Mijn Koning!

Gieneke van Veen-Vrolijk • 83 - 2007 • Uitgave: 14
Mijn Koning!



Gods eeuwige koningschap




Tot de woorden die het meeste voorkomen in de oudtestamentische tekst behoort zeker het woord ‘koning’, in het Hebreeuws ‘melekh’ (uitspraak: méleg). ‘Melekh’ duidt op alle soorten koningen, over stad, staat, land, gebied, volk. De grondbetekenis van het woord ‘melekh’ is iemand die heerst over een bepaalde groep mensen en/of gebied. ‘Melekh’/koning kan ook vertaald worden met: heerser, vorst. Een fundamenteel betekenisaspect van het begrip ‘melekh’/koning is dat het slaat op één persoon die alleen heerst over de onderdanen. Dit woord ‘melekh’/koning is verwant aan het werkwoord ‘malakh’ (uitspraak: malag) dat betekent: koning zijn, regeren, heersen, zich als koning bewijzen, macht hebben/uitoefenen.

Belangrijk is, dat beide begrippen in de Hebreeuwse Bijbeltekst veelvuldig en in het bijzonder worden gebruikt met betrekking tot de Here God. Het thema koningschap van God neemt dan ook een voorname plaats in de Schrift in, waaraan onder meer ook aspecten van toekomstige vervulling verbonden zijn. Het eeuwige koningschap van God is een thema dat ons als gelovigen, hier en nu, veel te zeggen heeft en ons rijke geestelijke lessen voorhoudt. De Here God wordt 41 maal aangeduid met de titel ‘Koning’. Opvallend is het gegeven dat het bijna uitsluitend poëtische teksten betreft. Vooral in de Psalmen komt dit naar voren, maar ook in de Profeten, waar ‘melekh’/koning als Goddelijke titel wordt gebruikt.



Van eeuwigheid tot in eeuwigheid is de Here ‘melekh’/Koning (Ps. 10:16; 145:13; vgl. Dan. 4:3-4). Die eeuwige Koning is ‘melekh’/heerser over het gehele universum; alles is van Hem en aan Hem onderworpen. God zit op zijn troon en het hemelse leger dient Hem (1Kon. 22:10; vgl. Ps. 103:19). Vanaf zijn troon (be)waakt en overziet Hij de hele aarde (Ps. 33:13,14). De Schepper van hemel en aarde heeft recht over Zijn schepping te regeren (Ps. 29:10). Als Schepper staat Hij als ‘melekh’/koning boven alle afgoden (Ps. 95:1-3; vgl. 3-5).



De gehele mensheid wordt opgeroepen om Hem erkennen en te loven, zo leert ons Psalm 47: “Alle volken klapt in de handen, juicht… Want de HERE is een groot ‘melekh’/heerser over de hele aarde… Psalmzingt God, psalmzingt onze ‘melekh’/koning” (verzen 2, 7-9). Deze Psalm toont ons dat de Here ‘melekh’/koning over de hele wereld/aarde is. De Here God is tevens de ‘melekh’/erevorst: “De HERE… Hij is de ‘melekh’/koning van de eer/glorie…” (Ps. 24:7-10). Geven wij Hem als onderdanen de eer die Hem alleen toekomt? God wil als Erekoning ons hele leven beheersen, in ons hart regeren. Hij duldt als ‘melekh’/gloriekoning geen andere heerser in/over ons leven dat Hem toebehoort. Dat heeft praktische gevolgen voor onze handel en wandel. Laten wij Hem dagelijks ons hele leven regeren? Welke gebieden van ons bestaan geven we niet over aan zijn heerschappij?



De Here God is voor de gelovige vooral een helpende en verlossende Koning, die de smeekbeden en noden van Zijn onderdanen hoort en hun situaties kent. Met de psalmist mogen wij meezingen: “U Zelf bent mijn ‘melekh’/koning/heerser o God, beveel verlossing” (Ps. 44:5). De eeuwige Koning die alles bezit en beheerst is ‘mijn Koning’. Dat is de bijzondere en troostvolle les van Gods koningschap voor ons. Dit houdt wel in, dat wij als Zijn onderdanen moeten leven in volledige onderwerping aan die ene ‘melekh’/Koning die in zijn Woord duidelijk bekend maakt wat Zijn wil en bedoeling is. Boven alles verlangt Hij er naar om als ‘melekh’/koning elk van de Zijnen als koningskind te leiden en te beschermen. Ieder die Hem door het geloof in Jezus toebehoort mag elke morgen opnieuw persoonlijk alle pijn en moeiten aan Hem als ‘melekh’/Koning voorleggen en vertrouwend belijden: “Mijn Koning en mijn God… tot U zal ik bidden” (Ps. 5:3).



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk