Leven in de eindtijd…
Dat vráágt wat!
De snelle ontwikkelingen op onze aardbol bepalen ons steeds weer bij de tekenen van de tijd. Velen zijn daarin niet geïnteresseerd. Dat komt door onwetendheid of door een verkeerde theologie; trouwens die twee dingen hebben ook hun samenhang. Veel christenen op studiebijeenkomsten zeggen: “Waarom horen wij hier nooit over in onze eigen kerk?” De geestelijke honger naar meer is dan hartverwarmend. Maar voor diegenen, die deze dingen wel mogen kennen geldt de vraag: staan wij zelf wel in de volle waarheid van Gods Woord? Want kennis hebben van de eindtijd betekent ook heiligmaking en uitzien naar onze vereniging met de Here Jezus Christus. Laten we dus vooral ook ernst maken met onszelf en ons eigen leven, onze levenswandel. Wat vraagt dat?
Het laatste Bijbelboek, de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes, moet in deze eindtijd onze volle aandacht hebben. We moeten ons niet langer laten misleiden door theologische drogredenen, namelijk dat het een zó moeilijk boek is dat we het maar beter dicht kunnen laten. Die drogreden is té lang en door té veel mensen in de afgelopen eeuwen aan de kerk voorgehouden. Johannes was zelf een eenvoudige visserman op het Meer van Galilea en het werd aan hem gezegd en hij schreef het op. Er wordt bovendien bij vermeld dat zij die het voorlezen en zij die het horen zalig zijn (1:3) en… dat we de woorden van de profetie van dit Bijbelboek niet moeten verzegelen, omdat de tijd nabij is (22:10)! Wie zou er toch achter zitten, dat dit juist wel is gebeurd? Dat dit boek wel ‘theologisch’ werd dichtgetimmerd, verzegeld voor grote delen van de christelijke kerk? Zou het niet de duivel zelf kunnen zijn en geesten uit de afgrond, die ons steeds weer de Bijbel uit handen willen slaan?
Christenen en christelijke leiders zouden bij zichzelf te rade moeten gaan hoe het eigenlijk zit met hun eigen geloofsleven, hun geloof in de Bijbel en hun relatie met de levende God. Studenten in de theologie zouden het voortouw moeten nemen, want de tijd dringt. De meeste gesettelde predikanten staan onder de heerschappij van een kerkenraad, die - zei onlangs een predikant tegen mij - maar één doel voor zichzelf lijken te zien en dat is: alles te laten bij wat het altijd is geweest, ook de uitleg of liever het ontbreken van de uitleg over dat laatste Bijbelboek. Daarom is dit een eerste vereiste voor een ieder die op de kansel wil staan om de Schrift uit te leggen op zondagmorgen: wil ik de Bijbel zelf laten spreken en dat aan de Gemeente voorhouden, of wil ik de gemeente mijn theologische kaders opdringen en de Bijbel daarin gevangen houden?
Veel preken zitten vol met mooie, vrome woorden; vriendelijk en goedbedoelde troostwoorden voor mensen die troost nodig hebben, maar niemand komt dan verder in de zo belangrijke kennis van Gods Woord. Immers, dat Woord is toch een lamp voor onze voet en een licht op ons pad (Psalm 119:105) en de Bijbelse profetie is toch een lamp die schijnt in de duisternis van deze wereld? (2 Petrus 1:19)? Met hapklare brokjes pseudopsychologie en aaien over de bol is niemand in de kerk gebaat. Dat vinden we ook niet in de prediking van Jezus en de apostelen. Dat is altijd heldere taal, ontdekkend, confronterend, uitdagend en aanmoedigend om verder te studeren in Gods Woord, omdat er méér is. Nergens staat in de Bijbel bijvoorbeeld: “Wees voorzichtig en vraag vooral de geschoolde theoloog wat de profeet bedoelt, want die weet wel hoe het zit.”
