Imra - “…vast in Uw Woord”

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 7
In de Hebreeuwse taal van het Oude Testament komen woorden en uitdrukkingen voor die uitsluitend in poëzie worden gebruikt. Tot deze exclusief dichterlijke woordengroep behoort het begrip ‘imra’ (woord), afgeleid van het werkwoord ‘amar’ (zeggen). Als afleiding van deze stam is de grondbetekenis van ‘imra’: woord, spraak, uitspraak, gezegde; maar afhankelijk van gebruik en context betekent ‘imra’ ook: dankzegging, gebed, toezegging, belofte, gebod, leer, onderricht.

Psalm 119
Dit puur dichterlijke woord ‘imra’/gezegde heeft een eigen plaats in Psalm 119, de psalm die als loflied op Gods Woord bekend staat als ‘torapsalm’. Deze lof- en wijsheidspsalm bezingt in allerlei toonaarden de geestelijke rijkdom en schoonheid van Gods onvolprezen Woord. En dan te bedenken dat de psalmist een man in diepe nood was, zoals duidelijk in zijn psalm naar voren komt: “Mijn ziel kleeft aan het stof… druipt weg van verdriet…” “Zie mijn ellende en help mij…” (verzen 25,28,153). Maar juist in alle moeite en verdriet ervaart hij de vertroosting, kracht en bemoediging van Gods Woord waaraan hij zich vastklampt. Dát is zijn troostvolle thema te midden van lijden en smart.

In zijn lofpsalm op het Godswoord gebruikt de psalmist een achttal verschillende termen die elk één aspect van de Heilige Schrift vermelden en beschrijven. Hierbij komt 19 keer het woord ‘í­mra’ voor in zijn diversiteit aan betekenisaspecten. Opvallend is het dat in deze psalm ‘imra’ altijd gebruikt wordt met betrekking tot de Here God (waarbij het bezittelijk voornaamwoord ‘Uw’ wordt aangewend). “Uw ‘imra’/Woord/uitspraak/gebod verborg ik in mijn hart…” deelt de psalmist ons mee en voegt er aan toe: “…opdat ik tegen U niet zou zondigen…” (vers 11). In deze praktisch geestelijke les kan ‘imra’ ook worden opgevat in de zin van ‘opdracht/gebod’.
“Maak mijn voetstappen vast in Uw ‘imra’/woord/leer…” (vers 133) is een gebed om geestelijke leiding, om niet door zonde geleid en geregeerd te worden, maar vast op Gods weg te blijven gaan; hierbij heeft ‘imra’ ook de betekenis van gids. De psalmist belijdt dat hij van dwalen mocht overgaan naar het onderhouden van Gods ‘Imra’/Woord/gebod ten leven (vers 67). Dit in tegenstelling tot de mensen die Gods ‘imra’/belofte/leer/uitspraak niet wensen te bewaren (vers 158). De psalmist ziet dit en lijdt hieraan met een bewogen hart. Zijn bewogenheid raakt en leert ook ons!
Gods Woord ondersteunt en doet leven: “Ondersteun mij naar Uw ‘imra’/belofte/toezegging zodat ik leef…” (vers 116). Gods ‘imra’/woord bevat voor de gelovigen Zijn belofte (verzen 38,58,76,82,140,162). We horen dat in de bede: “Bevestig Uw ‘imra’/belofte/woord aan Uw dienaar…” en “…doe mij leven naar Uw ‘imra’/belofte…”
De omgang met Gods ‘imra’/Woord leert ons ontdekken dat deze ‘zoet’ is, meer dan honing (vers 103). Het geeft ons leven (verzen 50,116,154) en heil (verzen 41,170) en is daarom al onze aandacht en bestudering al in de vroege morgen waard! (verzen 148).

Gods ‘Imra’ beproefd zuiver
Nadat David door de Here was gered van zijn vijanden prees hij Gods ‘imra’/Woord dat hem betrouwbaar en louter was gebleken (2Sam. 22:3 = Ps. 18:31). Ook Jozef had in Egypte de beproefde reinheid van Gods ‘imra’/rede ontdekt (Ps. 105:19), evenals de spreukendichter Agur (Spr. 30:5). Gods zuiver en betrouwbaar gebleken ‘imra’/belofte/Woord biedt onderricht en leiding (vgl. Deut. 32:2). Ook wij worden opgeroepen ons door dat zuivere Godswoord te laten leiden en onderwijzen. Ons spreken tot God in gebed kan ook worden aangeduid als ‘imra’: “Ik roep U aan… want U verhoort mij, God… hoor mijn ‘imra’/gebed…” (Ps. 17:6).
Wat een voorrecht in zwakte, onzekerheid en moeite te mogen bidden: “…maar mijn voetstappen vast in Uw ‘Imra’/Belofte-woord …”

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk