Ik ben fout geweest!
Eén van de grootste bemoedigingen voor christenen is dat de Bijbel vol staat met mensen die gefaald hebben in hun leven, gezondigd, gelogen, gemoord, gehuicheld hebben en noemt u maar op. Zelfs de grootste mensen in de Bijbel zien we als falende en zondige schepsels, net als wijzelf. Wij zouden ze allang terzijde hebben geschoven en aan anderen uitgelegd hebben hoe slecht zij zijn. Maar de belangrijkste les is: God heeft ze niet afgeschreven! Ze werden gebruikt, nadat ze werden vergeven, hersteld en toegerust voor Gods werk. Sommigen vinden we zelfs genoemd in Gods eregalerij. Maar het begint met: Ik ben fout geweest!
Een les!
Abraham, de vader van alle gelovigen genoemd, kon zeggen: Door mijn leugens werd mijn vrouw misbruikt door Farao in Egypte en moest Gods oordeel komen over dat land waardoor velen omkwamen. Ik heb gefaald om op Gods bescherming te vertrouwen en dacht het met leugens op te lossen. Ik ben fout geweest!
Sara kon zeggen: Omdat ik niet op de Here vertrouwd had, zette ik mijn man Abraham aan tot hoererij met mijn slavin Hagar, wat leidde tot ernstige conflicten, haat en vernedering (Genesis 16). Ik ben fout geweest!
David kon zeggen: Door gemene trucs heb ik een generaal laten ombrengen om zijn vrouw te kunnen nemen. Terwijl ik alles had, in een paleis woonde in een leven van voorspoed en overvloed, heb ik geluisterd naar de lusten van mijn lijf en de influisteringen van de duivel, zodat ik ten val kwam. Ik werd een leugenaar en een moordenaar. Ik ben fout geweest!
En zo kunnen we doorgaan. We komen deze falende mensen overal in de Bijbel tegen. God verdoezelt hun zonden niet, maar in Zijn grote genade heeft Hij hen vergeven en hersteld in Zijn dienst. Hun leven werd een boodschap. Een boodschap van de falende mens en de genadige God. De Bijbel zegt: 'Genadig en barmhartig is de HERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid' (Psalm 145:8). Dit woord van David staat in schril contrast met Davids bede: 'Laat mij niet vallen in de hand der mensen' (2 Samuël 24:14).
David wist hoezeer de mensen geneigd zijn tot oordelen en veroordelen, zodat de zondaar dáár geen schijn van kans heeft op herstel en genezing. Er zijn vele pijnlijke voorbeelden te noemen van deze bittere werkelijkheid onder ons. Toch staat er bij de belofte van de Here Jezus, dat we Zijn getuigen zullen zijn als we de Heilige Geest ontvangen (Handelingen 1:8). Elke ware christen mag geloven dat de Heilige Geest in zijn hart woont. En als gevolg daarvan zullen zij getuige zijn van de opgestane Heiland. Dat kan niet anders.
Maar als we anderen gaan vertellen wat Gods genade in ons leven betekent, moeten we dat ook serieus en consciëntieus doen. We moeten met ons getuigenis geen leugens vertellen, want dat is zomaar gedaan. Ons diepste motief, ook in het getuigen van Gods genade in ons leven, kan zijn om onszelf mooier en vromer voor te doen dan de werkelijkheid is. Dan deugt ons motief tot getuigen niet, maar ook ons getuigenis is vals. Dat is erg!
Ons geloof staat bij alles centraal. We groeien van geloof tot geloof. Er is een opgaande geloofslijn in het leven van elke ware gelovige. Daarom mogen wij er ook zeker van zijn dat ons leven een boodschap uitdraagt, eerst zónder woorden en dan ook mèt woorden. Als christenen een werelds leven leiden, dan is dat leven hun getuigenis. Dan zien de mensen een falend christenleven en komen ze tot de ontdekking dat het predicaat 'christen' niet veel voorstelt. Als we echter een dagelijkse wandel met de Here hebben, zullen we groeien in geloof en in karakter. Er staat een prachtige opsomming van Petrus in de Bijbel, die ons kan helpen onszelf eens kritisch onder de loep te nemen: 'Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht, door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde (jegens allen)' (2 Petrus 1:5-7).
Deze bijna principiële opsomming van de verschillende facetten van het christenleven geeft veel praktische handvatten. In de eerste plaats mogen we hier direct aan voorafgaand lezen dat we deel hebben gekregen aan Gods natuur (vers 4). Om díe reden, vanwege dát geweldige feit, door de Here Jezus Christus mogelijk geworden en door de Heilige Geest werkelijkheid geworden, mogen we deze opsomming ter harte nemen en er uit leren leven.
