Krachtig gebed maakt machtig voor God
Gebed heeft de ongelofelijke kracht om God te beïnvloeden, om Zijn bedoelingen te stuiten en te veranderen. Door het gebed van een rechtvaardige kan het onheil van Zijn kracht worden afgewend en het heil van Zijn kracht worden aangewend. We zijn getuige van de mogelijkheid én de noodzaak van gebed in de volgende voorbeelden uit de Heilige Schrift, waar we zien hoe het gebed van Gods heiligen een keer brengt in Gods plannen. In Genesis lezen we dat Abraham zich tot God wendt, wanneer Abimeleks huis door God met onvruchtbaarheid geslagen wordt: ‘Toen bad Abraham tot God en God genas Abimelek en zijn vrouw en zijn slavinnen, zodat zij baarden. De Here had namelijk elke moederschoot in Abimeleks huis toegesloten ter oorzake van Sara, de vrouw van Abraham’ (Gen. 20:17-18).
Israëls godslastering en afgoderij, ten tijde dat zij het gouden kalf maakten en zich ervoor neerbogen, zijn vreselijke overtredingen, die de toorn van God bijna doen ontbranden. En aan Mozes maakt Hij Zijn plan bekend om het zondige volk te vernietigen. Maar Mozes bidt, onversaagd en blijft veertig dagen en nachten bidden. Hij schrijft over zijn gebedsworsteling: ‘Ik wierp me ter aarde voor de HEER, net als de eerste keer en bleef veertig dagen en nachten zo liggen, zonder iets te eten of te drinken. Dat was omdat u zo zwaar gezondigd had: u had gedaan wat slecht is in de ogen van de HEER en Hem daarmee getergd. Ik vreesde de toorn van de HEER, want Hij was zo kwaad op u dat Hij u wilde uitroeien. Maar ook ditmaal gaf Hij mij gehoor. Ik heb toen in het bijzonder voor Aäron gebeden, want ook hem wilde de HEER doden, zo groot was Zijn woede’ (Deut. 9:18-20).
Abraham en Mozes weten te bidden en hoe ze moeten zegevieren in het gebed. Zij zijn overtuigd dat Gods oor altijd open is voor de roep van Zijn kinderen. Wie bekend is met God, verbaast zich niet over Zijn antwoorden, omdat gevraagd wordt wat overeenstemt met Zijn wil. Gebed heeft een machtige werking en God stelt nooit teleur wie op Hem zijn hoop en vertrouwen stelt. Misschien laat het antwoord op zich wachten, maar het gebed van een gelovige mist nooit zijn doel. Het zijn biddende heiligen ‘die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen’ (Hebr. 11:33-34). <
Kijk eens wat Jakobus over Elia zegt: ‘Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten’ (Jak. 5:16-18).
Is het, gezien de wolk van getuigen rondom ons, niet vreemd dat wij in het gebed verslapt zijn? Waarom bidden we niet of nauwelijks? Wat belemmert ons om te bidden? Het is een van satans meest sluwe listen, om het beste door het goede te vernietigen. Taken en plichten zijn goed, maar wij zijn er zo van vervuld dat zij het beste verdringen. Door gebed wordt de citadel voor God in bezit gehouden, maar als de satan het gebed weet te verzwakken, dan slaagt hij in zijn boze opzet. Want sterft het gebed, dan valt de citadel. Satan is bovenal geïnteresseerd in het pad naar onze gebedsruimte. Hij wil niets liever dan dat wij er gras over laten groeien. Want een lege gebedsruime betekent dat de gelovige, in geestelijke zin, werkeloos is, of, wat nog erger is, dat hij eigen baas is geworden en godsdienst doet in een andere naam dan die van God en ter ere van zichzelf.
Een rustige plek, een gelovig hart en alle tijd om te bidden, dat is wat we nodig hebben, wil ons gebedsleven (op-)bloeien. Driemaal daags knielen en bidden met dankzegging tot God, zoals eertijds geschiedde (zie Dan. 6:11) is hart en ziel van religie en maakt mensen zoals Daniël van ‘uitnemende geest’ (Dan. 5:12) en ‘zeer bemind’ (Dan. 10:11) in de hemel. In zijn meest intense vorm kan de grootsheid van gebed niet bestaan zonder geestelijke discipline, omdat het de hele mens insluit. Daarom is bidden hard werken en in onze geestelijke traagheid en zwakte staan wij beschaamd tegenover deze veeleisende en verterende inspanning. In het Oude Testament wordt gebed vaak worstelen genoemd. Het gaat om strijd en bekwaamheid en krachtige, uitputtende inspanning. In het Nieuwe Testament worden termen als inspannen, vurig en worstelen gebruikt, om aan te geven dat als men zich intens inspant moeilijkheden worden overwonnen.
