Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 37:25

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 23
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien"

Psalm 37:25




Hier spreekt een man uit ervaring, David. Over zijn jeugdjaren heeft hij nogal wat geschreven in de psalmen, maar hier spreekt hij vanuit de ervaring van de ouderdom. In zijn jonge jaren had hij God vertrouwd, soms zodanig dat zijn eigen leven erbij in had kunnen schieten. Dat was toen hij voor Goliath stond. Die had hem het hoofd kunnen afslaan. Zonder zwaard, zonder schild, zonder helm, maar in de Naam van de God van Israëls legerscharen trad hij in het strijdperk met de vloekende Filistijn en…hij overwon. De machtige hand des Heren had hij leren kennen achter de schapen, in de eenzaamheid en in de strijd tegen wilde dieren die de kudde bedreigden. Leeuwen en beren hadden ontzag voor deze schaapherder gekregen. En David wist: zó is mijn God. Dat ben ik door Hem!



Steeds weer zien we dat David in de praktijk van zijn leven, Gods principes toepaste. Op een dag werd hem Saul op een presenteerblaadje aangeleverd in de bergen van Engedi. Davids eigen mannen zeiden: "Dit is de dag waarop de Here tegen u gezegd heeft: zie, Ik geef uw vijand in uw macht; doe met hem wat gij wilt" (1Sam. 24:5). Kennelijk had David dit zijn mannen geleerd. Hij had ze geleerd op God te wachten, niet het recht in eigen hand te nemen. Ze wisten dat de Here met de boosdoeners zal afrekenen en de Gods kinderen stil moeten wachten op Hem (:7). Deze mannen hadden ook begrepen dat een gelovige de boosheid en de grimmigheid moet los laten. Die ziekmakende boosheid van binnen, die verbittering die een mens met zich mee kan dragen. Immers, als je zonder oorzaak wordt verworpen en onrechtvaardig wordt behandeld, dan sta je toch in je recht? Als je dat dan niet krijgt en je vindt geen erkenning dan is bitterheid het grote gevaar dat om de hoek ligt. Hoeveel mensen hebben niet een grote verbittering opgebouwd in hun leven, door dingen die ze in hun jeugd werd aangedaan. Hun hele leven werd erdoor ingekleurd. Pastors en psychologen kunnen er in onze tijd van meepraten. Maar David had zijn mannen voorgehouden: Laat de boosheid los (:8). Maar nu was het toch anders. Nu kreeg hij Saul van de Here in handen. Dat was toch duidelijk. Dit was een wonder. David, sla nu toe!… riepen ze. Maar David deed het niet. "De Here beware mij ervoor…", zegt hij. Hij wilde niet de weg van het vlees gaan, maar van de Geest. Hij wilde wachten op de openbaring van Gods wil (1 Sam.22:3).



Nu is David oud geworden en kan uit ervaring spreken: "Nooit heb ik een rechtvaardige verlaten gezien". In de dagen van het kwaad – zegt hij in psalm 27 – mag je schuilen bij Hem. Als de ouderdom komt, ziekte en zwakheid en het einde nadert, mag je je veilig weten in de liefelijkheid van de Here en straks in eeuwigheid wonen in Zijn huis. Hij verlaat je niet, noch je kinderen. Hij zorgt ook voor hen (:25). Wat een troost voor die jonge moeder die sterven ging en zes kinderen moest achterlaten. Nee, geen zorg: Hij verlaat je niet… nooit!



Feike ter Velde