Mijn naam is Geert Eijgelaar, onthoud dat!
Hij is een rasechte bestuurder, hoewel hij begon als een rasechte zakenman. Hij is nu de gepensioneerde burgemeester van Lemmer (gemeente Lemsterland). Zijn vrouw is overleden en ‘thuiskomen in een leeg huis went nooit’. Hij staat echter nog volop in het leven. Geert Frederik Eijgelaar (79): rechtdoorzee, aanhoudend, rechtvaardig, principieel. Gods Woord is hem uiterst dierbaar. Als hij preekte in de Hervormde Kerk kwamen andere stadsbestuurders ook luisteren.
Ik heb HTS-Bouwkunde gedaan, want ik wilde architect worden. Maar daar is het nooit van gekomen. Dat kwam zo: mijn vader kende directeur Schuilinga van de Fortuijn Suikerwerken in Dokkum heel goed. Hij had voor mij daar een vakantiebaantje geregeld. Vooraf moest ik bij de heer Schuilinga komen. Eén van mijn eerste vragen aan hem was: ‘Wat ga ik verdienen?’ De directeur legde zijn portemonnee op tafel en vroeg wat ik daarvoor wilde geven. Ik zei, dat ik dan eerst moest weten wat erin zit. “Juist,” zei de directeur, “en dat is met jou ook zo.” Aan het einde van mijn eerste werkweek – het was 1946 – kreeg ik mijn loonzakje. Er zat 35 gulden in. Ik zei dat ik niet meer terug kwam. Wat ik dan wilde, vroeg de directeur. Minstens vijftig gulden, zei ik. Ik was aangesteld om de propaganda voor het bedrijf te verzorgen op beurzen, tentoonstellingen en dat soort dingen. Die eerste periode beviel goed. Zo goed, dat ik ná mijn schooltijd naar dat bedrijf ben teruggegaan. Anderhalf jaar later, toen er geen cent meer bij gekomen was, nam ik ontslag. Mijn vader was districtmanager van Kwatta, je weet wel, de chocoladerepen. Hij zei altijd: “Ik ben op reis naar de hemel en onderweg verkoop ik Kwatta.” Hij was een echte christen.
Ik ben voor mezelf gaan werken. Ik verwierf allerlei agenturen. Ik kreeg ook het merk Juncker voor de provincie Friesland. Ik had daar een hele goede reputatie. Vooral bij mijnheer Juncker zelf. Tijdens een bijeenkomst in het bedrijf had hij weer eens behoorlijk gedronken. Na afloop wilde hij in zijn auto stappen en wegrijden. Ik zei: “U komt zo niet weg, geef mij de autosleutels.” Nou daar was geen sprake van natuurlijk. Hij werd boos. Maar ik ging voor de auto staan en zei opnieuw dat hij zo niet weg kwam. Toen gaf hij mij zijn sleutels en ik heb hem naar huis gereden. Nou, dat heeft hij achteraf zeer gewaardeerd. Zakelijk liep ook alles uitstekend. Maar in de fietsenindustrie kwamen er allerlei fusies. Het merk Juncker ging over naar Gazelle. Ik heb toen een deal gemaakt met Gazelle om een apart merk voor Friesland te ontwerpen. Samen met tien wat grotere fietsenwinkels heb ik het fietsenmerk F10 gelanceerd. Dat liep als een trein. We hadden hele goede tijden.
