Hette Abma: ‘Overal zijn we geroepen God te dienen’

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 7
De herinnering aan zijn jeugd wordt vooral ingekleurd door de sfeer in de pastorie: de grote eerbied voor Gods Woord. Want zijn vader was dominee. Dat betekende: rekening houden met de momenten waarop hij bezig was de preek te maken, of dat dingen moesten wijken voor mensen die in nood aanklopten. Nu is hij zelf dominee, ondanks het advies van Spurgeon: “Als je gemoedsrust je lief is, moet je nooit predikant worden.” Ds. Hette Abma, over vroeger en nu.

“Als ik met oude familiefoto’s in handen zit, kom ik steeds weer tot de onvermijdelijke conclusie dat het letterlijk zwart ziet van de dominees. Van mijn moederskant gaat het zelfs vijf generaties terug. Hoewel opa Leenmans een heel degelijke predikant was, die zelfs in het hoofdbestuur van de SGP zat, gaf hij toch de voorkeur aan de in die tijd moderne kledij: een zwart jasje met een streepbroek. Verschillende ooms van mijn moeder hadden nog zo’n lange kleedjas aan.

Weemoed vervult me als ik aan mijn jeugd denk, een voorgoed voorbije periode. Dankzij mijn moeder heb ik geademd in de karakteristieke sfeer van de pastorie. Wat is er mooier dan God liefhebben en dienen? Dus niets geen loodzware toestanden. Mijn vader leerde me hoe het geestelijke en geestige moeiteloos met elkaar verbonden kunnen worden. Later kwam ik aan de weet dat het Jiddische woord ‘gein’ stamverwant is met het Bijbelse woord voor genade. Uit ervaring was ik daar reeds achter gekomen dankzij het feit dat ik opgroeide in een orthodox-hervormde pastorie.

Mijn vader heeft het als zijn opdracht gezien om gehoor te geven aan het beroep dat op hem gedaan werd om in 1963 lid te worden van de Tweede Kamer. Veelzeggend is de tekst van zijn afscheidspreek: ‘Volg gij Mij’ (Joh. 21:22). Geloof en leven zijn niet te scheiden. Je hebt als christen een taak in het publieke leven. Steeds duikt het misverstand op dat het anders zou zijn. Kerk en staat zijn toch gescheiden? Mijn vader heeft deze absurde gedachte al jaren geleden weersproken. De kerk moet niet heersen over de staat of omgekeerd. Maar overal zijn we geroepen God te dienen.

Al ver voordat ayatollah Khomeiny een theocratisch regime in Iran wilde vestigen, heeft mijn vader dit woord geïntroduceerd in de kring van de SGP. Zo probeerde hij een eigentijdse vertolking te geven van wat er staat in artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. Wat betekent het als we in de kerk uit volle borst zingen: ‘God, de HEER regeert’? Het past ieder om God te eren. Het is ‘tot welzijn van heel het volk’ - om de titel van zijn eerste partijrede aan te halen - als we ons houden aan de heilzame geboden van God. Telkens weer heeft hij moeten uitleggen dat dit niet met geweld kan worden opgelegd. In dit verband spreekt men wel over de zedelijke draagkracht van het volk. Nooit heeft mijn vader met verbaal geweld mensen willen overweldigen, hij probeerde juist mensen in hun geweten aan te spreken. Zo hoopte hij het theocratisch gehalte van de samenleving te verhogen.

Ik ben theologie gaan studeren, omdat ik van kindsbeen af wist dat ik dominee wilde worden. Als ik ook eens wat mag overdrijven: ik wist al toen ik me vasthield aan de rand van de box, dat ik net als mijn vader het werk van een predikant wilde gaan doen. Ook al ben ik best wel eens in vertwijfeling geraakt door wat ik allemaal meemaakte, toch heb ik er nooit aan getwijfeld dat God me geroepen heeft. Alles heeft Hij er voor in het werk gesteld dat ik zou gaan beantwoorden aan Zijn doel. Als kind ging ik alleen met de trein om bij opa en oma te logeren. Een oude man in donkere kleren ging tegenover mij zitten. Natuurlijk kwam die stereotype vraag: ‘En wat wil jij later worden.’ Voor mij geen probleem te antwoorden. Zonder te schromen kraamde ik uit wat mijn diepste wens was. Even bracht opa me in verlegenheid: ‘Maar weet jij dan wel wie de Here Jezus is?’ Van huis uit had ik geen ervaring met zulke directe vragen. Maar die vraag is me wel tot eeuwige zegen geworden! Het is een ongelooflijk zwaar ambt, maar als ik weer moest kiezen…

