Het Welvaartsgeloof (3)
Een verkeerd evangelie
Zo ziet het er naar uit dat hier een verkeerd evangelie wordt gebracht, waarvoor de leiders van deze beweging verantwoordelijk zijn. De voorspoed die zij leren, lijkt voornamelijk de voorspoed van hun eigen portemonnee te zijn, want over het algemeen zijn de leiders degenen die er wel bij varen. Maar juist geestelijke leiders horen niet naar materiële zaken te haken:
1 Timoteüs 3:2-3 ‘Een opziener dan moet zijn:… vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig’
1 Timoteüs 6:10 ‘Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.’
Ook Jezus waarschuwt voor de hebzucht in Lucas 12:15 ‘Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit’ en Matteüs 6:19-20 ‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen.’
Er zijn nogal wat Bijbelplaatsen die het tegenovergestelde laten zien van wat het voorspoedsevangelie zich aanmatigt, zoals 1 Timoteüs 6:5,9-11 ‘wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord’; 2 Petrus 2:1-19 ‘ zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen; maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet’ en Efeziërs 5:5 ‘Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God.’
Als we het begrip ‘recht op voorspoed’ in ogenschouw nemen, dan is het opvallend dat juist de eerste Christenen afstand deden van dat recht: Handelingen 2:44 ‘En allen, die tot geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden…’ en Handelingen 4:32b-35 ‘…ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat, zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk… want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte.’
Ook bij de Christenen in de heidenlanden zien we die houding. Zij komen de armlastige gemeente van Jeruzalem tegemoet, zie Handelingen 11:29-30 ‘En de discipelen (te Antiochië) besloten, dat elk van hen naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea woonden; dit deden zij ook en zij zonden het aan de oudsten door de hand van Barnabas en Saulus’ en 2 Korintiërs 8:3-7 ‘…want (zij) deden, dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen, en zij gaven zich - zoals wij niet hadden durven verwachten - eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons.’
Uit de omringende tekst blijkt dat die gulle gevers uit de heiden-christenen hun gaven eigenlijk vanuit hun eigen armoe gaven. Ze hadden het zelf lang niet altijd gemakkelijk.
We kunnen er dus ook niet onderuit, dat ook voor een gelovige niet altijd alles goed gaat en zelfs dat er lijden bestaat in deze wereld en dat ook de kinderen van God hun deel daarvan meekrijgen. Was het trouwens niet de Here Jezus Zelf, die ons in Zijn lijden tijdens het verblijf in een menselijk lichaam liet zien, dat lijden niet alleen bij het mensenleven behoort, maar dat God daarin op een geweldige manier verheerlijkt kan worden?
Dat is ook te zien in het leven van Paulus. Hoe hij ook verlost wilde worden van zijn ‘doorn in het vlees’, hij moest leren leven uit genade en het valt moeilijk vol te houden dat Paulus tekort schoot in geloof. Paulus was ook niet in staat de maagkwaal van Timoteüs te genezen (1Tim. 5:23) en moest Trofimus zelfs ziek achterlaten te Milete (2Tim. 4:20).
Er zijn heel wat Bijbelteksten die dit voorkomen van lijden aangeven, zoals Romeinen 8:18-23 ‘Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.’
In Hebreeën 11:32-40 vinden we een hele opsomming van wat de eerste christenen aan lijden ondergingen. Volgens de leer van het voorspoedsevangelie zijn deze mensen, die vaak als ‘geloofshelden’ worden aangeduid, zwaar tekort geschoten in hun geloof. Ze hadden het zo goed kunnen hebben, maar ze hebben niet voldoende op de Here vertrouwd.
Toch is het een vaststaand gegeven dat het geloof het beste bloeit als er vervolging en lijden is en een gelovige blijkt daar in geestelijk opzicht helemaal niet slechter van te worden. Als we Paulus over zijn eigen, vaak moeilijke, situaties horen spreken, dan is het alsof hij zegt: “Het doet me alles niet zo veel, als ik het evangelie maar verkondigen mag. Daar doe ik alles voor.” Dit staat wel heel ver van een voorspoedsevangelie af.