Nu is er natuurlijk niets tegen de geschoolde theoloog, integendeel! Predikers behoren goed te zijn opgeleid in de fundamentele zaken die nodig zijn voor de uitoefening van hun werk. Maar de Here Jezus zelf koos eerst twaalf eenvoudige Galilese mannen uit om Zijn discipelen te worden. Later werd ook Paulus, de theoloog, toegevoegd. Maar juist deze theoloog zegt dat hij alles wat hij zich eigen gemaakt heeft moest loslaten, omdat het minder was dan bagger (Filippenzen 3:8). Het bleek kennelijk een verhinderende ballast, die de ware kennis van Christus - en daar horen Zijn woorden over de eindtijd, over Israël en de wederkomst bij! - in de weg staat. Dat moet voor ons allen toch veelzeggend zijn?
Maar nu moet het belangrijkste punt aan de orde komen: beseffen we wel dat het getuigenis van Jezus de geest der profetie is? (Openbaring 19:10).
Het gaat bij alle kennis van de profetie, die we mogen hebben, om de openbaring van de Here Jezus Christus, d.w.z. om het getuigenis van Hem door gelovigen die Hem kennen. Maar ook het getuigenis over Hem, zoals Hij Zichzelf openbaart in de Openbaring. Het is immers de openbaring van Jezus Christus. Het is wonderlijk dat de Bijbelvertalers er boven hebben gezet: Openbaring van Johannes. Dat moet natuurlijk zijn aan Johannes! Want het is de openbaring van Jezus Christus aan Johannes.
En dan staan er al direct in het begin de woorden: Genade en vrede zij u van Hem… (1:4). Een bekende groet in de tijd van het Nieuwe Testament. Voordat je begint aan dit Bijbelboek, voordat je je gaat verdiepen in het Profetisch Woord en in de dingen van Gods toekomst moeten genade en vrede je leven beheersen. Je moet doortrokken zijn van het Wezen en het werk van de Heilige Geest. Je moet in de praktijk van elke dag blijk geven en gegeven hebben, dat dit werkelijkheid is in je omgang met anderen: op je werk, in je gezin, in je kerk. Anders moet je je niet bezig houden met het de rest van dit Bijbelboek. Want dan wordt het kennis die opgeblazen maakt (1 Korintiërs 8:1). Laten we eerst maar allemaal stil worden bij deze woorden: genade en vrede zij u… van Hem! Hier ligt een drempel, dit is de poort tot de Openbaring. Als dit in ons leven niet aanwezig, of niet méér aanwezig is, of slechts als Bijbeltekst, als het niet in de praktijk blijkt, dan moet dat éérst anders worden. Dan moet er eerst bekering plaatsvinden en diepe verootmoediging. Anders dreigt er gevaar! Dan grijp je met vleselijke handen naar de heilige dingen van de levende God! Zo breng je vreemd vuur op het altaar (Leviticus 10:1)! Dan worden je werk en je boodschap beide een mislukking in de ogen van Hem die dwars door je heen kijkt, Die je diepste motieven kent van waaruit je denkt en handelt. Laten we ons stellen onder het heilige oordeel van de Here, voordat we nu verder gaan.
Stel, dat de redactie van ons blad, of een voorganger van een gemeente of een dominee van een kerk, tracht de hemelpoort binnen te gaan en de Here vraagt: “Wie ben je?” Je zegt: “Ja, maar Here, u kènt mij toch wel? Ik werkte voor Het Zoeklicht, of ik was voorganger, of ik was dominee, dat weet u toch wel? Ik heb toch gepreekt, geprofeteerd in uw naam, boze geesten uitgedreven in uw naam en vele krachten gedaan in uw naam. Alles in Uw naam hoor en niet uit mezelf! Dat weet u toch wel, Here?” En dat Hij dan zal zeggen: “Ik heb je nooit gekend; ga weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” (Matteüs 7:23). Wat dan?
