Hij vindt zijn moeder

NNB • 76 - 2000/01 • Uitgave: 20
Hij was veertien jaar toen het zo ver was. Het was al lange tijd moeilijk geweest. Ruzie, grote monden over en weer, en bij Daan van binnen een onmachtig gevoel van woede. Daan was al eens een paar maanden bij een ander gezin geweest, omdat de spanningen thuis soms te veel werden. Ver van huis en verwend worden bij anderen waren soms de betere tijden in het leven van het Amsterdamse straatjongetje. Toen Daan net veertien jaar was geworden werd de scheiding van vader en moeder definitief. Moeder was wel eens eerder weggegaan en verbleef dan enige tijd bij opa. Ze nam dan Tilly, zijn twee jaar jongere zusje, altijd mee. Daan was dan samen met zijn vader, hoewel vader ook vaak weg was. Hij had onregelmatige werktijden in de vrije handel, als zakenman. Daan kwam dan vaak uit school in een leeg huis. De zaterdagen en zondagen waren ook vaak lang als vader en moeder hun eigen bezigheden elders hadden. Als ze weg waren was het zo stil in huis. Maar dan was er geen ruzie, dat wel. Maar als ze thuis waren was de spanning vaak te snijden, zelfs al was er geen ruzie.

Daan had al vroeg geleerd voor zichzelf op te komen en z'n eigen zaakjes te klaren. Hij had leren eten koken en boodschappen doen. Hij had bij de scheiding moeten kiezen tussen vader en moeder. Tilly stond aan moeders kant. Altijd al. Net als opa, waar moeder vaak naar toe ging als het thuis te moeilijk werd. Daan was altijd heel boos als zijn moeder wegging. Waarom moest ze weg en hem alleen laten? Moest hij nu voor vader kiezen? Ja, dat leek redelijk. Anders stond pappa alleen en dat kon toch niet. 's Avonds in bed dacht hij daar vaak lang over na. Soms wist hij het niet zeker. Soms wilde hij eigenlijk helemaal niet kiezen. Maar 't moest wel, anders was het niet eerlijk. Immers, Tilly ging met mamma mee. Toen mamma wegging koos Daan voor pappa. Het kon niet anders. Samen zouden ze het wel redden. Pappa werken en Daan naar school. Dat moest gelukken. Maar pappa was vaak weg.

Op school ging het altijd goed met Daan. Maar wie merkte dat op? Pappa niet. Ja, als 't eens niet goed ging, als Daan dingen fout deed, dan was er heel vaak een grove berisping, ruwe woorden en een harde toon. Daan merkte dat niet op, omdat hij eraan gewend was. Harde en grove woorden zonder genegenheid of warmte. Maar Daan wist niet beter. Vaak was het bij vader niet goed of het deugde niet. Maar de kleine Daan had al heel jong een verdedigingsmuur opgebouwd. Hij had geleerd daarachter weg te kruipen, om beschutting te zoeken tegen de hardheid van zijn vader. Hij had geleerd anderen van achter die muur te bestoken als het nodig was. Ook in de conflictsituatie tussen pappa en mamma had hij vaak dreigende taal gesproken naar mamma en naar opa. Mamma was dan weggegaan en had hem altijd alleen gelaten. De kleine Daan was zo vaak bang geweest, vroeger, toen hij alleen thuis was soms tot heel laat in de nacht.

Misschien was hij acht of negen jaar geweest toen hij het een keer aan z'n vader had gezegd, dat hij bang was. Maar dat zal hij nooit meer doen. Pappa had het onzin gevonden. Zo'n grote jongen is toch niet meer bang. Wat ben je voor een vent, had hij gezegd. Hij was ook vaak bang geweest dat moeder niet meer terugkwam als ze wegging na een ruzie. Dan had hij geen moeder meer. Dat zou ze toch niet doen? Maar toen de scheiding definitief was had Daan besloten zijn moeder te haten. Ze zou nu nooit meer terugkomen en hij wilde haar dan ook nooit meer zien.

Hij was lange tijd bij anderen in huis geweest. Mensen zonder kinderen die het goed met hem voor hadden. De middelbare school was heel goed gegaan. Daan verdiende in die tijd wat zakgeld en kon zichzelf goed redden. Een tiener, die geen bevoogding wilde en zich daaraan ook steeds moest ontworstelen. Achter zijn opgetrokken muur voelde hij zich veiliger dan in de genegenheid van anderen. Wat moeten ze van hem? Het gevoel van achterdocht en wantrouwen was sterker geworden dan de wil om zich te begeven in een relatie met anderen. Die anderen zouden ook weer weg kunnen gaan en hem weer alleen achter kunnen laten, net als vroeger… en dat nooit meer.