We moeten voor God uit onze binnenkamer leven, als wij God in onze binnenkamer willen ontmoeten. We moeten Gods wil doen in ons leven, als wij Gods oor willen hebben in onze binnenkamer. We moeten luisteren naar Gods stem in het openbaar, als we willen dat God naar onze stem luistert onder vier ogen. We kunnen niet tot God bidden, als we niet voor God leven. Het uitdrukkelijk bevel van Christus: ‘Waakt en bidt’ (Matt. 26:41), is ook voor ons. Onze handel en wandel moeten zo zijn dat wij onze binnenkamer kunnen betreden in de kracht van een waakzaam leven. In vroeger tijden werd aan predikers de opdracht gegeven om te prediken met hun leven, of helemaal niet te prediken. En dat is een opdracht voor christenen alom, om te bidden door hun leven of helemaal niet te bidden.
Er is niets dat ons gebedsleven zo vitaal houdt, als de diepe overtuiging dat we in gebed tot Gód naderen, bij Gód pleiten, aan Gód vragen. Dat maakt het werkelijk en eerbiedig. Zulk gebed helpt God en de mens. Gods koninkrijk wordt erdoor bevorderd en de mens ontvangt er het grootste goed door. Gebed kan alles doen wat God kan doen. Het is te betreuren dat wij dit niet geloven zoals wij zouden behoren te doen en het niet op de proef stellen.
In het verleden hebben biddende mensen overwinningen voor God behaald en Zijn koninkrijk zelfs middenin het kamp van Zijn vijanden helpen vestigen. Voor onze tijd is het niet anders, er geldt geen andere voorwaarde voor succes. Deze eeuw heeft geen wet die de noodzaak of kracht van gebed buiten werking stelt - geen vervanging waarmee hetzelfde bereikt kan worden. Biddende mensen beveiligen de gemeente tegen het materialisme dat al haar plannen en beleid aantast en dat haar hartenbloed verkalkt. Daarmee bedoel ik, dat er een geheime en vergiftigde insinuatie rondgaat, dat de kerk niet meer zo afhankelijk zou zijn van puur geestelijke krachten als eertijds het geval was, dat de tijden en de omstandigheden zijn veranderd en zij hetzelfde zou kunnen bereiken met andere middelen.
Alleen biddende handen kunnen bouwen voor God. Zij zijn Gods machtigen op aarde, Zijn meesterbouwers. Voor het overige mogen ze behoeftig zijn, maar met de worstelingen en overwinningen van een eenvoudig geloof, zijn zij machtig voor God. Kerkleiders mogen begiftigd zijn met al het andere, maar zonder deze grootste gift van allemaal, zijn zij als de tempel zonder de heilige tegenwoordigheid en heerlijkheid, op wiens altaren de hemelse vlam is gedoofd.
Om ons heen is een wereld verloren in zonde, boven ons een gewillige God die kan redden. Het is onze taak om de brug te bouwen die hemel en aarde verbindt en gebed is het machtige instrument hiertoe. Spurgeon heeft gezegd: ‘Wanneer een dominee tevreden kan zijn zonder bekeringen, dan zal hij ook geen bekeringen hebben’. En zo komt die oude dringende oproep tot ons: ‘Bidt, broeders en zusters, bid!’.
E.M. Bounds
Vertaald door Herman de Heus
Israëls godslastering en afgoderij, ten tijde dat zij het gouden kalf maakten en zich ervoor neerbogen, zijn vreselijke overtredingen, die de toorn van God bijna doen ontbranden. En aan Mozes maakt Hij Zijn plan bekend om het zondige volk te vernietigen. Maar Mozes bidt, onversaagd en blijft veertig dagen en nachten bidden. Hij schrijft over zijn gebedsworsteling: ‘Ik wierp me ter aarde voor de HEER, net als de eerste keer en bleef veertig dagen en nachten zo liggen, zonder iets te eten of te drinken. Dat was omdat u zo zwaar gezondigd had: u had gedaan wat slecht is in de ogen van de HEER en Hem daarmee getergd. Ik vreesde de toorn van de HEER, want Hij was zo kwaad op u dat Hij u wilde uitroeien. Maar ook ditmaal gaf Hij mij gehoor. Ik heb toen in het bijzonder voor Aäron gebeden, want ook hem wilde de HEER doden, zo groot was Zijn woede’ (Deut. 9:18-20).
Abraham en Mozes weten te bidden en hoe ze moeten zegevieren in het gebed. Zij zijn overtuigd dat Gods oor altijd open is voor de roep van Zijn kinderen. Wie bekend is met God, verbaast zich niet over Zijn antwoorden, omdat gevraagd wordt wat overeenstemt met Zijn wil. Gebed heeft een machtige werking en God stelt nooit teleur wie op Hem zijn hoop en vertrouwen stelt. Misschien laat het antwoord op zich wachten, maar het gebed van een gelovige mist nooit zijn doel. Het zijn biddende heiligen ‘die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen’ (Hebr. 11:33-34). <
Kijk eens wat Jakobus over Elia zegt: ‘Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten’ (Jak. 5:16-18).