Het is nu de tijd dat we onszelf onderzoeken. In deze tijd dat er zoveel aan de hand is onder christenen, die voor zichzelf heilig geloven dat ze echte christenen zijn. Ze hebben zich al zo vaak verheugd over mooie preken, ingestemd met de rechte theologie en de Bijbelse inzichten. En dan komen er problemen en moeilijkheden, dan gaat de Here een testprogramma in je leven plaatsen, om je te toetsen en te beproeven en… je valt door de mand! In de wirwar van de moeilijkheden zoek je een uitweg voor jezelf, je staat op je gelijk, je eist je rechten op, je verlaat je huwelijkspartner, je verraadt je broeder, je roddelt over de ander. Je maakt zwart, je breekt af, je richt verwoesting aan en alles met mooie woorden, versierd met vrome praat. Je merkte niet dat je geloofsleven al jaren lang wordt verziekt door cynisme, achterdocht of haat- en wraakgevoelens. Je merkte niet dat een demon al zo lang in je hart fluistert dat je de Bijbel dicht moet laten, want je hebt immers nú geen tijd. Je merkte niet dat dit nú nooit komt! En plotseling is het er: je huwelijk gaat kapot, je kinderen keren zich van je af, op je werk staan dingen op z’n kop, overal verwarring, onzekerheid en chaos en je staat er middenin. Je bent er al heel lang een wezenlijk onderdeel van. Maar dat zág je niet! Had je dat wel gezien dan was het zo ver niet gekomen. Hoe velen lopen er niet rond in verbittering, zitten misschien nog wel in de kerk op zondag, maar…
De geesten uit de afgrond zijn juist in deze eindtijd bezig christenen te verwarren in hun denken, zodat ze verwarrend gaan handelen. De duivel is de briesende leeuw, zoekend wie en wat hij verslinden zal. Dat weten we wel… als Bijbeltekst, maar we zijn zo vaak verblind voor wat hij allang onder ons doet. Onlangs was ik nog in een kleine plaats waar inmiddels al drie evangelische gemeenten zijn, die alle drie hetzelfde (zeggen) te geloven. Is de christenheid bezig aan haar ondergang… of is er nog hoop? Ja, alleen in oprechte verootmoediging voor de Here in de stilte van de binnenkamer, in gebed en bij een open Bijbel!
De snelle ontwikkelingen op onze aardbol bepalen ons steeds weer bij de tekenen van de tijd. Velen zijn daarin niet geïnteresseerd. Dat komt door onwetendheid of door een verkeerde theologie; trouwens die twee dingen hebben ook hun samenhang. Veel christenen op studiebijeenkomsten zeggen: “Waarom horen wij hier nooit over in onze eigen kerk?” De geestelijke honger naar meer is dan hartverwarmend. Maar voor diegenen, die deze dingen wel mogen kennen geldt de vraag: staan wij zelf wel in de volle waarheid van Gods Woord? Want kennis hebben van de eindtijd betekent ook heiligmaking en uitzien naar onze vereniging met de Here Jezus Christus. Laten we dus vooral ook ernst maken met onszelf en ons eigen leven, onze levenswandel. Wat vraagt dat?
Het laatste Bijbelboek, de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes, moet in deze eindtijd onze volle aandacht hebben. We moeten ons niet langer laten misleiden door theologische drogredenen, namelijk dat het een zó moeilijk boek is dat we het maar beter dicht kunnen laten. Die drogreden is té lang en door té veel mensen in de afgelopen eeuwen aan de kerk voorgehouden. Johannes was zelf een eenvoudige visserman op het Meer van Galilea en het werd aan hem gezegd en hij schreef het op. Er wordt bovendien bij vermeld dat zij die het voorlezen en zij die het horen zalig zijn (1:3) en… dat we de woorden van de profetie van dit Bijbelboek niet moeten verzegelen, omdat de tijd nabij is (22:10)! Wie zou er toch achter zitten, dat dit juist wel is gebeurd? Dat dit boek wel ‘theologisch’ werd dichtgetimmerd, verzegeld voor grote delen van de christelijke kerk? Zou het niet de duivel zelf kunnen zijn en geesten uit de afgrond, die ons steeds weer de Bijbel uit handen willen slaan?
