Het geheim van vergeving

Feike ter Velde • 88 - 2012 • Uitgave: 23
Het grote thema van het Evangelie is onder andere vergeving. Vergeving van zonde, vergeving van domme fouten die mensen in hun leven kunnen maken. Hoewel dit dus een groot thema in de Bijbel is, moet worden gezien dat maar weinigen over dat thema dieper en langer doordenken, zodat het eigenlijk onder het vloerkleed wordt geveegd. Soms kunnen er natuurlijk wel verheven gedachten bij een mens opkomen over dit onderwerp, of er kan wel een mooie preek over worden gehoord, maar de diepere overdenking moet toch in de persoonlijke wandel met de Here worden gedaan.

Zonden wegpoetsen?
Laten we eerlijk over onszelf zijn: we komen vaak niet toe aan de stilte, aan de momenten in de binnenkamer, waar we tijd hebben en rust om te lezen in de Schrift, te praten met God, die onze Vader wil zijn en met ons in gesprek wil komen. Hij roept ons daartoe op, maar we horen Hem vaak niet roepen. Jesaja zegt: ‘Waarom was er niemand, toen Ik kwam, en antwoordde niemand, toen Ik riep?’ (Jesaja 50:2). Of we geven er geen aandacht aan. Misschien dúrven we Hem niet onder ogen te komen. Misschien durven we ook de consequenties niet onder ogen te zien van een ontmoeting met de levende God.
Het kan ook zijn dat we zijn opgevoed met de gedachte dat een één-op-één relatie met een heilige God niet mogelijk is, omdat we denken dat de kloof tussen Hem en ons te groot is vanwege de zonde. We kennen de tekst immers wel die zegt dat het de zonden zijn die scheiding hebben gebracht tussen God en de mens. We hebben de hoogverheven God op deze wijze van ons vervreemd en dat is nu juist wat Hij niet wilde. Tegen Israël zei Hij: ‘Bouw mij een heiligdom, want Ik wil te midden van Mijn volk wonen.’ Hij wilde onder de mensen zijn, Zijn mensen, Zijn volk. En dat is vandaag nog zo met Israël en met de Gemeente. Hij houdt van Zijn volk en Hij wil niet ver van een ieder van hen verwijderd zijn.
‘Ja, maar…’, zeggen mensen, ‘en de zonde dan? Dat kun je toch niet wegpoetsen?’ Nee, natuurlijk niet. Maar die zonden, jouw en mijn zonden, zijn bij de Here echt wel helemaal bekend. Ook Israëls zonden waren bij Hem bekend toen hij opdracht gaf om voor Hem een huis in de woestijn te bouwen. Maar Hij noemde het niet eens! Hij wilde onder hen zijn, bij hen zijn en van hen – met eerbied gesproken – genieten. Iedere keer lezen we dat Hij daar het initiatief toe nam, maar dat het antwoord erop van Zijn volk vaak heel lauw, teleurstellend of zelfs afwijzend was. Maar Hij houdt van Zijn volk. Als je van iemand houdt, wil je ook bij die persoon in de buurt zijn. Dat is toch logisch?

Adam en God, een hartsrelatie
Hoe komt het dat we zo zijn? Dat we niet ingaan op Gods uitnodiging tot die persoonlijke omgang met Hem zodat Hij ons Zijn plannen kan ontvouwen, Zijn vergezichten kan laten zien en onze gebeden kan beantwoorden? Ja, het zijn onze zonden die scheiding brengen tussen Hem en ons, dat is waar. En misschien komen we Hem dáárom liever niet onder ogen. Dat principe vinden we al vermeld bij Adam nadat hij in zonde was gevallen. We zien daar een diep tragisch moment als Adam het laat afweten bij de dagelijkse afspraak die Hij met de Here had. Immers, elke dag wandelde Adam met God in de hof.
Ze spraken met elkaar. Adam kon alles tegen de Here zeggen en de Here kon spreken met Zijn zoon Adam, hem vragen stellen en hem opdrachten geven. Daarom heeft de Here ook Adams diepste nood gezien, namelijk dat hij geen van zijns gelijken in de schepping had. De dieren kenden mannetje en vrouwtje, Adam was alleen. In een gesprek van een vader met zijn zoon komen de diepste dingen naar boven. Daar is een relatie voor nodig. Een hartsrelatie. En die was er tussen de Here en Adam. Vanaf het begin. Die relatie werd dagelijks dieper en warmer, omdat ze met elkaar wandelden en met elkaar spraken! Wat kon de Here zich daarin verheugen. Hij kon Adam alles toevertrouwen, de hele schepping, want Adam was te vertrouwen. Hij kende Zijn Maker en Zijn God. Wat kunnen we daarvan veel leren.
Dan komt daar dat tragische, duistere moment, als Adam voor de eerste keer niet komt opdagen bij de dagelijkse wandeling. De Here was daar, Adam niet. Hij wachtte en Hij wachtte, maar er kwam niemand! Meestal was Adam er eerder dan de Here en dan hoorde hij de Here aankomen in de avondkoelte. Maar nu was hij er niet. En de Here riep: “Adam, waar ben je?” Adam had angst voor God. Nooit eerder was dit zo geweest, nu wel. Er was zonde gekomen, die scheiding had gebracht en angst! Adam vreesde de consequentie van de ontmoeting.

God wijst ons niet af
Is dat voor ons ook niet vaak de oorzaak van ons gemis aan die kostbare momenten in de binnenkamer? Aan momenten van intens gebed, van aandachtige Bijbelstudie? Vrezen we het moment van de confrontatie? In onze tijd, waar we zien dat het Bijbelse geloof overal afneemt, waar jonge mensen massaal afhaken omdat ze niet zien dat het christelijk geloof iets toevoegt aan hun leven, is het van groot belang dat Bijbelgetrouwe christenen ernstig werk maken van hun wandel met God. Dat we werkelijk gaan leven vanuit het grote Bijbelse geheim van de vergeving van onze zonden. De afspraak voor de ontmoeting is al gemaakt. De Bijbel zegt: ‘Nader tot God, en Hij zal tot u naderen’ (Jakobus 4:8).
Laten we komen en ons aan de Here overgeven, toevertrouwen en laten we Hem onder ogen durven komen. Hij wijst ons niet af. Hij heeft ons lief. Hij zal ons confronteren met ons falen, met onze zonden. We zullen misschien een moment naakt aan de dijk staan, voor Hem, maar dan zal Hij ons bekleden met de klederen des heils en met de mantel der gerechtigheid.

Feike ter Velde