Is het, gezien de wolk van getuigen rondom ons, niet vreemd dat wij in het gebed verslapt zijn? Waarom bidden we niet of nauwelijks? Wat belemmert ons om te bidden? Het is een van satans meest sluwe listen, om het beste door het goede te vernietigen. Taken en plichten zijn goed, maar wij zijn er zo van vervuld dat zij het beste verdringen. Door gebed wordt de citadel voor God in bezit gehouden, maar als de satan het gebed weet te verzwakken, dan slaagt hij in zijn boze opzet. Want sterft het gebed, dan valt de citadel. Satan is bovenal geïnteresseerd in het pad naar onze gebedsruimte. Hij wil niets liever dan dat wij er gras over laten groeien. Want een lege gebedsruime betekent dat de gelovige, in geestelijke zin, werkeloos is, of, wat nog erger is, dat hij eigen baas is geworden en godsdienst doet in een andere naam dan die van God en ter ere van zichzelf.
Een rustige plek, een gelovig hart en alle tijd om te bidden, dat is wat we nodig hebben, wil ons gebedsleven (op-)bloeien. Driemaal daags knielen en bidden met dankzegging tot God, zoals eertijds geschiedde (zie Dan. 6:11) is hart en ziel van religie en maakt mensen zoals Daniël van ‘uitnemende geest’ (Dan. 5:12) en ‘zeer bemind’ (Dan. 10:11) in de hemel. In zijn meest intense vorm kan de grootsheid van gebed niet bestaan zonder geestelijke discipline, omdat het de hele mens insluit. Daarom is bidden hard werken en in onze geestelijke traagheid en zwakte staan wij beschaamd tegenover deze veeleisende en verterende inspanning. In het Oude Testament wordt gebed vaak worstelen genoemd. Het gaat om strijd en bekwaamheid en krachtige, uitputtende inspanning. In het Nieuwe Testament worden termen als inspannen, vurig en worstelen gebruikt, om aan te geven dat als men zich intens inspant moeilijkheden worden overwonnen.
We moeten voor God uit onze binnenkamer leven, als wij God in onze binnenkamer willen ontmoeten. We moeten Gods wil doen in ons leven, als wij Gods oor willen hebben in onze binnenkamer. We moeten luisteren naar Gods stem in het openbaar, als we willen dat God naar onze stem luistert onder vier ogen. We kunnen niet tot God bidden, als we niet voor God leven. Het uitdrukkelijk bevel van Christus: ‘Waakt en bidt’ (Matt. 26:41), is ook voor ons. Onze handel en wandel moeten zo zijn dat wij onze binnenkamer kunnen betreden in de kracht van een waakzaam leven. In vroeger tijden werd aan predikers de opdracht gegeven om te prediken met hun leven, of helemaal niet te prediken. En dat is een opdracht voor christenen alom, om te bidden door hun leven of helemaal niet te bidden.
Er is niets dat ons gebedsleven zo vitaal houdt, als de diepe overtuiging dat we in gebed tot Gód naderen, bij Gód pleiten, aan Gód vragen. Dat maakt het werkelijk en eerbiedig. Zulk gebed helpt God en de mens. Gods koninkrijk wordt erdoor bevorderd en de mens ontvangt er het grootste goed door. Gebed kan alles doen wat God kan doen. Het is te betreuren dat wij dit niet geloven zoals wij zouden behoren te doen en het niet op de proef stellen.
In het verleden hebben biddende mensen overwinningen voor God behaald en Zijn koninkrijk zelfs middenin het kamp van Zijn vijanden helpen vestigen. Voor onze tijd is het niet anders, er geldt geen andere voorwaarde voor succes. Deze eeuw heeft geen wet die de noodzaak of kracht van gebed buiten werking stelt - geen vervanging waarmee hetzelfde bereikt kan worden. Biddende mensen beveiligen de gemeente tegen het materialisme dat al haar plannen en beleid aantast en dat haar hartenbloed verkalkt. Daarmee bedoel ik, dat er een geheime en vergiftigde insinuatie rondgaat, dat de kerk niet meer zo afhankelijk zou zijn van puur geestelijke krachten als eertijds het geval was, dat de tijden en de omstandigheden zijn veranderd en zij hetzelfde zou kunnen bereiken met andere middelen.
Alleen biddende handen kunnen bouwen voor God. Zij zijn Gods machtigen op aarde, Zijn meesterbouwers. Voor het overige mogen ze behoeftig zijn, maar met de worstelingen en overwinningen van een eenvoudig geloof, zijn zij machtig voor God. Kerkleiders mogen begiftigd zijn met al het andere, maar zonder deze grootste gift van allemaal, zijn zij als de tempel zonder de heilige tegenwoordigheid en heerlijkheid, op wiens altaren de hemelse vlam is gedoofd.
Om ons heen is een wereld verloren in zonde, boven ons een gewillige God die kan redden. Het is onze taak om de brug te bouwen die hemel en aarde verbindt en gebed is het machtige instrument hiertoe. Spurgeon heeft gezegd: ‘Wanneer een dominee tevreden kan zijn zonder bekeringen, dan zal hij ook geen bekeringen hebben’. En zo komt die oude dringende oproep tot ons: ‘Bidt, broeders en zusters, bid!’.
E.M. Bounds
Vertaald door Herman de Heus