Messiaanse profetie in de Psalmen: Psalm 22

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 19
Psalm 22 wordt vanouds de lijdenspsalm genoemd en werd door koning David geschreven. De Bijbel vertelt er niet bij waarom of wanneer hij die schreef, zoals bij Psalm 3 gebeurt. Uit de inhoud blijkt dat Psalm 22 niet op koning David zelf is toe te passen. Want vers 16 spreekt van sterven door de hand van vijanden en ook de verzen 16-19 beschrijven gebeurtenissen die David nooit zijn overkomen.
Duizend jaar later, als Jezus aan het kruis hangt, klinkt Psalm 22:2 weer. Nu als een bittere klacht van onze Heiland. Daarmee wordt duidelijk, dat Psalm 22 profetisch is. David spreekt namelijk niet over zichzelf, maar over de komende Messias! In feite spreekt Jezus door de mond van David. Vanuit die gedachte moeten we deze Psalm lezen.

Wilt u nu een Bijbel pakken en Psalm 22 opzoeken? Dan gaan we samen in vogelvlucht door de tekst heen.

Psalm 22 opent met: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten.
In Marcus 15:34 vinden we dezelfde woorden: ‘ELOI, ELOI, LAMA SABACHTHANI’ en daarmee schreeuwt Jezus Zijn diepe ellende en folterende pijn uit. Zo droeg Hij onze schuld en maakt Hij de weg vrij tot de Vader, voor allen die Hem volgen.

Vers 7: Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad en bij het volk veracht.
‘Ik ben een worm’; dat klinkt oneerbiedig? Het klopt echter wel: ‘Hij heeft zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis’ (Fil. 2:8) en: ‘Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht’ (Jes. 53:3).

Vers 8: Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd.
Dit vers wordt vervuld in Matteüs (27:39-40): ‘De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem: ‘Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen? Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!’

Vers 9: ‘Wend je tot de HEER! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden, hij houdt toch van je?’
Hier zijn het de schriftgeleerden en farizeeërs die deze profetie vervullen: ‘Hij heeft zijn vertrouwen in God gesteld, laat die hem nu dan redden, als hij hem tenminste goedgezind is. Hij heeft immers gezegd: Ik ben de Zoon van God’ (Matt. 27:43). ‘De leiders hoonden hem en zeiden: “Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!”’ (Luc. 23:35-39).

In vers 10-11 getuigt Jezus, dat de Almachtige het begin van alle leven is. De NBV zegt hier op schitterende wijze: Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op!

Vers 12: Blijf dan niet ver van mij, want de angst* is nabij.
Die angst was zo groot, dat Jezus bloed zweette: ‘Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels als bloed op de grond’ (Luc. 22:44).
(* Er staat nood, maar dat is een zwakke vertaling, angst is beter; als in 2 Koningen 19)

Vers 13: Een troep stieren staat om mij heen, buffels van Basan omsingelen mij,
‘Tegen de hogepriesters en tempelwachters en de oudsten van het volk die op hem afgekomen waren, zei hij: “Als tegen een misdadiger bent u uitgetrokken met zwaarden en knuppels?”’ (Luc. 22:52).

Vers 14: Roofzuchtige, brullende leeuwen sperren hun muil naar mij open.
‘Pilatus vroeg hun: “Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?” Allen antwoordden: “Aan het kruis met hem!” Hij vroeg: “Wat heeft hij dan misdaan?” Maar ze schreeuwden alleen maar harder: “Aan het kruis met hem!”’ (Matt. 27:22-23).

Vers 15a: Als water ben ik uitgegoten.
‘Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit’ (Joh. 19:34).

Vers 15b: Mijn gebeente valt uiteen.
Als iemand gekruisigd werd, werden zijn ledematen opgerekt en schoten armen en benen uit de kom.

Vers 16a: Mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
‘En om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: “Ik heb dorst”’
(Joh. 19:28).

Vers 16b: U legt mij neer in het stof van de dood. Eigenlijk staat er: U beschikt mij tot het stof van de dood.
Zo was het ook. Jezus Christus moest sterven om onze zonden te dragen.

Vers 17b: Zij hebben mijn handen en voeten doorboord.
Bij de kruisiging werden lange spijkers door zijn handen en voeten geslagen.

Vers 19: (Zij) verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel.
Ook hier een letterlijke vervulling: ‘Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren’ (Joh. 19:23a). En 24b: ‘Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.’’

Dan nadert Zijn einde en bidt hij: Vers 21: Bevrijd mijn ziel van het zwaard, mijn leven uit de greep van die honden*; Vers 22c: U geeft mij antwoord!
Dat wordt verhoord; ‘En Jezus riep met luide stem: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest.” Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit’ (Luc. 23:46).
(* Heidenen werden honden genoemd, Matteüs 15:26, dat zijn de Romeinen)

Het tweede deel van Psalm 22 slaat een heel andere toon aan. De profetie stapt over de kruisiging heen naar de Messiaanse toekomst. Die ligt ingebed in de Gemeente van Christus, die immers Zijn lichaam is. Vers 23: ‘Ik zal uw naam bekendmaken, u loven in de kring van mijn volk.’ Dit is een wat ongelukkige vertaling. Beter is: Ik zal Uw naam bekendmaken onder mijn verwanten, u loven in het midden van de gemeente.
Wel, ook die profetie werd naar de letter vervuld: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb’ (Matt. 28:19-20).

De laatste verzen zijn een jubelende zang over een onvervulde toekomst. Vers 28-30a: Overal, tot aan de einden der aarde, zal men de HEER gedenken en zich tot hem wenden. Voor u zullen zich buigen alle stammen en volken. Want het koningschap is aan de HEER, hij heerst over de volken. Wie op aarde in overvloed leven, zullen aanzitten en zich voor hem buigen.
Zo profeteert Jezus over het Messiaanse Rijk dat komt. Dan zal de gehele wereld God dienen en er zal vrede en geluk heersen.

Vers 30b-32: Ook zullen voor hem knielen wie in het graf zijn neergedaald, wie hun leven niet konden behouden. Een nieuw geslacht zal hem dienen en aan de kinderen vertellen van de Heer (= Jezus); aan het volk dat nog geboren moet worden zal het van zijn gerechtigheid verhalen: hij is een God van daden.
Met een rijke blik op de zalige toekomst sluit deze bijzondere psalm. Die toekomst betreft Israël en de Gemeente van Christus, want deze Psalm spreekt van de opstanding tot het eeuwige leven (wie in het graf zijn neergedaald).

Het sterven van Jezus Christus werd tot in detail voorzegd; ruim duizend jaar voordat het daadwerkelijk gebeurde! Dat geeft ons toch wel een groot vertrouwen dat de nog onvervulde profetie van Psalm 22 ook zal uitkomen.

Gert A. van de Weerd