Christenen en christelijke leiders zouden bij zichzelf te rade moeten gaan hoe het eigenlijk zit met hun eigen geloofsleven, hun geloof in de Bijbel en hun relatie met de levende God. Studenten in de theologie zouden het voortouw moeten nemen, want de tijd dringt. De meeste gesettelde predikanten staan onder de heerschappij van een kerkenraad, die - zei onlangs een predikant tegen mij - maar één doel voor zichzelf lijken te zien en dat is: alles te laten bij wat het altijd is geweest, ook de uitleg of liever het ontbreken van de uitleg over dat laatste Bijbelboek. Daarom is dit een eerste vereiste voor een ieder die op de kansel wil staan om de Schrift uit te leggen op zondagmorgen: wil ik de Bijbel zelf laten spreken en dat aan de Gemeente voorhouden, of wil ik de gemeente mijn theologische kaders opdringen en de Bijbel daarin gevangen houden?
Veel preken zitten vol met mooie, vrome woorden; vriendelijk en goedbedoelde troostwoorden voor mensen die troost nodig hebben, maar niemand komt dan verder in de zo belangrijke kennis van Gods Woord. Immers, dat Woord is toch een lamp voor onze voet en een licht op ons pad (Psalm 119:105) en de Bijbelse profetie is toch een lamp die schijnt in de duisternis van deze wereld? (2 Petrus 1:19)? Met hapklare brokjes pseudopsychologie en aaien over de bol is niemand in de kerk gebaat. Dat vinden we ook niet in de prediking van Jezus en de apostelen. Dat is altijd heldere taal, ontdekkend, confronterend, uitdagend en aanmoedigend om verder te studeren in Gods Woord, omdat er méér is. Nergens staat in de Bijbel bijvoorbeeld: “Wees voorzichtig en vraag vooral de geschoolde theoloog wat de profeet bedoelt, want die weet wel hoe het zit.”
Nu is er natuurlijk niets tegen de geschoolde theoloog, integendeel! Predikers behoren goed te zijn opgeleid in de fundamentele zaken die nodig zijn voor de uitoefening van hun werk. Maar de Here Jezus zelf koos eerst twaalf eenvoudige Galilese mannen uit om Zijn discipelen te worden. Later werd ook Paulus, de theoloog, toegevoegd. Maar juist deze theoloog zegt dat hij alles wat hij zich eigen gemaakt heeft moest loslaten, omdat het minder was dan bagger (Filippenzen 3:8). Het bleek kennelijk een verhinderende ballast, die de ware kennis van Christus - en daar horen Zijn woorden over de eindtijd, over Israël en de wederkomst bij! - in de weg staat. Dat moet voor ons allen toch veelzeggend zijn?
Maar nu moet het belangrijkste punt aan de orde komen: beseffen we wel dat het getuigenis van Jezus de geest der profetie is? (Openbaring 19:10).
Het gaat bij alle kennis van de profetie, die we mogen hebben, om de openbaring van de Here Jezus Christus, d.w.z. om het getuigenis van Hem door gelovigen die Hem kennen. Maar ook het getuigenis over Hem, zoals Hij Zichzelf openbaart in de Openbaring. Het is immers de openbaring van Jezus Christus. Het is wonderlijk dat de Bijbelvertalers er boven hebben gezet: Openbaring van Johannes. Dat moet natuurlijk zijn aan Johannes! Want het is de openbaring van Jezus Christus aan Johannes.