Ja, dingen kunnen wonderlijk lopen. De zoon van mijn zuster was gezakt voor zijn HBS-examen. Ik kon dat niet geloven, want de jongen was bijzonder intelligent. Mijn zuster vroeg of ik wat kon doen. Want het was duidelijk dat er enkele leerkrachten waren die de jongen een hak wilden zetten. Ik hoorde de verhalen. Een leraar Nederlands had hem een één voor zijn mondeling gegeven, zodat zijn gemiddelde cijfer net onder het minimum was gekomen. Ik nam contact op met de rector van die christelijke HBS. Maar ik had geen kans. Waar ik me eigenlijk mee bemoeide. Ik probeerde het uit te leggen. Kennelijk kende hij het geval wel, maar hij luisterde amper. Ik liet het er niet bij zitten. Ik zei nog tegen hem: “U moet goed onthouden met wie u hebt gesproken. Mijn naam is Geert Eijgelaar. U zult me nog wel een keer tegenkomen.” Via contacten met andere leerkrachten kwam ik te weten wat wij al vermoedden: er was gefraudeerd met de examencijfers. Ik vertelde het verhaal aan mijn vader. Die had contacten binnen de Anti-Revolutionaire Partij. Hij zei dat ik met het kamerlid Walburg moest overleggen om bij de minister van onderwijs advies te vragen. Ik heb het hele verhaal op papier gezet. Ik was precies aan de weet gekomen wie en hoe men de cijfers had gemanipuleerd. Alles was naar Den Haag opgestuurd. Maar ik hoorde niets meer. Toen was er een ARP-congres in Utrecht. Daar was de staatssecretaris van onderwijs. Hem het hele verhaal verteld. Ik ga het in Den Haag uitzoeken en maandag bel ik je op. ‘s Maandags kreeg ik een telefoontje. Het dossier lag ergens onderin een la van een ambtenaar. Niks mee gedaan al die maanden. Vrijdags had ik de uitslag. Men was verbijsterd, er was gemanipuleerd met de examencijfers. De namen van de rector en de leraar waren daar ook bekend geworden. Het probleem was echter dat de overheid niets kan doen, omdat het een christelijke school was. Ik stond dus nog met lege handen. Men stelde mij voor de jongen op te geven bij de rijks-HBS in Leeuwarden en dan moet hij dat laatste jaar over doen. Hij slaagde met hoge cijfers. Maar mij zat het al die tijd niet lekker.
Ik werd wethouder economische zaken, waaronder ook de portefeuilles van volkshuisvesting, personeelszaken en de gemeentebedrijven. Bij de gemeente kwam het verzoek om uitbreiding van de christelijke HBS in Leeuwarden. Er kwam maar geen groen licht. Bij het informeren in Den Haag bleek dat de school een slechte reputatie had. Tijdens een ontmoeting van het schoolbestuur met de ARP-fractie, weigerde ik de rector een hand te geven. We stonden na al die tijd weer tegenover elkaar. Onrecht en fraude past niet in onze samenleving en al helemaal niet op een christelijke school. Het bestuur van die school was inmiddels behoorlijk gewijzigd en men vroeg mij in het bestuur te komen. Dat heb ik gedaan. Later is het hele dossier op tafel gekomen van de rector en de leraar. Die hebben toen elders een baan gevonden. De rector herinnerde het zich wel het gesprek van toen, met die Geert Eijgelaar.
De ARP ging later op in het CDA. Ik was daar aanvankelijk niet voor. In het leven gaat het meestal zo: geld – macht – roem – zwelgen in de roem. Daar kon ik niet in mee. Ik bleef wel wethouder. De heer Engels werd onze fractievoorzitter. Later werd hij minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Hij was de man die moest beslissen over de toelating van de EO als nieuwe omroep. Dat waren spannende dagen, hoor. In heel het land werd gebeden. Het lag politiek heel moeilijk met de Partij van de Arbeid, met name. De CDA-fractie was erg actief voor de EO, met name vroegere ARP- mensen als Ad Schouten – een pracht kerel was dat – en ook Hannie van Leeuwen en Wim Aantjes. Om vijf uur ’s middags in Heerenveen hoorde ik van Wim Aantjes dat Engels zijn beslissing had genomen: ‘de EO is een feit.’ Ik belde direct naar Het Brandpunt in Doorn. Maar de broeders waren nog steeds in gebed en ik kwam er niet door. Ik riep: “Laten ze maar gaan danken, want het is rond.”
Later werd ik waarnemend burgemeester in Wommels (gemeente Ternaarderadeel) en toen in gemeente Lemsterland (Lemmer). We deden alles samen, mijn vrouw en ik. Zij was een geweldige gastvrouw. Iedereen kende haar. Bij ons thuis leek het soms een 5-sterrenhotel. Allerlei politieke leiders hebben van haar gastvrijheid en kookkunst genoten. Toen werd ze ernstig ziek. Hans Wiegel, die hier commissaris van de Koningin is geweest, leefde altijd erg mee. Hij belde minstens een keer per week op. Hij is een echte vriend. Toen ze stierf zou hij op de begrafenis zijn, maar op diezelfde dag kwam zijn vrouw om bij een verkeersongeval.