Het is al half december. Straks wordt het Kerst. Al langere tijd denkt Daan na over vroeger, thuis. Er is veel gebeurd de laatste jaren. Hij is nu vijfentwintig. Wat hij vroeger bijna voor onmogelijk had gehouden is toch gebeurd. Hij is heel gelukkig getrouwd. Dat besluit had hij niet zo maar durven nemen. Er waren toen veel vragen bij hem opgekomen. Kan ik mij wel helemaal aan iemand toevertrouwen? Durf ik wel een relatie aan te gaan? Zal ik niet weer in de steek gelaten worden? In de familie zijn er al zoveel huwelijken stukgelopen en er is haat en nijd ontstaan. Is zo'n toekomst voor mij wel weggelegd? Ben ik wel geschikt voor een huwelijk?

Angstige vragen waren opgekomen. Maar tegelijkertijd was er ook wel iets verrassends gekomen. Want Laura, zijn vrouw, komt uit een warm en liefdevol gezin. Daan had dit bij de eerste kennismaking met haar ouders al direct gemerkt. Die eerste avond was er een hartelijke sfeer waarbij de wat nerveuze Daan al gauw op zijn gemak werd gebracht.

Er was enkele jaren tevoren nog iets anders gebeurd. Vrienden hadden hem meegenomen naar een kerk. Anderen hadden met hem over het Evangelie gesproken en hem in aanraking gebracht met de liefde van God. Ze hadden hem uitgelegd dat hij zijn leven aan de Here Jezus kon overgeven en dat je alleen door een waar geloof in Christus een nieuw mens wordt. Het had wel enige tijd geduurd voordat dit tot hem doordrong. Overgeven aan God, aan Christus? Je geeft jezelf toch niet over? Je knokt toch altijd voor jezelf? Mensen zijn er altijd op uit om van jou gebruik te maken als ze dat goed uitkomt, maar vertrouwen kun je niemand. Je moet zorgen dat je op tijd weg bent. Dat je ze altijd een slag voor blijft. Dat je niet het slachtoffer wordt van hun oneerlijkheid en hun bedrog. Je kunt niemand helemaal vertrouwen. Je kunt je helemaal aan niemand toevertrouwen. Als God dat van hem zou vragen is dat onmogelijk. Hij wist wel beter. Hij weet als geen ander hoe alles teleur kan stellen, hoe mensen je in de steek kunnen laten. Ze laten je immers vallen als een baksteen als je niet meer bruikbaar voor ze bent. Liefde? Dat is een woord, meer niet.

Nooit iets van gemerkt. Liefde van God, onvoorwaardelijke liefde van de Here Jezus? Hij hoorde het zijn nieuwe vrienden zeggen. Nou ja, vrienden. Echte vriendschap was het eigenlijk ook niet. Want ook vrienden konden weer tegenvallen. Dus vriendschap bestaat ook als woord, maar niet echt. Achter zijn muur van bescherming hadden zijn vrienden ook nooit gekeken. Ze hadden er geen toegang en ze wisten niet eens van het bestaan ervan. Maar hij had wel iets geproefd van hun genegenheid. Ze waren anders. Ze gunden hem het levensgeluk dat ze zelf hadden gevonden in Christus. Langzaam was het doorgedrongen, dat de Here Jezus ook voor hem naar deze aarde was gekomen. Hij had ook zijn zonden en smarten gedragen op kruis.

Langzaam was het doorgedrongen dat er wel echte liefde bestond. Hij had een Bijbel gekocht en ging erin lezen. Hij had gelezen over het lijden en sterven van Jezus aan het kruis. Verlaten van vrienden en bekenden had hij daar gehangen in volstrekte eenzaamheid en verlatenheid. Het had erop geleken alsof hij iets voelde van solidariteit met een verlaten Jezus. Die verlatenheid was een diep knagend gevoel van binnen. Dat had hij meegenomen vanuit zijn jongste kinderjaren. Hij herkende dat voor het eerst bij zichzelf toen hij las over het lijden van Jezus. Er was iemand die beleefd heeft wat diep van binnen knaagde: de verlatenheid. Moeder was steeds weggegaan en teruggekomen, totdat ze definitief was weggegaan. Vader was gebleven, maar hij was er niet voor Daan geweest. Als hij thuis was kwam er vaak die negatieve kritiek, de harde veroordeling, de kwetsende woorden. Daan had zich er tegen leren verweren en de woorden ketsten af tegen zijn muur van bescherming, die hij had opgebouwd.

