J.C. Ryle: Geloof in het licht van de Geest

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 4
Wie eenmaal een boek van John Charles Ryle (1816-1900) heeft gelezen, kan het niet nalaten op zoek te gaan naar meer van deze vroegere bisschop van de Engelse kerk te Liverpool (Engeland). Hij schrijft over de geestelijke armoede van de doorsnee Bijbellezer, die niet verder komt dan de oppervlakte. Het ontbreekt aan dieper gaande Schriftstudie. “Wat we nodig hebben is een grotere kennis van Jezus Christus, als levende Persoon, een levende Priester, een levende Medicijnmeester, een levende Vriend, een levende Verlosser, die spoedig Wederkomen zal.” Zijn verhaal.

“Als ik iets kan bijdragen aan het respect voor Christus en Zijn Woord, zal ik werkelijk dankbaar en tevreden zijn”, zegt J. C. Ryle in één van zijn boeken. En daarmee is de man getypeerd. Dóór en dóór in het Woord van God, verlangend het uit te dragen, het heil van anderen op het oog hebbend. De moeite waard om deze man en zijn boodschap te leren kennen. Leen van Valen, die veel studie heeft gemaakt over de opwekkingen in o.a. Engeland en Wales schrijft over J. C. Ryle o.a. dit:

Ryle’s eerste preek was al typerend voor zijn latere preken. Hij preekte over de tekst ‘En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester, zeg het’ (Luc. 7:40). Hij begon zo: ‘Ik weet niet wie u bent. Ik weet niet of u oud of jong, rijk of arm, geleerd of ongeleerd bent. Ik weet alleen dat u een kind bent van Adam en een ziel heeft te verliezen of te laten redden. Daarom zeg ik: “Hoor naar mij! Ik heb u wat te zeggen!”
Het was vooral zijn drijfveer om de massa van het volk, dat van het Evangelie was vervreemd, te bereiken. Hij had geen sociale of zoetsappige boodschap waarbij de mensen met een beroep op Gods liefde in slaap werden gesust. Het centrale thema van zijn prediking was de noodzaak van de wedergeboorte. Ryle noemt vijf kenmerken van het Evangelische geloof: 1) het absolute gezag van de Bijbel, 2) de diepte van de zondigheid en verdorvenheid van de mens, 3) het werk van Christus, 4) de hoge plaats aan werk van de Heilige Geest in het hart en 5) het belang van uiterlijk en zichtbaar worden van de Heilige Geest in het leven van de mens.


Deze dingen ademen de boeken van Ryle uit. Een diep ontzag voor de Schrift, die hij gelovig en vooral ook ‘devotioneel’ uitlegt. Wel dogmatisch, maar het dogma is bij hem slechts het geraamte van het christelijk geloof. Als je alleen maar gelooft naar de letter van het kerkelijk leer ken je het léven, het christenleven zélf nog niet. De Geest van God is absoluut nodig voor een ware bekering. Een mens kan zichzelf niet verlossen, zichzelf niet uit de kuil (aan zijn haren) optrekken. Daar heeft hij hulp bij nodig. Elke ware gelovige zal toegeven dat zijn behoudenis niet uit hemzelf kwam, maar dat het de grote Herder der schapen was, die hem in zijn verlorenheid heeft gezocht en… gevonden. We staan in onze christelijke wereld zo snel klaar om elkaar de oren te wassen. Reformatorische christenen tegen evangelische christenen en andersom en ook onderling, in de eigen kerk, gemeente of denominatie, worden elkaars opvattingen bestreden. Dat zijn de verderfelijke krachten van het vlees - van de zondige mens - die ons daartoe aanzetten. Ik herinner me een mevrouw die tijdens een congres vond dat evangelische christenen zulke simpele, ongeletterde mensen waren. “Zij studeren niet, zoals wij gereformeerden”, vond ze. Dat vond ook een gereformeerde broeder, die op bezoek was in de evangelische gemeente van mijn neef. Hij was er nooit eerder geweest. Mijn neef vroeg hem na afloop hoe hij het had gevonden. Wel, hij vond dat de mensen wel wat simpel waren, maar de preek was goed. Mijn neef vroeg wat hij deed in het leven. Hij was bleek onderwijzer te zijn. Ze praatten nog wat verder en de gast vroeg: “Wat doet u eigenlijk voor werk?” “Ik werk in het ziekenhuis”, zei mijn neef. “O, en wat doet u daar?”, vroeg hij door. “Ik ben chirurg”, antwoordde mijn neef. Het was even pijnlijk stil. “Maar ik hoop dat u hier nog eens terugkomt, leuk u ontmoet te hebben. Er is koffie.” Dat was het einde van een goed gesprek; kort maar veelzeggend.