Mijn vrouw en ik waren altijd samen. We deelden alles met elkaar, we waren een twee-eenheid. Daarom hebben we tijdelijk afscheid genomen toen ze stervende was. Boven zien we elkaar terug. Dat hebben we tegen elkaar uitgesproken. Zó was ons leven en Gods Woord ons fundament.
Feike ter Velde
Ik heb HTS-Bouwkunde gedaan, want ik wilde architect worden. Maar daar is het nooit van gekomen. Dat kwam zo: mijn vader kende directeur Schuilinga van de Fortuijn Suikerwerken in Dokkum heel goed. Hij had voor mij daar een vakantiebaantje geregeld. Vooraf moest ik bij de heer Schuilinga komen. Eén van mijn eerste vragen aan hem was: ‘Wat ga ik verdienen?’ De directeur legde zijn portemonnee op tafel en vroeg wat ik daarvoor wilde geven. Ik zei, dat ik dan eerst moest weten wat erin zit. “Juist,” zei de directeur, “en dat is met jou ook zo.” Aan het einde van mijn eerste werkweek – het was 1946 – kreeg ik mijn loonzakje. Er zat 35 gulden in. Ik zei dat ik niet meer terug kwam. Wat ik dan wilde, vroeg de directeur. Minstens vijftig gulden, zei ik. Ik was aangesteld om de propaganda voor het bedrijf te verzorgen op beurzen, tentoonstellingen en dat soort dingen. Die eerste periode beviel goed. Zo goed, dat ik ná mijn schooltijd naar dat bedrijf ben teruggegaan. Anderhalf jaar later, toen er geen cent meer bij gekomen was, nam ik ontslag. Mijn vader was districtmanager van Kwatta, je weet wel, de chocoladerepen. Hij zei altijd: “Ik ben op reis naar de hemel en onderweg verkoop ik Kwatta.” Hij was een echte christen.
Ik ben voor mezelf gaan werken. Ik verwierf allerlei agenturen. Ik kreeg ook het merk Juncker voor de provincie Friesland. Ik had daar een hele goede reputatie. Vooral bij mijnheer Juncker zelf. Tijdens een bijeenkomst in het bedrijf had hij weer eens behoorlijk gedronken. Na afloop wilde hij in zijn auto stappen en wegrijden. Ik zei: “U komt zo niet weg, geef mij de autosleutels.” Nou daar was geen sprake van natuurlijk. Hij werd boos. Maar ik ging voor de auto staan en zei opnieuw dat hij zo niet weg kwam. Toen gaf hij mij zijn sleutels en ik heb hem naar huis gereden. Nou, dat heeft hij achteraf zeer gewaardeerd. Zakelijk liep ook alles uitstekend. Maar in de fietsenindustrie kwamen er allerlei fusies. Het merk Juncker ging over naar Gazelle. Ik heb toen een deal gemaakt met Gazelle om een apart merk voor Friesland te ontwerpen. Samen met tien wat grotere fietsenwinkels heb ik het fietsenmerk F10 gelanceerd. Dat liep als een trein. We hadden hele goede tijden.
Ja, dingen kunnen wonderlijk lopen. De zoon van mijn zuster was gezakt voor zijn HBS-examen. Ik kon dat niet geloven, want de jongen was bijzonder intelligent. Mijn zuster vroeg of ik wat kon doen. Want het was duidelijk dat er enkele leerkrachten waren die de jongen een hak wilden zetten. Ik hoorde de verhalen. Een leraar Nederlands had hem een één voor zijn mondeling gegeven, zodat zijn gemiddelde cijfer net onder het minimum was gekomen. Ik nam contact op met de rector van die christelijke HBS. Maar ik had geen kans. Waar ik me eigenlijk mee bemoeide. Ik probeerde het uit te leggen. Kennelijk kende hij het geval wel, maar hij luisterde amper. Ik liet het er niet bij zitten. Ik zei nog tegen hem: “U moet goed onthouden met wie u hebt gesproken. Mijn naam is Geert Eijgelaar. U zult me nog wel een keer tegenkomen.” Via contacten met andere leerkrachten kwam ik te weten wat wij al vermoedden: er was gefraudeerd met de examencijfers. Ik vertelde het verhaal aan mijn vader. Die had contacten binnen de Anti-Revolutionaire Partij. Hij zei dat ik met het kamerlid Walburg moest overleggen om bij de minister van onderwijs advies te vragen. Ik heb het hele verhaal op papier gezet. Ik was precies aan de weet gekomen wie en hoe men de cijfers had gemanipuleerd. Alles was naar Den Haag opgestuurd. Maar ik hoorde niets meer. Toen was er een ARP-congres in Utrecht. Daar was de staatssecretaris van onderwijs. Hem het hele verhaal verteld. Ik ga het in Den Haag uitzoeken en maandag bel ik je op. ‘s Maandags kreeg ik een telefoontje. Het dossier lag ergens onderin een la van een ambtenaar. Niks mee gedaan al die maanden. Vrijdags had ik de uitslag. Men was verbijsterd, er was gemanipuleerd met de examencijfers. De namen van de rector en de leraar waren daar ook bekend geworden. Het probleem was echter dat de overheid niets kan doen, omdat het een christelijke school was. Ik stond dus nog met lege handen. Men stelde mij voor de jongen op te geven bij de rijks-HBS in Leeuwarden en dan moet hij dat laatste jaar over doen. Hij slaagde met hoge cijfers. Maar mij zat het al die tijd niet lekker.
