Het verdriet van God

John Hofman • 84 - 2008 • Uitgave: 23
Velen staan er niet bij stil dat God verdriet kan hebben. Ze zien God als louter kracht, onaangedaan, altijd Dezelfde en altijd onverstoorbaar. Doch dat is niet de Bijbelse realiteit. Toen de tijdgenoten van Noach jarenlang in zware zonde leefden, met als hoofdkenmerk geweldenarij en occultisme, smartte het God en berouwde het Hem dat Hij de mens geschapen had. Op dat moment had God dus echt verdriet. Smart is immers is een sterke uitdrukking van pijn, van verdriet.
Onlangs was ik op een zaterdagmiddag bij V&D. Ik liep wat rond bij de boeken - en platenafdeling. Plotseling werd ik diep, heel diep getroffen door een sterk gevoel van verdriet. Inwendig snikte ik het uit. Wat was er aan de hand? De Heilige Geest, zo ervoer ik het, liet me zien dat de Vader en de Zoon en Hijzelf, de Drie-enig God dus, veel verdriet hadden over de mateloze, vaak doelloze hebzucht en koopzucht van de mensen. Ook zag ik dat een boekje met Bijbelse verhalen weggefrommeld was tussen allerlei zware handboeken vol occultisme. Het was alsof Jezus zei: “Kijk, Ik , de Schepper van hemel en aarde, die met Mijn eigen Bloed de mens heeft verlost van zonde en van de eeuwige dood, ben weggefrommeld tussen boeken en artikelen die de vorst de duisternis verheerlijken.”

Maar hoe staat het met de toewijding van de gelovige, de gelovige in de eindtijd? David Wilkerson zegt in zijn boek Het visioen en verder dat de ergste zonde in de eindtijd is, dat christenen die dicht bij de Wederkomst leven en geacht worden vurig te zijn voor God, zich meer bezig houden met geld en genot dan God. In 2 Timoteüs 3 staat hierover dat in de laatste der dagen er zware (gevaarlijke) tijden zullen zijn, omdat de mensen geldgierig, vermetel… onmatig zijn met meer liefde voor genot dan God. Wilkerson stelt dat God niet tegen vrije tijd op zich is, maar wel tegen misbruik van vrije tijd. Gelovigen die meer tijd besteden aan allerlei genoegens dan aan gebed en Gods Woord, verliezen hun vuur en worden lauw.
Rinke van der Meer (Stichting Echo) zegt in zijn blad Overgave (oktober 2008) dat het verkillen van de liefde wat hem betreft het meest opvallende kenmerk is van de eindtijd. Er is veel aandacht voor bezit en comfort, maar weinig voor de Zaak en de Persoon van Christus en dat leidt zondermeer tot gebrek aan liefde voor elkaar en voor de ongelovige.

Ik werd echt geraakt door deze gedachten en uitspraken. Ik vroeg me mezelf heel sterk af: “Is dit nou onze maatschappij waar we alleen maar bezig zijn met hebben… hebben… hebben…” We verzamelen van alles en nog wat. In ons land en in de Westelijke wereld in het algemeen is er een enorme drang naar bezit, naar hebben en nog eens hebben. Ik werd diep doordrongen van het feit dat de buitenkant, de aardse goederen, de innerlijke leegte moeten verbloemen. De innerlijke leegte die men opvult met stapels pakjes, met vertier, met van alles en nog wat. God heeft echt verdriet, want Hij, het Middelpunt van het heelal, wordt domweg genegeerd, weggestopt, terwijl Hij het antwoord heeft, ja, het Antwoord í­s op alle leegte, alle pijn, alle nood!
Hoe staat het met ons? Zijn wij overvloedig gevuld en vervuld met de Liefde van Christus? Staan we klaar om hunkerende harten te vullen? Om noden te lenigen? Om het liefdesvuur van God door te geven. Of zijn we te druk met onze vrije dag, te druk met inkopen voor de ‘feestdagen’? Hebben we de eerste liefde verloren, is het vuur gedoofd en voelen we het kloppende hart van God voor het verlorene niet meer.

Nederland is typisch een land met… als je tuin maar op orde is… als je huis er maar netjes uitziet. Veel, ja, heel veel van onze cultuur houdt zich meer bezig met de buitenkant dan met de binnenkant. In tegenstelling tot de cultuur van het Midden- en Verre Oosten zijn we prestatiegericht in plaats van relatiegericht. Onlangs was ik in Israël en tot mijn verassing stonden veel - met name jongere Joden - erg open voor het Evangelie. Als je hen benadert met oprechte belangstelling, dan heb je al snel een goed contact. Dit geldt trouwens ook voor de Arabieren in de omringende landen.
In Haggaï 1:4 zegt de profeet: ‘is het voor u de tijd om in uw weldoortimmerde huizen (aan de buitenkant ogenschijnlijk niets aan de hand) te wonen, terwijl Mijn huis verwoest is.’ Velen zijn zozeer bezig met zichzelf, met hun comfort, hun leven, dat ze er geen oog hebben voor de nood voor hun medebroeders en -zusters, laat staan voor de ongelovige.
Op een rouwkaart van mijn vroegere huisarts, Dr. Westrouwen van Meeteren, stond de tekst: ‘U alleen, U alleen, zocht ik.’ Het is een tekst afkomstig van Gerard van het Reve, iemand die door velen van ons niet bepaald als christelijk bestempeld zou worden. Toch kwam hij na een turbulent leven tot de conclusie dat hij bewust of onbewust altijd op zoek geweest is naar de Ene, de God van hemel en aarde, onze hemelse Vader.

De vraag dient zich aan: Is God, is onze Heiland Jezus Christus de Enige die we zoeken? Is Hij werkelijk exclusief in ons leven? Krijgt Hij werkelijk de ereplaats en hoeft Hij die met niets en niemand te delen? Dat is mijns inziens de hamvraag.
David bad in Psalm 86:11 dat God zijn hart zou verenigen om Zijn Naam te vrezen. Hij was zich er kennelijk van bewust dat een verdeeld hart niet in staat is om God werkelijk te dienen. Is mijn hart, is ons hart geheel en al voor Hem?

John Hofman