We zijn christen geworden en dat betekent dat we door onze christelijke levenswandel invloed uitoefenen op anderen. Ons leven wordt een boodschap! Door deze 'deugdelijke' levenswandel gaan we ook meer kennis krijgen van Christus. We gaan zien dat de Geest het uitwerkt, ons leidt tot het Woord en dat Woord voor ons opent. Zo wordt kennis van het Woord ook inzicht in het geheimenis van Christus (Efeziërs 3:4). Dat geheimenis gaat verder dan verstandelijke of theologische kennis. Het leven met Christus wordt in ons tot een innerlijke ervaring van het hart, die verder gaat dan woorden kunnen zeggen. Dan kunnen zelfbeheersing en volharding zichtbaar worden in ons leven, ook als de levensweg moeilijk is, als we door anderen worden weggezet, gekwetst, pijngedaan en vernederd.
De weg van het lijden is de weg die de Geest gebruiken wil om ons bruikbaar te maken in de dienst van God. We leren om onszelf niet te verdedigen, we trekken ons aan wat anderen aan kritiek op ons hebben en gaan na of ze misschien wel eens gelijk kunnen hebben. We kunnen dan verbeteringen aanbrengen en we hebben er onze winst mee gedaan. We leren te volharden in de weg van Gods tucht in ons leven en brengen alles steeds bij Hem in onze binnenkamer. In die weg, die een lijdensweg kan zijn die niemand begrijpt en die misschien ook niemand aan je ziet, kan de Here dingen aan je duidelijk maken. Misschien ook dingen tonen in je leven die je zelf nooit eerder hebt gezien.
Hoeveel mannen weten niet van moeite in hun huwelijk en gezin, dreigende echtscheiding en vervreemding van hun eigen kinderen? Vluchten in het werk bleek een zinloze optie. Vaak gaat het op het werk ook nog fout. Niet eerder dan dat je inziet dat je houding naar je gezin en naar je vrouw fout is, blijft alles bergafwaarts gaan. De oplossing is om tot inzicht te komen, waarna de erkenning komt: Ik ben fout geweest! Dan komt er ruimte om vergeving aan je vrouw te vragen, aan je kinderen, of ook nog aan anderen. Uiteindelijk moet het ook leiden tot het uitvinden van je motieven van waaruit je hebt gehandeld. Alleen als je bij het diepste motief komt, kan er echte levensverandering plaatsvinden. Deze hele opsomming geldt natuurlijk ook voor een vrouw.
De grote vraag aan onszelf is de vraag naar het motief, de innerlijke oorzaak van mijn verkeerde handelwijze, waardoor ons leven een antigetuigenis wordt. Als een dief niet ziet dat de innerlijke zonde van de hebzucht het motief was van de diefstal, dan blijft de mogelijkheid dat hij het later weer doet. Als hij echter afrekent met het motief - en dat motief, namelijk de hebzucht, is voor de wet niet strafbaar, daar kan alleen de Geest bij komen - dan is er de garantie van een blijvende en diepe verandering!
Vooral in evangelische kringen is er een zekere traditie van het belijden van zonden aan elkaar. En dat is op zich een Bijbels gegeven. Er zijn wel speciale diensten belegd waarin dat plaatsvond. Men had verkeerd gehandeld, belijdt dat publiekelijk en vraagt om vergeving. Dat zijn de mooiste dingen die er onder christenen kunnen plaatsvinden. Maar wat helaas vaak achterwege blijft, is de belijdenis van het motief van waaruit men die verkeerde dingen heeft gedaan.
Door de acties van mensen is veel mooi werk van God vernietigd of minstens zwaar beschadigd. Later blijkt men de dwaasheid van die verwoestende acties te hebben ingezien of is men er door anderen van overtuigd. Dan volgt gelukkig soms de erkenning van fouten en de vraag om vergeving. Niet zelden blijft echter de belangrijkste vraag, namelijk die naar het motief van de verkeerde handelingen, achterwege. Dat kan jaloezie, haat, verbittering of trots zijn. Komen die dingen niet in het zicht van degene die schuld belijdt, dan ligt herhaling in een later stadium erg voor de hand, hoe oprecht die belijdenis ook is geweest.
De belijdenis 'Ik ben fout geweest' moet vanuit die diepe overtuiging komen dat innerlijke, zondige krachten, die behoren bij de zondaarsnatuur, de oorzaak zijn. Het is juist het bijzondere werk van de Heilige Geest om die diepst verborgen zondetrek te brengen in de dood van Christus. Dat kan een mens zelf niet, maar hij moet wel instemmen en meewerken met de inwonende Geest (Romeinen 8:13).
