Mashiach (2)

Gieneke van Veen-Vrolijk • 83 - 2007 • Uitgave: 11
MASHIACH (2)



“… Deze is echt de Mashiach/Messias…”




Het Hebreeuwse woord ‘mashiach’ (= gezalfde) vraagt opnieuw onze aandacht. Wij zagen (in Het Zoeklicht 9/10) dat dit woord is afgeleid van de stam ‘mashach’ (= zalven). Met deze zalving werd iemand (priester, koning) of iets (in)gewijd voor een speciale functie en/of bediening die door God was bepaald. Deze zalving moet niet worden verward met het zalven of met olie insmeren als onderdeel van persoonlijke verzorging, waarvoor een ander werkwoord wordt gebruikt. Wij komen dit tegen in Ruth 3:3a: Deut. 28:40; 2 Sam. 14:2.

‘Mashach’/zalven houdt een cultische, symbolische zalving in, waarvoor speciale zalfolie werd gebruikt; deze mocht niet worden nagemaakt en nooit voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de speciale door God voorgeschreven zalving (Ex. 30:25-33; 37:29).

Die onvervangbare unieke zalfolie was symbool van Gods Heilige Geest. Hierdoor werd men bekrachtigd om God te dienen. Door deze heilige zalving werd de persoon/voorwerp ook geheiligd (Lev. 8:12, 30), dat is afgezonderd en gewijd aan de bijzondere door God gegeven bestemming. Mensen (alsook voorwerpen in Tabernakel en Tempel) die gezalfd waren, functioneerden niet langer als ‘gewoon’, maar moesten altijd functioneren overeenkomstig Gods bedoeling. Zo stond de gezalfde hogepriester als ‘Meshiach’ voortdurend in Gods dienst (Lev. 21:12).



Het Nieuwe Testament openbaart ons dat in de Here Jezus de oudtestamentische offer- en priesterdienst is vervuld. Hij, de lang verwachte ‘Mashiach’/Messias/Gezalfde, was voortdurend toegewijd aan het grote doel waarvoor Hij was bestemd vóór de grondlegging van de wereld: Zichzelf offeren als het Godslam (1Petr. 1:19, 20).

Daarom maakte Hij Zichzelf bekend als de ‘Mashiach’/Messias/Gezalfde toen Hij op een sabbatmorgen in de synagoge te Nazareth las: “De Geest van de Here HERE is op Mij omdat de HERE Mij gezalfd heeft… om de blijde boodschap aan de armen/nederigen te verkondigen… om de gebrokenen van hart te verbinden… om te troosten…” (Jes. 61:1-2).

Echter, in Nazareth werd Hij als ‘Mashiach’/Messias verworpen (Luc. 4:16-32). Men begreep en wilde Zijn blijde boodschap niet, zag niet in hoe zeer zij Hem als Heler, Verlosser, Trooster nodig hadden. De Nazareth-houding is zo actueel!



Maar ergens in veracht Samaritaans gebied woonde die volslagen eenzame vrouw. Vanwege haar levensstijl meed zij mensen, putte water op het heetst van de dag (Joh. 4). Juist dáár vond Jezus haar en toonde haar levensnood. Jezus’ aandacht voor de enkeling, de individuele mens die vastzit in zondige patronen van het leven raakte haar diep. Daardoor zag zij zichzelf met gebroken hart in zonde gevangen, roepend om Goddelijke troost.

Zij wist dat de ‘Mashiach’/Messias/Christus zou komen en geloofde Zijn antwoord: “Ik ben het…”. Dit maakte haar tot getuige “Komt… ziet… is Deze niet de ‘Machiach/Messias’?” (vers 25-30). Haar getuigenis droeg vrucht en veel Samaritanen geloofden! Zij was aanleiding dat velen tot Jezus kwamen en beleden: “Wijzelf hebben gehoord en weten dat Deze echt de ‘Meshiach’/Messias/Christus is, de Zaligmaker…” (vers 42).



En wij? Eens verloren zondaar. Wat doen wij als Gods ‘koninklijke priesterdom’? (1Petr. 2:9). Als verzegelden met de Geest der belofte (Ef. 1:13) mogen/moeten wij blijvend het getuigenis van de Samaritaanse vrouw voortzeggen: “Is Deze niet de ‘Mashiach’/Messias…?”



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk