Johannes de Heer - 23 mei 1866-16 maart 1961

Henk Schouten • 87 - 2011 • Uitgave: 5
Johannes de Heer was een markant persoon met een grote invloed op het kerkelijk gebeuren in ons land. Twee zaken springen daar in het bijzonder uit, het uitbrengen van de naar hem genoemde liederenbundel en het uitgeven van het blad dat u nu in handen hebt. Vooral echter was Johannes de Heer een bewogen evangelist met een, zeker voor die dagen, bijzonder inzicht in het profetisch woord. Al voor de Eerste Wereldoorlog sprak hij over de terugkeer van het Joodse volk naar het beloofde land.

Wie was Johannes de Heer?
Hij werd in Rotterdam geboren als zoon van een smid. Zijn moeder stierf toen hij ongeveer één jaar oud was. Johannes heeft begrepen dat zijn moeder een biddende vrouw was. Datzelfde mocht ook gezegd worden van de nieuwe moeder die Johannes als haar eigen kind behandelde. Johannes werd opgevoed in ‘oud gereformeerde stijl’.
Hoewel zijn vader hem graag in de smederij zag, was dit werk niet iets dat bij Johannes paste. Al snel bleek hij over muzikaal talent te beschikken en verlangde langs die weg carrière te maken. Die mogelijkheid werd hem gegeven en hij begint zijn maatschappelijke loopbaan als 13-jarige in de muziekhandel van de heer Lichtenauer.

Zijn huwelijk
Op 30 oktober 1889 treedt hij in het huwelijk met Catharina Frederika Beindorff. Het jonge paar kende geluk, maar geestelijk gezien was er armoede. Met name de vraag naar de uitverkiezing had Johannes onverschillig gemaakt. “Als ik toch uitverkoren moet zijn, ga ik nog wat van de wereld genieten.”
Er daalt een ernstige tragiek over het leven van het jonge paar. Er wordt een dochtertje geboren, daarna een zoon. Deze zoon sterft binnen negen maanden en daarna wordt ook hun dochtertje ziek. Zij sterft op 4 jarige leeftijd. Deze gebeurtenissen zijn diepingrijpend in het leven van Johannes de Heer, “in ons huis en hart was een grote leegte gekomen, die door niets van deze wereld kon aangevuld worden; zo werden de hemelse dingen als balsem voor het hart.”

Zevende-dags adventisten
De droeve dingen bewerkten een verlangen naar het woord van God. Niet meer het schaakspel, maar Bijbelstudie vult het leven van Johannes. Hij werd onverzadigbaar voor geestelijke spijze. Deze honger werd gevoed met studie en bijeenkomsten met zevende-dags adventisten en met de stadsevangelisatie Jeruël te Rotterdam. Op een zondagavond in 1896 knielt Johannes neer en bidt ongeveer de volgende woorden: “Heer, ik wens een kind van u te worden. Er zijn er die zeggen, dat ik het maar eenvoudig moet geloven, en Uw Woord zegt ook dat we eenvoudig moeten geloven. Welnu, Heer, dan geloof ik nu, dat Jezus Christus ook mijn Verlosser en Zaligmaker is.” De volgende dag bleek alles voor Johannes anders, zijn hart jubelde. Op den duur kon deze nieuwe blijdschap niet verborgen blijven.
Na verloop van tijd heeft Johannes afscheid genomen van de zevende-dags adventisten. Hij legt een verklaring af van deze verandering in een brochure ‘Waarom ik op zaterdag niet meer gesloten ben’.

De zangbundel
In 1904 begint Johannes met activiteiten die uiteindelijk zullen leiden tot het uitgeven van de bekende bundel. Daarbij speelt de tekst uit 1 Koningen 5:9 een sleutelrol: ‘ik zal het op vlotten overzee doen voeren’. Een op het oog onbegrijpelijk tekst, later komt deze tekst op een heel bijzondere wijze terug in het leven van Johannes. Op 17 februari 1905 ging hij naar Wales, waar een opwekking plaatsvond waarbij Evan Roberts een belangrijke rol speelde. Tijdens een bijeenkomst in Wales gebeurde er iets, ik citeer Johannes: “Terwijl alles om mij heen een goddelijke voortgang had en niemand iets bespeurde, zie ik plotseling dat er vlak tegenover mij, op de witte muur in vlammende letters iets geschreven wordt, op dezelfde wijze als dat bij lichtreclames geschiedt, als de ene vurige letter na de andere verschijnt en een woord of zin vormt…” Na ongeveer twee jaar leest Johannes hier op deze bijzondere wijze de bovengenoemde tekst. De spijze die Johannes ‘op vlotten’ mag meenemen naar Holland krijgt vorm in de ons bekende bundel.

Het Zoeklicht
Johannes de Heer begint zich, als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, meer en meer te verdiepen in het profetische woord. Hij ervaart ook dat mensen toegankelijker worden voor het evangelie, juist vanwege de onzekere tijden. Zo begint hij te spreken over ‘tekenen der tijden’. In die periode wordt hij ernstig ziek en zal door een zwakke gezondheid nog regelmatig geplaagd worden. Het houdt hem niet af van inzet voor het werk en hij werkt mee aan het blad Maran-Atha. Wanneer in datzelfde blad echter artikelen verschijnen waar hij niet mee kan instemmen, maakt hij zich weer los van deze activiteit.
In juni 1919 plaatst hij advertenties en kondigt een nieuw christelijk blad aan, een tijdschrift dat om de twee weken verschijnt onder de naam Het Zoeklicht. Hierop komen ongeveer 5000 aanvragen binnen, het eerste nummer verschijnt 1 juli 1919. In eerste instantie wordt het blad gratis meegegeven bij andere christelijke bladen en daarop komen nog eens 6000 aanvragen. Ons blad mag zich tot op vandaag verheugen in een groot lezerspubliek met nog altijd dezelfde doelstelling als waar destijds mee werd begonnen. Onze redacteuren en gastschrijvers zetten zich met dezelfde liefde en bewogenheid in en altijd klinkt door het werk, dat Johannes de Heer als opdracht van de Here God heeft gekregen, het woord ‘Maranatha’, de Here zal zeker komen.

Henk Schouten