Mijn rijkdom

Marianne Glashouwer-van der Lugt • 78 - 2002/03 • Uitgave: 21
Willen wij eigenlijk wel rijk worden? Ja, en wel het liefst zo snel mogelijk! Een goede baan, veel geld verdienen, een mooi huis, en ga zo maar door. Niemand wil arm zijn. `Geld maakt niet gelukkig', maar het maakt het leven toch wel een stuk gemakkelijker, hoor je vaak om je heen! Zo dacht de rijke jongeling er ook over. In Mattheus 19:16-26 lezen we over hem. Hij bezat vele goederen, maar hij was niet bereid om zijn bezit te verkopen en aan de armen te geven, zodat hij Jezus kon volgen. Het was ook nogal wat, wat Jezus daar aan deze jongeman vroeg. Hij leefde voorbeeldig, hield zich aan Gods geboden en toch is dat voor Jezus niet genoeg. Hij vraagt ons hart. Hij vraagt van ons dat wij onszelf helemaal aan Hem toevertrouwen en ons leeg maken voor Hem, zodat Hij ons kan vullen met Zijn rijkdom.

Willen wij eigenlijk wel arm worden? Willen wij eigenlijk wel het roer van ons leven uit handen geven, zodat Jezus Zelf onze Leidsman kan zijn? Willen wij arm worden in onszelf, zodat Hij ons Zijn rijkdom kan geven? Dat is eigenlijk niet zo'n moeilijke vraag. Natuurlijk willen we dat! Wat is nu fijner dan dichtbij de Here Jezus te leven, en te weten dat Hij je leven in Zijn hand houdt? God zegt tegen ons dat Hij `alle dingen laat meewerken ten goede voor hen, die Hem liefhebben' (Romeinen 8:28). Ook ziekte, pijn of verlies van een geliefde mogen meewerken ten goede in ons leven, als we volkomen op Hem vertrouwen. Als we het niet meer van onze eigen kracht verwachten. Corrie ten Boom zei eens: " Maar dan moet ons glas wel leeg zijn, om gevuld te kunnen worden met Gods liefde en genade!" Hij heeft ons Zelf daarin het voorbeeld gegeven: `...die Zichzelf ontledigd heeft ...', zegt Filippenzen 2:7.

De rijke jongeling moest alles wat hij had, verkopen en aan de armen geven en `hij bezat vele goederen'. Dat vraagt Jezus niet van ons. We hoeven niet zover te gaan dat we onszelf tot de bedelstaf brengen. Wel moeten we principieel bereid zijn afstand te doen van alles, zodat er niets tussen Hem en ons instaat, niets dat we "voor onszelf houden". En we moeten daarom ook zeer begaan zijn met het lot van armen en hen laten delen in onze rijkdom. We lezen in Maleachi 3:10: `Brengt de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten'. Wat wij van Jezus ontvangen, mogen we aan anderen doorgeven. We mogen het kanaal van Zijn liefde zijn, Zijn armen en voeten en mond. Ook heel concreet en praktisch. We mogen de helpende hand bieden als onze oude buurvrouw of buurman dat nodig heeft. We mogen van onze rijkdom geven aan zending en evangelisatie, zodat mannen en vrouwen in verre landen, ook namens ons, Gods liefde door kunnen geven aan hen die er nog nooit van gehoord hebben en ernaar snakken.

Als wij anderen zegenen, dan zal God óns zegenen. Het staat er duidelijk in Maleachi: 'Beproef Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten'. Niet zomaar zegen, maar zegen in overvloed! Laten we arm worden voor de Here, zodat Hij ons kan vullen met Zijn rijkdom, en wij op onze beurt ook weer anderen kunnen zegenen!

Marianne Glashouwer-van der Lugt