Het Evangelie van Matteüs (11)

Gert van de Weerd • 87 - 2011 • Uitgave: 7
Profetie in het Nieuwe Testament

In het vorige artikel is Matteüs 24:14-22 behandeld. Daarin spreekt Jezus over de komende Eindtijd en wel de Grote Verdrukking. Dat betreft een periode van zeven jaar, die aan Zijn wederkomst voorafgaat. Dan zal de antichrist de absolute macht verwerven. In die periode vallen ook de grote oordelen van God over de mensheid.

Wereldwijde satanische verleiding
In Matteüs 24:23-26 spreekt Jezus ook over de Grote Verdrukking. Hij waarschuwt de gelovige om zich niet te laten verleiden door valse geruchten over de komende Christus, of door valse profetieën. Hij zegt: ‘Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.’
In de afgelopen eeuwen - tot op de huidige dag - zijn er velen geweest die zich uitgaven voor de Messias. Geen van hen was echter in staat om grote wonderen te doen. Dat zal tijdens de Grote Verdrukking wel het geval zijn. Openbaring 13 spreekt daarover. Satan - daar de draak genoemd (Openbaring 12:9) - doet twee monsters opstaan. Eén uit de zee en één uit de aarde. Het beest uit de zee loopt een dodelijke wond op, maar wordt door de draak op wonderlijke wijze genezen: ‘En (ik zag) een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?’ (Openbaring 13:3-4)

Het tweede beest komt uit de aarde: ‘En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het verleidt hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest’ (Openbaring 13:13-14). Dan wordt er een afgodsbeeld opgericht (de gruwel der verwoesting) en weer gebeurt er een groot wonder: ‘En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest (uit de aarde) een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden’ (Openbaring 13:15).
De satanische wonderen zullen tot gevolg hebben, dat de antichrist (een gestalte van Satan) voor de Christus wordt aangezien. ‘En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had’ (Openbaring 13:4). Deze valse gestalte van Christus zal velen verleiden, ‘Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts’ (2 Korintiërs 11:14). Echter dat geldt niet de uitverkorenen ‘zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden’ (Matteüs 24:24c). God zelf zal hun ziel bewaken ‘Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders’ (Johannes 10:27-29).

De Wederkomst van Christus
Nadat Jezus gewaarschuwd heeft voor valse christussen, spreekt Hij over de aard van Zijn komst. Dat is niet de komst zoals beschreven staat in 2 Tessalonicenzen 4:16. Want dan daalt Hij niet op de aarde neer, maar neemt Hij Zijn Gemeente weg van de aarde.
Matteüs 24:27 spreekt wel over de wederkomst: ‘Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.’ Volkomen onverwacht zal Jezus verschijnen. De plaats van aankomst is bekend, Zacharia 14:4 is daar heel duidelijk over: ‘zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde.’
Op lugubere wijze gaat vers 28 verder: ‘Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.’
Dat aas is het leger van Gods vijanden, dat verpletterend verslagen zal worden. Er zullen geen overlevenden zijn. Ezechiël profeteert daarover in hoofdstuk 39:4 ‘Op de bergen van Israël zult gij vallen, gij met al uw krijgsbenden en de volken die met u zijn; aan roofvogels, vogels van allerlei gevederte, en aan het gedierte des velds zal Ik u tot voedsel geven.’

Rampen van kosmische omvang
Met Matteüs 24:29 keert de profetie terug naar het einde van de Grote Verdrukking en spreekt daar over de tekenen die aan de komst van Koning Jezus voorafgaan; ‘Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen.’
Jezus voorzegt enorme rampen en kosmische gebeurtenissen. Dat is geen nieuwe profetie. Ook Jesaja 13:9-11 spreekt erover: ‘Zie, de dag des HEREN komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen. Dan zal ik aan de wereld het kwaad bezoeken en aan de goddelozen hun ongerechtigheid, en Ik zal de trots der overmoedigen doen ophouden en de hoogmoed der geweldenaars vernederen.’ En Joël 2:10-11 en 31: ‘Voor hun aangezicht siddert de aarde, beeft de hemel; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans in. En de HERE verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is (het leger) dat zijn woord volbrengt; want groot is de dag des HEREN en zeer geducht! Wie zal hem verdragen? (…) De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.’
Openbaring 6:12-14 geeft ons nog wat nadere informatie over de aard van de rampen: ‘En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgenboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door een harde wind geschud wordt. En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt.’

De omvang van de oordelen van de Eindtijd is nauwelijks voor te stellen. De aarde zal veranderen in een inferno. ‘En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?’ (Openbaring 6:15-17).

Gert van de Weerd