We belijden te geloven in God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Maar wat zegt dat? We kunnen een goede belijdenis hebben in onze kerk, we kunnen die uit ons hoofd opzeggen, maar wat werkt het uit in ons leven. Het is juist de Heilige Geest, die op de Pinksterdag is gekomen, die ons wil leren het christenleven te leven. Ryle stelt indringende vragen en wat zijn daarop onze antwoorden? Natuurlijk hebben we de rechte belijdenis, belangrijk, maar dat bedoelt hij niet. Wat betekent de Geest in ons dagelijks leven? Hoe eren we de Heilige Geest? Is Hij niet veeleer onderwerp van heftige theologische debatten en van verkettering van broeders en zusters? Wat is dat een droefenis voor de Geest; dat uitgerekend Hij, die ons het Leven kwam brengen, het Opstandingsleven van Christus (Rom 8:11), dat Hij van die ruzies onder ons de oorzaak en het onderwerp is. Hij, de Geest, is het die tot de Gemeente spreekt (o.a. Op. 2:7), ook vandaag, maar we horen zijn stem niet of nauwelijks. Het lijkt erop alsof de Geest niet boven ons gekrakeel uit kan komen. We zijn zo druk met onze eigen waarheden, dat de Bijbelse waarheden daaraan ondergeschikt zijn geraakt. Dat zou ons met grote schrik moeten vervullen. Alleen van de Heilige Geest wordt gezegd dat zondigen tegen Hem oorzaak is van eeuwige verlorenheid (Marc. 3:29-30)! We krijgen soms achter elkaar krantenartikelen van predikanten en kerkleden over de grote waarheden van de kerk en de misvattingen van anderen, maar nergens lezen over het grote werk van de Heilige Geest in het leven van de Gemeente en in het hart van elke ware Schriftgelovige. Wat zijn we ver weggeraakt bij God en Zijn kostbaar Woord! Maar we zien het niet meer en daarom doen we er niets aan. Het zou ons tot een nood moeten worden, maar dat doet het niet. Wie de boeken van Ryle uit de 19e eeuw leest, ziet de nood van onze 21e eeuw scherp.

God de Vader verkoos ons, de Zoon verzoende en verloste ons, maar de Geest past dat in ons leven toe. Zonder Hem zouden we als christenen niet kunnen bestaan. Laten we daarom altijd alert zijn op mensen die het werk van de Geest proberen weg te praten of te theologiseren. Er is ook (vaak?) prediking die het werk van de Geest vervangt, bijv. door doop, avondmaal of kerkelijk lidmaatschap - al of niet actief. Is er niet een wijdverbreide gedachte dat het luidruchtig zingen van nieuwe liederen - al of niet met de handen in de lucht - een bewijs is van de aanwezigheid van de Heilige Geest? Let wel: ik heb niets tegen nieuwe liederen en niets tegen uitwendige blijken van vreugde bij het zingen van de liederen, bijv. door de handen op te heffen naar de hemel. Dat deden de priesters al in het oude Israël, hoeveel te meer wij! Maar het kan gauw worden tot een ‘zó zijn onze manieren’ en ‘kijk mij, hoe vervuld ik ben met de Geest’. We moeten onze diepste motieven altijd weer tegen het Licht van de Geest houden.

De Geest is het die ons doet leven in de liefde, in de liefde van God! Die liefde is niet altijd op zoek naar de splinter in het oog van de ander, maar toont ons de balk in eigen oog. Hij brengt ons in de ware ootmoed, niet de geveinsde, want die bestaat ook. We kunnen bijna alles namaken en napraten in het christelijke leven. Daarom zegt de wereld zo vaak dat christenen huichelaars zijn. Het wordt scherp gezien door niet-gelovigen of gelovigen écht zijn. De Geest doet ons dagelijks hongeren naar het Woord van God - dat is een belangrijk teken van de Geest in ons: het Woord. Als we de Bijbel alleen maar gebruiken om na het eten even te lezen omdat dat zo hoort en de rest van de week blijft de Bijbel in de boekenkast, dan is er weinig of geen geestelijk leven in ons. Leven groeit en groeien behoeft voedsel. Er is behoefte te groeien in de kennis van de Here Jezus - door het Woord. Dat is wat de Geest begint te doen in het leven van een gelovige. De intimiteit met God wordt een dagelijks behoefte, een noodzaak. Dat gaat groeien en gaat vrucht dragen. De binnenkamer wordt een heerlijke plek om te spreken tot en te luisteren naar God. De aanwezigheid van de Heiland in het bestaan van elke dag wordt onmisbaar!

Laten we in deze hectische tijden terugkeren naar de Schrift. Laten we de Here zoeken. Laten we ons hart open stellen voor de Heilige Geest van God, die ons leidt naar het Woord (daaraan onderkennen we Hem als Geest van God!). Laten we in de binnenkamer, meegenomen door Gods Geest, in hemelse sferen vertoeven om al de heerlijkheid van de Here Jezus te zien met geestelijke ogen en in deze wereld leven als de weerschijn van die heerlijkheid (2Kor. 3:18). John Charles Ryles leerde dat zijn tijdgenoten en wij hebben het hard nodig ook te leren!

Feike ter Velde