de Vader en de Geest. God, de Vader krijgt pas een gezicht in de Zoon.
Anders wordt God een filosofisch
fenomeen, waar men niet al te veel over kan zeggen. Hij wordt, los van Jezus Christus, een creatie van menselijke, religieuze gevoelens. Die god is God niet. Daarom is onze belijdenis op de Paasmorgen van zon groot belang.
Jezus leeft!
Nu de waarheidsvraag niet meer van belang lijkt sterker nog: absolute
waarheid bestaat niet in het postmoderne denken, zegt men hullen ook vrijzinnigen en neo-orthodoxen zich in dezelfde termen
als mensen met een vanouds bekend orthodox geloof. Als men naast zo iemand staat op de Paasmorgen
en samen zingt: Halleluja,
Christus onze Heer verrees, dan kan hij uit volle borst meezingen,
maar grote kans dat hij niet gelooft in het lege graf, zoals u. Hij zégt het wel, maar als u naar de historiciteit van de opstanding vraagt, namelijk was het graf leeg en had dat fotografisch vastgelegd kunnen worden, dan zal hij ontkennend
antwoorden.
Of, en dat is nog waarschijnlijker en het meest postmodern, hij zal zeggen: Dat is nu zon typisch westerse vraag. Zo denkt de Bijbel niet, zegt hij en zo bedoelt de Bijbel het ook niet. Het is niet relevant. Als ú dat gelooft, dan is dat wáár, althans voor ú. Voor mij ligt dat weer anders. Maar zon botte waarheidsvraag moeten we elkaar niet stellen, zo zal hij beweren. Dat is niet meer van deze tijd, vervolgt hij dan, de grote verhalen
bestaan niet meer. Waarheid wordt waarheid in de relatie het relationele waarheidsbegrip. Dat is de postmoderne academische benadering van het begrip waarheid als het gaat om de Bijbel en de theologie.
Alles wordt zo in nevelen gehuld. De verwarring
is vandaag optimaal.
In deze verwarring staat vandaag nog steeds de geloofsbelijdenis
van het begin, de Twaalf Artikelen, met de, ook visueel waarneembare, waarheid van de opgestane Christus, als een rots in de branding. Het begint met Ik het is dus heel persoonlijk. Dat wordt vandaag nog wel eens bestreden, het zou niet om ik moeten gaan maar om ons. Nee, eerst persoonlijk geloof in God, die niet te vergelijken is met andere goden. Hij is niet dezelfde als Allah, want de God van de Twaalf Artikelen is de Vader van onze Here Jezus Christus, die dood geweest en nu leeft. Hij heeft de sleutels van dood en dodenrijk. Hij heeft zonde en dood overwonnen! Jezus Christus, Zoon van de levende
God, beter nog: God de Zoon, is het hart van de belijdenis van elke ware gelovige. Wat gelooft u?
Niet voor niets is er een belijdenisgeschrift opgesteld in de vroege christelijke kerk dat we kennen als De Twaalf Artikelen van het Geloof, of kortweg Het Apostolicum. Was er behoefte aan? Jazeker! Was het nodig? Absoluut! Want reeds in de vroege kerk kwamen allerlei dwaalleringen op.
Het christelijk geloof heeft tot op vandaag(!) behoefte aan een dogmatische (leerstellige) onderbouwing, wil het geloof niet vermolmen door de tijdgeest.
De Twaalf Artikelen worden ook wel de belijdenis van de kerk der eeuwen genoemd. Zij heeft heel oude papieren. Vermoedelijk stamt de tekst of delen ervan al uit de tweede eeuw na Christus
en is terug te vinden in de geschriften
van kerkvader Ireneaus (140202), die een leerling was van Polycarpus, die zelf weer tot de kring van de apostel Johannes behoorde.
Ireneaus was een groot verdediger van het christelijk geloof, vooral tegen dwalingen als de gnostiek. Hoewel de Twaalf Artikelen de Apostolische Geloofsbelijdenis worden
genoemd stammen ze niet rechtstreeks van de apostelen af. Dat werd overigens tot in de late Middeleeuwen geloofd en geleerd. De tekst van de Twaalf Artikelen luidt als volgt:
1. Ik geloof in God den Vader,
den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus Zijn eniggeboren
Zoon, onze Heere;
3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit den maagd Maria;
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
5. Ten derden dage wederom
opgestaan van de doden;
6. Opgevaren ten hemel,
zittende ter rechterhand Gods
des almachtigen Vaders;
7. Vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en
de doden.