Zo alleen wordt de belijdenis 'Ik ben fout geweest' de weg tot het nieuwe en volmaakte leven in Christus door de Heilige Geest! Dan gaat de Here een bijzonder en blijvend herstel geven en staan wij opnieuw verwonderd van Zijn grote genade!
Feike ter Velde
Een les!
Abraham, de vader van alle gelovigen genoemd, kon zeggen: Door mijn leugens werd mijn vrouw misbruikt door Farao in Egypte en moest Gods oordeel komen over dat land waardoor velen omkwamen. Ik heb gefaald om op Gods bescherming te vertrouwen en dacht het met leugens op te lossen. Ik ben fout geweest!
Sara kon zeggen: Omdat ik niet op de Here vertrouwd had, zette ik mijn man Abraham aan tot hoererij met mijn slavin Hagar, wat leidde tot ernstige conflicten, haat en vernedering (Genesis 16). Ik ben fout geweest!
David kon zeggen: Door gemene trucs heb ik een generaal laten ombrengen om zijn vrouw te kunnen nemen. Terwijl ik alles had, in een paleis woonde in een leven van voorspoed en overvloed, heb ik geluisterd naar de lusten van mijn lijf en de influisteringen van de duivel, zodat ik ten val kwam. Ik werd een leugenaar en een moordenaar. Ik ben fout geweest!
En zo kunnen we doorgaan. We komen deze falende mensen overal in de Bijbel tegen. God verdoezelt hun zonden niet, maar in Zijn grote genade heeft Hij hen vergeven en hersteld in Zijn dienst. Hun leven werd een boodschap. Een boodschap van de falende mens en de genadige God. De Bijbel zegt: 'Genadig en barmhartig is de HERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid' (Psalm 145:8). Dit woord van David staat in schril contrast met Davids bede: 'Laat mij niet vallen in de hand der mensen' (2 Samuël 24:14).
David wist hoezeer de mensen geneigd zijn tot oordelen en veroordelen, zodat de zondaar dáár geen schijn van kans heeft op herstel en genezing. Er zijn vele pijnlijke voorbeelden te noemen van deze bittere werkelijkheid onder ons. Toch staat er bij de belofte van de Here Jezus, dat we Zijn getuigen zullen zijn als we de Heilige Geest ontvangen (Handelingen 1:8). Elke ware christen mag geloven dat de Heilige Geest in zijn hart woont. En als gevolg daarvan zullen zij getuige zijn van de opgestane Heiland. Dat kan niet anders.
Maar als we anderen gaan vertellen wat Gods genade in ons leven betekent, moeten we dat ook serieus en consciëntieus doen. We moeten met ons getuigenis geen leugens vertellen, want dat is zomaar gedaan. Ons diepste motief, ook in het getuigen van Gods genade in ons leven, kan zijn om onszelf mooier en vromer voor te doen dan de werkelijkheid is. Dan deugt ons motief tot getuigen niet, maar ook ons getuigenis is vals. Dat is erg!
Ons geloof staat bij alles centraal. We groeien van geloof tot geloof. Er is een opgaande geloofslijn in het leven van elke ware gelovige. Daarom mogen wij er ook zeker van zijn dat ons leven een boodschap uitdraagt, eerst zónder woorden en dan ook mèt woorden. Als christenen een werelds leven leiden, dan is dat leven hun getuigenis. Dan zien de mensen een falend christenleven en komen ze tot de ontdekking dat het predicaat 'christen' niet veel voorstelt. Als we echter een dagelijkse wandel met de Here hebben, zullen we groeien in geloof en in karakter. Er staat een prachtige opsomming van Petrus in de Bijbel, die ons kan helpen onszelf eens kritisch onder de loep te nemen: 'Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht, door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde (jegens allen)' (2 Petrus 1:5-7).
Deze bijna principiële opsomming van de verschillende facetten van het christenleven geeft veel praktische handvatten. In de eerste plaats mogen we hier direct aan voorafgaand lezen dat we deel hebben gekregen aan Gods natuur (vers 4). Om díe reden, vanwege dát geweldige feit, door de Here Jezus Christus mogelijk geworden en door de Heilige Geest werkelijkheid geworden, mogen we deze opsomming ter harte nemen en er uit leren leven.