Maar nu hij zag dat Jezus dwars door dit alles was heengegaan in zijn smartelijk lijden leek alles ineens anders. Hij was ontdekt aan zichzelf. Hij keek even in de spiegel van herkenning in het gelaat van Jezus. Maar op een dag had het dieper gereikt dan die herkenning. Daan was erachter gekomen dat Christus voor zijn zonden was gestorven aan dat kruis. Hij had ook zijn zonden op zich genomen. Hij zag iets van zichzelf. Hij had een levensfilosofie ontwikkeld waarin hij elk respect voor anderen had verloren. Hij had zichzelf verscholen achter zijn muur van bescherming. Onbewust had hij een strategie van overleven ontwikkeld, waarbinnen voor anderen geen plaats was. Maar het leek alsof Jezus tot achter die muur was gekomen en Zichzelf aan hem had aangeboden. Dieper nog, alsof Hij had gezegd: geef het aan Mij over. Je redt het niet met je eigen overlevingsstrategie. Je komt er niet met manipulatie van anderen om die anderen steeds een slag voor te blijven uit angst dat ze je zullen overtroeven, overheersen en vervolgens vernederen.

Vrees niet, Daan, geef jezelf aan Mij over, zei Jezus. Dat was hem op een avond te machtig geworden. De kracht van die liefde had hem overmand. Een moment was hij ontwapend, gebroken in eigen kracht. Nooit eerder was het hem overkomen, maar hij moest achter de muur vandaan komen. Aan de liefdevolle hand van Jezus werd hij erachter weggehaald en in het open veld geplaatst. Nu moest hij kiezen. Maar dat was niet moeilijk meer. Die wondervolle Jezus van de Bijbel, die op hem afgekomen was in onvoorstelbare liefde en genade was hem te veel geworden. Er waren tranen gekomen, toen heeft hij zichzelf aan de Heiland der liefde uitgeleverd. Alles was toen nieuw geworden. Hij mocht in de Gemeente van Christus opgebouwd worden in het geloof. Hij mocht worden gedoopt na belijdenis van zijn geloof in het volbrachte werk van de Here Jezus, ook voor hem. Hij was een kind van God geworden en had de volle zekerheid daarvan gekregen.

Diezelfde liefde van Christus had hij gevonden in~ broeders en zusters in de Gemeente en diezelfde liefde had hij gevonden in het gezin van Laura. Echte liefde, die niets terug vroeg, die onvoorwaardelijk was en waaraan je jezelf kon toevertrouwen. Dat was zo nieuw voor hem dat er een tijd van gewenning moest volgen om dat helemaal te kunnen begrijpen. Samen met zijn Laura mocht hij hierin verder groeien. Ook de toewijding aan Laura en haar liefde moest hij onvoorwaardelijk leren aanvaarden om ook onvoorwaardelijke liefde te kunnen teruggeven aan haar. Maar dat lukte, dat ging allemaal goed en van tijd tot tijd stond Daan versteld van zoveel zegeningen.

Het wordt straks weer kerstfeest. God gaf zijn eigen Zoon aan deze wereld om ons te verzoenen met Hem door het wegnemen van onze zonden en verkeerde dingen. Wat had Daan dat concreet ontvangen. Hij dacht aan zijn moeder, die hij al die jaren niet meer had gezien. Waar zou ze wonen? Zou ze nog wel eens aan haar zoon denken? Daan durfde die vraag niet goed onder ogen te zien en schoof hem direct ter zijde. Zo vaak had hij eraan gedacht dat het na zoveel zegeningen in zijn eigen leven nog wel eens goed kon komen met moeder. Moeder? Het leek zo'n vreemd woord geworden. Ze was een vreemde vrouw voor hem geworden. Contact zoeken? Hoe zou dat moeten? Zou hij het durven? Laura had ook al eens gezegd dat het tijd wordt daaraan te gaan denken. Ze was heel begripvol geweest. Ze wilde bij hem niets forceren. Maar nu moet hij er steeds aan denken.

Dan doet Daan de eerste stap en vindt bij bekenden van vroeger het adres en telefoonnummer van moeder. Hij legt het weg in een la van zijn bureau. Enkele dagen later vertelt hij Laura dat hij het telefoonnummer heeft. Ze praten erover. Daan raakt bevreesd voor de gedachte aan de eerste confrontatie. Er is zoveel gebeurd. Er zijn zoveel harde woorden gevallen. Er was zoveel haat geweest aan zijn kant. Ja, die was verbleekt in de afgelopen tijd. Er was veel meer iets van bewogenheid voor moeder gekomen. Veel meer was het besef doorgedrongen dat zij geleden moet hebben onder de harde en grove woorden en de vernederingen van vader, die hij zelf ook altijd had ondergaan. Hij moet dat niet gezien hebben in zijn tienerjaren. Zij moet er bijna aan onderdoor gegaan zijn.

Dat is niet te dragen geweest voor haar. Hij was iets van het leed gaan begrijpen, dat zij ondergaan moet hebben in de jaren van haar ongelukkige huwelijk. Ze had niets gehad om op terug te vallen. Haar enige zoon was ook ontstellend grof geweest in zijn woorden en in zijn houding jegens haar. Ze had alleen gestaan, ze moet hard geworden zijn in die jaren dat ze voortdurend werd gekwetst en vernederd. Die moeite had haar tot een weerbare vrouw gemaakt, die had geleerd met harde woorden terug te slaan als 't moest. En dat moest heel vaak. Daan herinnerde zich die harde woorden.