J.W. Embregts
Zo ziet het er naar uit dat hier een verkeerd evangelie wordt gebracht, waarvoor de leiders van deze beweging verantwoordelijk zijn. De voorspoed die zij leren, lijkt voornamelijk de voorspoed van hun eigen portemonnee te zijn, want over het algemeen zijn de leiders degenen die er wel bij varen. Maar juist geestelijke leiders horen niet naar materiële zaken te haken:
1 Timoteüs 3:2-3 ‘Een opziener dan moet zijn:… vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig’
1 Timoteüs 6:10 ‘Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.’
Ook Jezus waarschuwt voor de hebzucht in Lucas 12:15 ‘Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit’ en Matteüs 6:19-20 ‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen.’
Er zijn nogal wat Bijbelplaatsen die het tegenovergestelde laten zien van wat het voorspoedsevangelie zich aanmatigt, zoals 1 Timoteüs 6:5,9-11 ‘wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord’; 2 Petrus 2:1-19 ‘ zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen; maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet’ en Efeziërs 5:5 ‘Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God.’
Als we het begrip ‘recht op voorspoed’ in ogenschouw nemen, dan is het opvallend dat juist de eerste Christenen afstand deden van dat recht: Handelingen 2:44 ‘En allen, die tot geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden…’ en Handelingen 4:32b-35 ‘…ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat, zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk… want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte.’
Ook bij de Christenen in de heidenlanden zien we die houding. Zij komen de armlastige gemeente van Jeruzalem tegemoet, zie Handelingen 11:29-30 ‘En de discipelen (te Antiochië) besloten, dat elk van hen naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea woonden; dit deden zij ook en zij zonden het aan de oudsten door de hand van Barnabas en Saulus’ en 2 Korintiërs 8:3-7 ‘…want (zij) deden, dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen, en zij gaven zich - zoals wij niet hadden durven verwachten - eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons.’
Uit de omringende tekst blijkt dat die gulle gevers uit de heiden-christenen hun gaven eigenlijk vanuit hun eigen armoe gaven. Ze hadden het zelf lang niet altijd gemakkelijk.
We kunnen er dus ook niet onderuit, dat ook voor een gelovige niet altijd alles goed gaat en zelfs dat er lijden bestaat in deze wereld en dat ook de kinderen van God hun deel daarvan meekrijgen. Was het trouwens niet de Here Jezus Zelf, die ons in Zijn lijden tijdens het verblijf in een menselijk lichaam liet zien, dat lijden niet alleen bij het mensenleven behoort, maar dat God daarin op een geweldige manier verheerlijkt kan worden?
Dat is ook te zien in het leven van Paulus. Hoe hij ook verlost wilde worden van zijn ‘doorn in het vlees’, hij moest leren leven uit genade en het valt moeilijk vol te houden dat Paulus tekort schoot in geloof. Paulus was ook niet in staat de maagkwaal van Timoteüs te genezen (1Tim. 5:23) en moest Trofimus zelfs ziek achterlaten te Milete (2Tim. 4:20).
Er zijn heel wat Bijbelteksten die dit voorkomen van lijden aangeven, zoals Romeinen 8:18-23 ‘Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.’
In Hebreeën 11:32-40 vinden we een hele opsomming van wat de eerste christenen aan lijden ondergingen. Volgens de leer van het voorspoedsevangelie zijn deze mensen, die vaak als ‘geloofshelden’ worden aangeduid, zwaar tekort geschoten in hun geloof. Ze hadden het zo goed kunnen hebben, maar ze hebben niet voldoende op de Here vertrouwd.
Toch is het een vaststaand gegeven dat het geloof het beste bloeit als er vervolging en lijden is en een gelovige blijkt daar in geestelijk opzicht helemaal niet slechter van te worden. Als we Paulus over zijn eigen, vaak moeilijke, situaties horen spreken, dan is het alsof hij zegt: “Het doet me alles niet zo veel, als ik het evangelie maar verkondigen mag. Daar doe ik alles voor.” Dit staat wel heel ver van een voorspoedsevangelie af.
J.W. Embregts