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. Ik geloof één heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap
der heiligen;
10. Vergeving der zonden;
11. Wederopstanding des vleses;
12. En een eeuwig leven.
Men is gauw geneigd te denken dat een geloofsbelijdenis een dogma voortkomt uit verstarring
van de kerk. Toch kan dat niet worden volgehouden. Het is veeleer een teken van léven in de kerk. Het geloof werd en wordt altijd ondergraven door de tijdgeest,
die zijn oorsprong vindt in de overste dezer wereld. Dat werd toen scherp gezien, waardoor
de noodzaak ontstond het geloof te verwoorden in makkelijke
zinnen oneliners zouden we vandaag zeggen. De meeste mensen konden toen niet lezen of schrijven. Zon belijdenis kon men makkelijk uit het hoofd leren.
Men kon bij vervolging het geloof in zon formule samengevat
makkelijker verwoorden. Ook bij de doop is het goed een formulering
te kennen, die de kern van het christelijk geloof aangeeft, zoals we dat zien bij de kamerling die door Filippus wordt gedoopt (Hand. 8). Want de doop heeft alles
te maken met het belijden van het geloof.
Vandaag is er in de formulering bij doopgetuigenissen een toenemende
armoede te herkennen. Vage bewoordingen van een geloof
in God hebben vaak de plaats ingenomen van een krachtig belijden
van de Naam van Jezus Christus als persoonlijke Redder
en Heiland. Dooponderricht met de hand op de belijdenis is daarom hard nodig. Want in alle belijden van christenen moet het gaan om de Here Jezus Christus en Zijn plaatsvervangend lijden en sterven en Zijn lichamelijke opstanding uit de dood. De opstanding
is het fundament van het christelijk geloof. Het graf was leeg! Dat zou ook op een foto te zien zijn, zo die zou zijn gemaakt. Het historische feit van de opstanding
is uitgangspunt voor het dogmatische verwoorden van het geloof. Vanuit het volbrachte werk van God de Zoon en dat als uitgangspunt
kunnen we ook komen
tot een bijbels geloven in de Vader en de Geest. God, de Vader krijgt pas een gezicht in de Zoon.
Anders wordt God een filosofisch
fenomeen, waar men niet al te veel over kan zeggen. Hij wordt, los van Jezus Christus, een creatie van menselijke, religieuze gevoelens. Die god is God niet. Daarom is onze belijdenis op de Paasmorgen van zon groot belang.
Jezus leeft!
Nu de waarheidsvraag niet meer van belang lijkt sterker nog: absolute
waarheid bestaat niet in het postmoderne denken, zegt men hullen ook vrijzinnigen en neo-orthodoxen zich in dezelfde termen
als mensen met een vanouds bekend orthodox geloof. Als men naast zo iemand staat op de Paasmorgen
en samen zingt: Halleluja,
Christus onze Heer verrees, dan kan hij uit volle borst meezingen,
maar grote kans dat hij niet gelooft in het lege graf, zoals u. Hij zégt het wel, maar als u naar de historiciteit van de opstanding vraagt, namelijk was het graf leeg en had dat fotografisch vastgelegd kunnen worden, dan zal hij ontkennend
antwoorden.
Of, en dat is nog waarschijnlijker en het meest postmodern, hij zal zeggen: Dat is nu zon typisch westerse vraag. Zo denkt de Bijbel niet, zegt hij en zo bedoelt de Bijbel het ook niet. Het is niet relevant. Als ú dat gelooft, dan is dat wáár, althans voor ú. Voor mij ligt dat weer anders. Maar zon botte waarheidsvraag moeten we elkaar niet stellen, zo zal hij beweren. Dat is niet meer van deze tijd, vervolgt hij dan, de grote verhalen
bestaan niet meer. Waarheid wordt waarheid in de relatie het relationele waarheidsbegrip. Dat is de postmoderne academische benadering van het begrip waarheid als het gaat om de Bijbel en de theologie.
Alles wordt zo in nevelen gehuld. De verwarring
is vandaag optimaal.
In deze verwarring staat vandaag nog steeds de geloofsbelijdenis
van het begin, de Twaalf Artikelen, met de, ook visueel waarneembare, waarheid van de opgestane Christus, als een rots in de branding. Het begint met Ik het is dus heel persoonlijk. Dat wordt vandaag nog wel eens bestreden, het zou niet om ik moeten gaan maar om ons. Nee, eerst persoonlijk geloof in God, die niet te vergelijken is met andere goden. Hij is niet dezelfde als Allah, want de God van de Twaalf Artikelen is de Vader van onze Here Jezus Christus, die dood geweest en nu leeft. Hij heeft de sleutels van dood en dodenrijk. Hij heeft zonde en dood overwonnen! Jezus Christus, Zoon van de levende
God, beter nog: God de Zoon, is het hart van de belijdenis van elke ware gelovige. Wat gelooft u?