Nu hij zelf volwassen was geworden en vooral omdat hij de genade van God zo rijk had mogen ervaren, was er begrip gekomen voor moeder. Dat begrip was gaandeweg gegroeid tot mededogen. In dat mededogen was er ook een schuldgevoel meegekomen. Hij had haar ook laten vallen. Hij was haar enige zoon, maar hij stond helemaal aan vaders kant. Zo jong als hij was, had zij afstand moeten nemen van haar eigen zoon. Die zoon had een keuze gemaakt, tegen haar. Kan hij haar nu onder ogen komen? Zou ze hem aanvaarden? Wat zou ze zeggen als hij haar opbelde? Wat moest hij zeggen? Zouden ze woorden kunnen vinden om uitdrukking te geven aan hun gevoelens? Of zou ze hem afwijzen en de telefoon ophangen. misschien een vloek en de telefoon erop smijten? Daan durfde er niet aan te denken. Laura had gezegd dat, al zou zoiets gebeuren, dat niet erg is. Het zou begrijpelijk zijn. Een zo plotselinge confrontatie na zoveel jaren, waarin ze zelf had moeten genezen van al die kwetsuren, met een zoon, die haar tot vijand was geworden, is ook bijna onverdragelijk. Laura had een goed idee. Hij zou haar een lieve kaart sturen en zeggen wanneer hij zou bellen. Maar nu nog niet. Eerst nog even er over nadenken.

Maar nu was het er toch van gekomen. De kaart was enkele dagen geleden al verzonden. Vanavond zal hij bellen. Het is half acht. Nog een uur, want het afgesproken tijdstip is half negen. Hij had geen trek in eten gehad. Hij zag er als een berg tegenop. Misschien hadden we het nog uit moeten stellen. Maar dan is het zo ver. Bij het intoetsen van het telefoonnummer trilde zijn handen. De telefoon ging over, een snelle blik naar Laura, die met een glans in haar ogen hem even een aanmoediging leek te geven. Aan de andere kant klonk haar naam, dezelfde stem, herkende hij onmiddellijk. Met Daan. Hij hoorde het zichzelf zeggen. Het klonk hees, het was geen goede toon, alsof hij 't nog niet echt meende of niet durfde menen. Hij moest wat wegslikken. Hij durfde niet meer naar Laura te kijken. Ze kwam niet naast hem zitten. Ze zat verder af, tegenover hem, alsof ze bedoelde: dit moet jij doen, ik kan niet meegaan. Je moet hier alleen doorheen. Het leek alsof ze zei: Toe maar, ga maar verder. Maar aan de andere kant bleef het stil. Het leek uren te duren voordat haar stem opnieuw klonk. Nu hees en bevend: Daan, m'n jongen... ben jij 't? Weer een onhandige stilte. Dan zegt Daan: ik dacht ik zal maar eens bellen. 't Is lang geleden, hè? Tranen rollen over zijn wangen. Moeder, aan de andere kant, kan even niets meer zeggen. Daan hervindt zich en stelt voor een afspraak te maken om naar haar toe te komen, samen met Laura. Moeder zegt: wat zou dat geweldig zijn. Drie dagen later stappen Daan en Laura over de drempel bij Daans moeder.

Ze zei: Jongen, je bent een echte man geworden. Dit had ik nooit durven dromen. Schuchter omhelst Daan dat stukken kleinere vrouwtje met angst in haar ogen voor dit grootse moment. Muren van verzet, van hardheid, van verbittering en teleurstelling leken aan beide kanten ineen te storten in die ene omhelzing van verzoening. Laura stond er stilletjes bij. Na de onhandige momenten van ontreddering en ontroering reikt ze Daan het grote boeket bloemen aan voor zijn moeder dat ze al die tijd achter haar rug had gehouden. Ze praten veel bij koffie en gebak. Daan vraagt om vergeving over zijn verkeerde houding, zijn verbittering, zijn woorden van vroeger. Hij vertelt over zijn geloof in de Here Jezus. Moeder weet niet goed hoe te reageren.

Laura zegt: Over drie dagen is het Kerstfeest. Zou u het fijn vinden om bij ons te komen? Dan maken we er een mooie dag van. Het kerstdiner werd een feestdiner. Een moeder kreeg haar zoon. Daan las het Kerstevangelie aan de feestelijk gedekte tafel. Bij het kaarslicht klonken zijn woorden als tot zijn moeder: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk ten deel zal vallen: U is heden de Heiland geboren, Christus, de Here. In de verte luidt de kerkklok.

schrijver niet bekend