Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 123:1

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 2
Het geloofsvertrouwen in de psalmen

"Laten we naar het huis des HEREN gaan"
Psalm 123:1


Deze psalm is ook weer een 'bedevaartslied' - een lied hammaäloth (SV) - dat is een lied van de opgang. Opgaan naar het huis Gods, zoals in het vorige stukje over Psalm 122 ter sprake kwam. Hier is het: Omhóóg kijken, naar de hemel kijken, met de geestelijke ogen van je hart (Ef. 1:18), naar de Here Zelf kijken, die op de troon zit. Wat een geweldige wetenschap, een diepe zekerheid in je hart, een overtuiging uit het betrouwbare Woord van God, dat de Here op de troon is, ondanks alle omstandigheden! Hij regeert. Het Lam van Golgotha is de Leeuw van Juda, het Middelpunt van de troon Gods. Johannes zag dat in de verbanning, terwijl de christenvervolging in volle gang was en vele gelovigen de dood vonden: de Here op de troon (Openb.4:2).

Jesaja zag de Here Jezus op de troon (Jes. 6:1) in donkere tijden van enorme geloofsafval en openbare zonden an het volk van Israël. Jeremia sprak rechtstreeks met de Here (Jer. 1:4-6).
Ezechiël mocht ook in de hemel blikken en de Here op de troon zien (Ez. 1:1). Andere profeten hoorden de stem des Heren en zeiden tot het volk: "Alzo zegt de Here der heerscharen". Die God, die sprak en van Zich heeft doen spreken is Dezelfde tot Wie de psalmist zijn ogen opheft. Hij, die troont in de hemel.

Wat een geestelijke diepgang ontdekken we in deze bedevaartsliederen. De eerste - Ps. 120 - spreekt nog van een mens in angst. De volgende Psalm spreekt van een groter geloofsvertrouwen: "Ik hef mijn ogen op naar de bergen". Daarna is er sprake van een optrekken naar het huis des Heren. Maar in Psalm 123 richten de ogen zich naar de Here Zelf! Bij Hem moet een mens wezen. Niet de dingen erom heen, allerlei geloofskwesties, kerkelijke zaken of uiterlijkheden. Allemaal misschien erg belangrijk, maar het hart van ons geloof is toch, dat we op de Here Zelf zien. De Bijbel zegt: "Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs" (Hebr. 12:2).

Laten we het voorbeeld van de psalmist navolgen: "Ik hef mijn ogen op tot U, die in de hemel troont". Er zit ook iets in van een persoonlijke relatie met de Here. Hij spreekt tot Hem, rechtstreeks en ongecompliceerd. Niet in een deftige of verheven taal, maar gewoon, alledaags: "Here, ik wil kijken naar wat U doet en hoe U gaat handelen in deze zaak". Er is iets van overgave, de Here troont in de hemel en Hij kan dingen oplossen die voor mij te moeilijk zijn. Al onze verlangens, onze hoop, ons vertrouwen mogen we op de Here hebben. Ook al zit alles tegen - zoals Johannes op Patmos of de gelovige Hebreeën, die alles kwijtraakten - nochtans mogen we vertrouwen op de Here, die in de hemel troont. Hij is hoog boven de situatie, hoog boven de wereld verheven. Alle nood op aarde, ook de nood in ons leven gaat Hem niet voorbij. Hij vraagt van ons dat we gelovig op Hem vertrouwen. Richt je oog omhoog! Toen ons kleinkind stervende was en wij worstelden in gebed, werd ik midden in de nacht wakker en ik bevond mezelf zingende. Een lied diep in mijn hart:

Ik zie een poort wijd openstaan
waardoor het Licht komt stromen,
van 't Kruis, waar ik vrijelijk heen mag gaan,
om vrede te bekomen.


Zelfs in de donkerste momenten van ons leven, wanneer de verschrikking van de dood er is, mogen we onze ogen opheffen "tot U, die in de hemel troont". De deur is geopend!

Feike ter Velde