Ik werd wethouder economische zaken, waaronder ook de portefeuilles van volkshuisvesting, personeelszaken en de gemeentebedrijven. Bij de gemeente kwam het verzoek om uitbreiding van de christelijke HBS in Leeuwarden. Er kwam maar geen groen licht. Bij het informeren in Den Haag bleek dat de school een slechte reputatie had. Tijdens een ontmoeting van het schoolbestuur met de ARP-fractie, weigerde ik de rector een hand te geven. We stonden na al die tijd weer tegenover elkaar. Onrecht en fraude past niet in onze samenleving en al helemaal niet op een christelijke school. Het bestuur van die school was inmiddels behoorlijk gewijzigd en men vroeg mij in het bestuur te komen. Dat heb ik gedaan. Later is het hele dossier op tafel gekomen van de rector en de leraar. Die hebben toen elders een baan gevonden. De rector herinnerde het zich wel het gesprek van toen, met die Geert Eijgelaar.
De ARP ging later op in het CDA. Ik was daar aanvankelijk niet voor. In het leven gaat het meestal zo: geld – macht – roem – zwelgen in de roem. Daar kon ik niet in mee. Ik bleef wel wethouder. De heer Engels werd onze fractievoorzitter. Later werd hij minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Hij was de man die moest beslissen over de toelating van de EO als nieuwe omroep. Dat waren spannende dagen, hoor. In heel het land werd gebeden. Het lag politiek heel moeilijk met de Partij van de Arbeid, met name. De CDA-fractie was erg actief voor de EO, met name vroegere ARP- mensen als Ad Schouten – een pracht kerel was dat – en ook Hannie van Leeuwen en Wim Aantjes. Om vijf uur ’s middags in Heerenveen hoorde ik van Wim Aantjes dat Engels zijn beslissing had genomen: ‘de EO is een feit.’ Ik belde direct naar Het Brandpunt in Doorn. Maar de broeders waren nog steeds in gebed en ik kwam er niet door. Ik riep: “Laten ze maar gaan danken, want het is rond.”
Later werd ik waarnemend burgemeester in Wommels (gemeente Ternaarderadeel) en toen in gemeente Lemsterland (Lemmer). We deden alles samen, mijn vrouw en ik. Zij was een geweldige gastvrouw. Iedereen kende haar. Bij ons thuis leek het soms een 5-sterrenhotel. Allerlei politieke leiders hebben van haar gastvrijheid en kookkunst genoten. Toen werd ze ernstig ziek. Hans Wiegel, die hier commissaris van de Koningin is geweest, leefde altijd erg mee. Hij belde minstens een keer per week op. Hij is een echte vriend. Toen ze stierf zou hij op de begrafenis zijn, maar op diezelfde dag kwam zijn vrouw om bij een verkeersongeval.
Mijn vrouw en ik waren altijd samen. We deelden alles met elkaar, we waren een twee-eenheid. Daarom hebben we tijdelijk afscheid genomen toen ze stervende was. Boven zien we elkaar terug. Dat hebben we tegen elkaar uitgesproken. Zó was ons leven en Gods Woord ons fundament.
Feike ter Velde