Al snel kreeg ik een grote aandacht voor het werk van de Heilige Geest. Er is een bijzonder rijke erfenis geschonken in de geschriften uit de tijd van de Nadere Reformatie, met een accent op wat er in de diepte gebeurt. Maar naast de aandacht voor de bevinding, kreeg ik ook interesse voor de breedte van het werk van de Geest. Dit is eigenlijk helemaal in het vergeetboek geraakt in de traditionele kerk. Gelukkig heeft God na de afwijzing van de pinksterbeweging in het begin van de vorige eeuw nog een herkansing gegeven sinds de jaren zestig, in wat genoemd wordt ‘de charismatische beweging’. Naar mijn besef hoeft er niets uit de traditie prijsgegeven te worden, maar kan er sprake zijn van een verrijking. Net als in de beginperiode van de geschiedenis der kerk wil de Geest ons Zijn gaven schenken. God is niet veranderd. Echte vernieuwing kunnen we verwachten wanneer we eindelijk niet goed meer weten hoe het verder moet. Als we ons toch nog kunnen redden, hebben we geen behoefte aan kracht van omhoog. Het geheim van vernieuwing is gebed. Het roepen tot God vanuit een verbroken hart is altijd het kenmerk geweest van een vernieuwingsbeweging. Uiteraard is ook van beslissende betekenis dat we met diepe eerbied luisteren naar het Woord van God. Wat een ontdekking is het te merken dat iemand ooit terecht zei: “De Bijbel van de meeste mensen is hun verstand.” Geen wonder toch dat er daarom zoveel tradities heersen over het levende getuigenis van Gods Woord!
Bij alle trieste ontwikkelingen is het enorm bemoedigend te zien hoe er opeens openheid is voor wat God ons nu te zeggen heeft. Vanwege de teloorgang van het christelijk merkteken van onze samenleving, gaan steeds meer mensen in de gemeente zien hoe belangrijk het is te onderscheiden waar het echt op aankomt. Veel toeters en bellen kunnen we missen. Als er maar het verlangen is om in nauw contact met Jezus te leven. Je wilt dat ook graag delen met anderen. Het missionaire elan is onmiskenbaar een werking van de Geest. Daarnaast vind ik het verheugend dat er veel aandacht is gekomen voor de dienst der genezing en bevrijding. Wie had een kwart eeuw geleden kunnen voorspellen dat in zoveel gemeenten ziekenzalving wordt verricht? Laat nu niemand denken dat ik dan alleen maar aan het ritueel denk. Integendeel: het gaat erom dat de betekenis van het gebed wordt onderstreept.

Met de paplepel heb ik de liefde voor Israël meegekregen. Wat mijn vader tijdens het debat over de vrijlating van de drie oorlogsmisdadigers sprak in de Tweede Kamer werd de dag later prominent vermeld op de voorpagina van de Jerusalem Post. Ook mijn moeder was erg betrokken op het uitverkoren volk. Ooit liep zij een pijnlijke kneuzing van haar ribben op toen ze met haar fiets tegen een afvalbak aanreed. Tekenend was haar reactie: ‘Ik was in mijn gedachten zo bezig met Israël.’ Gedurende een jarenlange bestudering ben ik me er overigens steeds meer over gaan verbazen dat zo velen niet gezien hebben wat de specifieke plaats van Israël is in Gods heilsplan. Wie zijn heil vindt in de Jood Jezus, krijgt Zijn volk erbij. Je kunt niet van Jezus houden en niets hebben met de Joden. Liefde is overigens niet altijd een warm gevoel - er zijn nu eenmaal ook heel irritante Joden - maar het gaat om de liefde die je met je daden wil bewijzen. Je zult steeds proberen je solidariteit te tonen jegens het altijd weer zo fel gehate volk, dat God nu juist heeft uitgekozen om de wereld heil te brengen.
Of ik chiliast ben? Tot slot nog een gevaarlijke vraag dus. Laat ik iets uit de recente geschiedenis vertellen. Nog maar enkele maanden was een predikant in zijn nieuwe gemeente werkzaam. Velen waren enthousiast. Toch leefde er bij enkelen ook wat zorg. Iemand vroeg aan een prominente zuster uit de gemeente wat zij vond van de nieuwe dominee. Wat zuinigjes gaf ze te kennen: ‘Ja, hij kan wel goed preken, maar ik hoorde wel dat hij een sjiliast is.’ Op de vraag wat dat dan betekende, moest ze het antwoord schuldig blijven. ‘Maar het is wel heel gevaarlijk,’ voegde ze er aan toe met een bezorgde trek op haar gezicht. Velen zien het chiliasme als een aanstekelijke ziekte. Jammer. Echt een duivelse omkering van waarden is dat. Het gaat juist om de gezondmaking van de gemeente. Snel geeft ieder toe dat er weinig levende verwachting van de toekomst is. Maar wat is de oorzaak? Wie denkt dat bij de wederkomst het doek van de geschiedenis valt, zal onvermijdelijk denken: ‘Laat dat nog maar even uitgesteld worden.’ Hoe anders is dit als je lijdt onder alles wat er aan schokkends in de wereld gebeurt en je weet dat er vrede zal heersen als Jezus komt. Dan klinkt het gebed: Maranatha. Kom, Here Jezus. Kom, spoedig!”

Feike ter Velde