We zijn christen geworden en dat betekent dat we door onze christelijke levenswandel invloed uitoefenen op anderen. Ons leven wordt een boodschap! Door deze 'deugdelijke' levenswandel gaan we ook meer kennis krijgen van Christus. We gaan zien dat de Geest het uitwerkt, ons leidt tot het Woord en dat Woord voor ons opent. Zo wordt kennis van het Woord ook inzicht in het geheimenis van Christus (Efeziërs 3:4). Dat geheimenis gaat verder dan verstandelijke of theologische kennis. Het leven met Christus wordt in ons tot een innerlijke ervaring van het hart, die verder gaat dan woorden kunnen zeggen. Dan kunnen zelfbeheersing en volharding zichtbaar worden in ons leven, ook als de levensweg moeilijk is, als we door anderen worden weggezet, gekwetst, pijngedaan en vernederd.
De weg van het lijden is de weg die de Geest gebruiken wil om ons bruikbaar te maken in de dienst van God. We leren om onszelf niet te verdedigen, we trekken ons aan wat anderen aan kritiek op ons hebben en gaan na of ze misschien wel eens gelijk kunnen hebben. We kunnen dan verbeteringen aanbrengen en we hebben er onze winst mee gedaan. We leren te volharden in de weg van Gods tucht in ons leven en brengen alles steeds bij Hem in onze binnenkamer. In die weg, die een lijdensweg kan zijn die niemand begrijpt en die misschien ook niemand aan je ziet, kan de Here dingen aan je duidelijk maken. Misschien ook dingen tonen in je leven die je zelf nooit eerder hebt gezien.
Hoeveel mannen weten niet van moeite in hun huwelijk en gezin, dreigende echtscheiding en vervreemding van hun eigen kinderen? Vluchten in het werk bleek een zinloze optie. Vaak gaat het op het werk ook nog fout. Niet eerder dan dat je inziet dat je houding naar je gezin en naar je vrouw fout is, blijft alles bergafwaarts gaan. De oplossing is om tot inzicht te komen, waarna de erkenning komt: Ik ben fout geweest! Dan komt er ruimte om vergeving aan je vrouw te vragen, aan je kinderen, of ook nog aan anderen. Uiteindelijk moet het ook leiden tot het uitvinden van je motieven van waaruit je hebt gehandeld. Alleen als je bij het diepste motief komt, kan er echte levensverandering plaatsvinden. Deze hele opsomming geldt natuurlijk ook voor een vrouw.
De grote vraag aan onszelf is de vraag naar het motief, de innerlijke oorzaak van mijn verkeerde handelwijze, waardoor ons leven een antigetuigenis wordt. Als een dief niet ziet dat de innerlijke zonde van de hebzucht het motief was van de diefstal, dan blijft de mogelijkheid dat hij het later weer doet. Als hij echter afrekent met het motief - en dat motief, namelijk de hebzucht, is voor de wet niet strafbaar, daar kan alleen de Geest bij komen - dan is er de garantie van een blijvende en diepe verandering!
Vooral in evangelische kringen is er een zekere traditie van het belijden van zonden aan elkaar. En dat is op zich een Bijbels gegeven. Er zijn wel speciale diensten belegd waarin dat plaatsvond. Men had verkeerd gehandeld, belijdt dat publiekelijk en vraagt om vergeving. Dat zijn de mooiste dingen die er onder christenen kunnen plaatsvinden. Maar wat helaas vaak achterwege blijft, is de belijdenis van het motief van waaruit men die verkeerde dingen heeft gedaan.
Door de acties van mensen is veel mooi werk van God vernietigd of minstens zwaar beschadigd. Later blijkt men de dwaasheid van die verwoestende acties te hebben ingezien of is men er door anderen van overtuigd. Dan volgt gelukkig soms de erkenning van fouten en de vraag om vergeving. Niet zelden blijft echter de belangrijkste vraag, namelijk die naar het motief van de verkeerde handelingen, achterwege. Dat kan jaloezie, haat, verbittering of trots zijn. Komen die dingen niet in het zicht van degene die schuld belijdt, dan ligt herhaling in een later stadium erg voor de hand, hoe oprecht die belijdenis ook is geweest.
De belijdenis 'Ik ben fout geweest' moet vanuit die diepe overtuiging komen dat innerlijke, zondige krachten, die behoren bij de zondaarsnatuur, de oorzaak zijn. Het is juist het bijzondere werk van de Heilige Geest om die diepst verborgen zondetrek te brengen in de dood van Christus. Dat kan een mens zelf niet, maar hij moet wel instemmen en meewerken met de inwonende Geest (Romeinen 8:13).
Zo alleen wordt de belijdenis 'Ik ben fout geweest' de weg tot het nieuwe en volmaakte leven in Christus door de Heilige Geest! Dan gaat de Here een bijzonder en blijvend herstel geven en staan wij opnieuw verwonderd van Zijn grote genade!
Feike ter Velde