Messiaanse profetie: Psalm 110

Gert van de Weerd • 86 - 2010 • Uitgave: 1
In de Statenvertaling vinden we als opschrift boven deze psalm: Belofte aan de Priesterkoning. Dat geeft precies aan wat de inhoud is. Een onvervulde belofte aan een groot koning, die tevens hogepriester zal zijn.
Psalm 110 is door koning David geschreven en zo neemt hij plaats tussen de profeten van het Oude Testament. Want Psalm 110 bevat onvervalste profetie, die pas in het Messiaanse Rijk tot volledige vervulling zal komen.


De psalm opent met een wonderlijke zin, die velen niet goed kunnen plaatsen.
Psalm 110:1a Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here.
Tot wie spreekt God; tot zichzelf? Dat is zeker niet het geval. Bepalen we ons bij de Hebreeuwse grondtekst, dan vinden we hier eerst het woord Jahweh (vertaald met HEREN) en daarna Adonai (Here). Het eerste woord is de persoonsnaam van God; Zijn meest heilige Naam. Het tweede, Adonai, betekent heerser, soeverein of machthebber. Dat kan op een koning duiden (als in 1 Koningen 1:36), maar ook op God in Zijn functie als bevelhebber van de hemelse legers (Jesaja 1:24). In sommige gevallen ziet Adonai op Jezus (als in Zacharia 6:5 en Maleachi 3:1). Dat is ook hier het geval. We lezen dus over een eeuwige en onwrikbare belofte van God aan Jezus Christus.

Psalm 110:1b Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.
Dat Here (Adonai) op Jezus Christus ziet, vinden we bevestigd in Matteüs 22:41-46:
‘Toen de Farizeeën bijeen waren, vroeg Jezus hun, zeggende: Wat dunkt u van de Christus? Wiens zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. Hij zeide tot hen: Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. Indien David Hem dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? En niemand kon Hem daarop iets antwoorden en evenmin durfde iemand van die dag af Hem meer iets vragen.’
Psalm 110 geeft ons een onthullend inzicht in Goddelijke profetie. Het eerste deel van vers 1b - Zet u aan mijn rechterhand - is reeds vervuld toen Jezus Christus voor onze zonden aan het kruis stierf. Dat vinden we beschreven in Marcus 16:19 ‘De Here [Jezus] dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.’
Het tweede gedeelte van Psalm 110:1bc is nog niet vervuld, want het oordeel over de volken (uw vijanden) moet nog vallen. Dat gebeurt aan het einde van de Grote Verdrukking, kort voordat de Messias Zijn koningschap in Jeruzalem aanvaardt. De tekst maakt duidelijk, dat het God zelf is die de vijandige volken zal verslaan. Daarover spreekt de profeet Zacharia 14:12 in huiveringwekkende termen: ‘Dan zal dit de plaag zijn, waarmee de HERE alle volken zal treffen, die tegen Jeruzalem zijn uitgerukt: Hij zal ieders vlees, terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren, en ieders ogen zullen wegteren in hun kassen, en ieders tong zal wegteren in zijn mond.’

Psalm 110:2a De HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit:
Ook hier lijkt de tekst wat mysterieus. De Willibrordvertaling leest: ‘De HEER zal uw macht vanuit Sion uitbreiden: zwaai de scepter over uw vijand.’ Dat is al een stuk duidelijker. God zelf zal er dus voor zorgen, dat de macht van Jezus Christus over de gehele aarde zal worden verspreid en dat begint met Zijn troonsaanvaarding in Sion; dus Jeruzalem.

Psalm 110:2b Heers te midden van uw vijanden.
De Almachtige geeft opdracht aan Jezus Christus om te heersen over al Zijn vijanden. Zij worden dus aan de Messias onderworpen. 1 Korinthiërs 15:25 zegt het zo: ‘Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft.’
En Jesaja 51:5 profeteert: ‘Mijn zege is nabij, mijn heil treedt te voorschijn, en mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de kustlanden wachten en op mijn arm zullen zij hopen.’

Psalm 110:3 Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op.
De Willibrordvertaling is ook hier duidelijker en schrijft: ‘Op de dag van de strijd zal uw volk bereid zijn, uw jeugd zal gekleed zijn in heilige uitrustingen, als dauw uit de schoot van de morgen.’
In prachtige bewoordingen beschrijft de psalmist het moment waarop Jezus Christus, koning van Jeruzalem, uitrijdt om Zijn macht over de aarde te verspreiden. Dan zal Jeruzalem de hoofdstad van de wereld worden; Micha 4:7 profeteert daarover: ‘De HERE zal Koning over hen zijn op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid.’
En ook Zacharia 14:9 bejubelt dit grootse moment: ‘De HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige.’

Psalm 110:4 De HERE heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.
Behalve koning zal Jezus ook hogepriester worden naar de wijze van Melchisedek (Hebreeën 6:19). Dat is geen priesterschap van de ‘oude orde’; dus die van Aäron, zoals in het Oude Testament. Dat verleden wordt achtergelaten; Hebreeën 8:13 ‘Als Hij (God) spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard.’
Dat nieuwe verbond werd al van oudsher afgekondigd; Jeremia 31:31 ‘Zie de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal.’
Het eerste verbond betrof alleen het volk Israël. Het nieuwe verbond behoeft betere en hogere bepalingen, want nu delen alle volken in het heil; Jesaja 42:6-7 ‘Ik, de HERE, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën: om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn.’
Dat Heil komt tot ons door Jezus Christus; Hebreeën 9:15 ‘En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.’

De laatste drie verzen van Psalm 110 hebben we weer uit de Willibrordvertaling genomen, die veel duidelijker is.
Psalm 110:5-7 De Heer staat aan uw (= Jezus) rechterhand, koningen verslaat Hij als zijn woede ontvlamt. Zo vonnist Hij over de volken, overal in het rond liggen lijken: Hij verplettert hun leiders overal op aarde. Hij drinkt uit een beek aan de juiste weg en trots heft hij het hoofd omhoog.
Psalm 110 sluit met een lofzang op de macht en soevereiniteit van Jahweh. Die macht wordt Jezus Christus gegeven. Jesaja 42:1 ‘Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren.’
Als Jezus Christus koning is, wordt de aarde een gezegende planeet. Jeruzalem en Israël zullen daarvan de kern vormen. Jeremia 33:9 ‘Dan zal zij (Israël) Mij tot een blijde naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe.’

Gert van de Weerd