En dan staan er al direct in het begin de woorden: Genade en vrede zij u van Hem… (1:4). Een bekende groet in de tijd van het Nieuwe Testament. Voordat je begint aan dit Bijbelboek, voordat je je gaat verdiepen in het Profetisch Woord en in de dingen van Gods toekomst moeten genade en vrede je leven beheersen. Je moet doortrokken zijn van het Wezen en het werk van de Heilige Geest. Je moet in de praktijk van elke dag blijk geven en gegeven hebben, dat dit werkelijkheid is in je omgang met anderen: op je werk, in je gezin, in je kerk. Anders moet je je niet bezig houden met het de rest van dit Bijbelboek. Want dan wordt het kennis die opgeblazen maakt (1 Korintiërs 8:1). Laten we eerst maar allemaal stil worden bij deze woorden: genade en vrede zij u… van Hem! Hier ligt een drempel, dit is de poort tot de Openbaring. Als dit in ons leven niet aanwezig, of niet méér aanwezig is, of slechts als Bijbeltekst, als het niet in de praktijk blijkt, dan moet dat éérst anders worden. Dan moet er eerst bekering plaatsvinden en diepe verootmoediging. Anders dreigt er gevaar! Dan grijp je met vleselijke handen naar de heilige dingen van de levende God! Zo breng je vreemd vuur op het altaar (Leviticus 10:1)! Dan worden je werk en je boodschap beide een mislukking in de ogen van Hem die dwars door je heen kijkt, Die je diepste motieven kent van waaruit je denkt en handelt. Laten we ons stellen onder het heilige oordeel van de Here, voordat we nu verder gaan.
Stel, dat de redactie van ons blad, of een voorganger van een gemeente of een dominee van een kerk, tracht de hemelpoort binnen te gaan en de Here vraagt: “Wie ben je?” Je zegt: “Ja, maar Here, u kènt mij toch wel? Ik werkte voor Het Zoeklicht, of ik was voorganger, of ik was dominee, dat weet u toch wel? Ik heb toch gepreekt, geprofeteerd in uw naam, boze geesten uitgedreven in uw naam en vele krachten gedaan in uw naam. Alles in Uw naam hoor en niet uit mezelf! Dat weet u toch wel, Here?” En dat Hij dan zal zeggen: “Ik heb je nooit gekend; ga weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” (Matteüs 7:23). Wat dan?
Het is nu de tijd dat we onszelf onderzoeken. In deze tijd dat er zoveel aan de hand is onder christenen, die voor zichzelf heilig geloven dat ze echte christenen zijn. Ze hebben zich al zo vaak verheugd over mooie preken, ingestemd met de rechte theologie en de Bijbelse inzichten. En dan komen er problemen en moeilijkheden, dan gaat de Here een testprogramma in je leven plaatsen, om je te toetsen en te beproeven en… je valt door de mand! In de wirwar van de moeilijkheden zoek je een uitweg voor jezelf, je staat op je gelijk, je eist je rechten op, je verlaat je huwelijkspartner, je verraadt je broeder, je roddelt over de ander. Je maakt zwart, je breekt af, je richt verwoesting aan en alles met mooie woorden, versierd met vrome praat. Je merkte niet dat je geloofsleven al jaren lang wordt verziekt door cynisme, achterdocht of haat- en wraakgevoelens. Je merkte niet dat een demon al zo lang in je hart fluistert dat je de Bijbel dicht moet laten, want je hebt immers nú geen tijd. Je merkte niet dat dit nú nooit komt! En plotseling is het er: je huwelijk gaat kapot, je kinderen keren zich van je af, op je werk staan dingen op z’n kop, overal verwarring, onzekerheid en chaos en je staat er middenin. Je bent er al heel lang een wezenlijk onderdeel van. Maar dat zág je niet! Had je dat wel gezien dan was het zo ver niet gekomen. Hoe velen lopen er niet rond in verbittering, zitten misschien nog wel in de kerk op zondag, maar…
De geesten uit de afgrond zijn juist in deze eindtijd bezig christenen te verwarren in hun denken, zodat ze verwarrend gaan handelen. De duivel is de briesende leeuw, zoekend wie en wat hij verslinden zal. Dat weten we wel… als Bijbeltekst, maar we zijn zo vaak verblind voor wat hij allang onder ons doet. Onlangs was ik nog in een kleine plaats waar inmiddels al drie evangelische gemeenten zijn, die alle drie hetzelfde (zeggen) te geloven. Is de christenheid bezig aan haar ondergang… of is er nog hoop? Ja, alleen in oprechte verootmoediging voor de Here in de stilte van de binnenkamer, in gebed en bij een open Bijbel!