‘Minder, minder…’

Paul Prijt • 90 - 2014 • Uitgave: 10
In dit artikel probeer ik een op persoonlijke ervaringen berustende te bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat n.a.v. de ‘Marokkanen’-uitspraak van Wilders en de overval op een juweliers echtpaar met dodelijke afloop in Deurne.

‘Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.’ (Matteüs 25:44-45)

Hij was er een tijdje niet…
Een aantal jaren geleden kwam hij als stagiaire bij me werken. Bijrijder op de vrachtwagen. Een enthousiaste jongen van buitenlandse komaf. Hij werkte prima en toonde ambitie. Na een tijdje meldde de school hem ziek. Nee, ze konden er verder niet veel over zeggen maar hij zou er ‘een tijdje’ niet zijn. Zijn collega’s hadden hun oordeel al snel klaar: hij zou wel eens in de ‘bak’ kunnen zitten. Ik belde met zijn mentor en die wist het ook niet precies en zou wel wat laten weten. Dat duurde even en toen kwam het hoge woord eruit: ‘hij zat in de gevangenis na een vergrijp.’ De school wilde een goede naam behouden en er liever niet te teveel woorden aan vuil maken. Ik begon het ergste te vrezen.

Bezoekje aan de gevangenis
Na weer een tijdje belde ik zijn mentor met de vraag of we hem niet eens konden bezoeken? Daar was nog niet over nagedacht, maar het leek hem wel een goed idee. Vlak voor de kerst bezochten we hem. Ik moest denken aan de Bijbelse opdracht om gevangenen te bezoeken. Na hoge poorten, sloten, camera’s, fouilleren en formulieren mochten we binnen.
Hij was oprecht verrast dat ik er was. “Ik dacht dat u nooit meer iets met me te maken wilde hebben.” De tranen stonden in zijn ogen. Ik beloofde hem dat als hij weer vrij zou komen dat hij zich weer bij me kon melden om zijn stage af te maken. Dat duurde langer dan ik gedacht had. blijkbaar was zijn vergrijp ernstiger geweest dan ik dacht. Na verloop van tijd werd ik op een vrijdagochtend gebeld.

Ik ben vrij, maar wat nu?
“Ik ben vrij,” zei hij, “maar weet nu eigenlijk niet waar ik heen moet.” Zijn thuissituatie was gecompliceerd, de school wilde hem vooralsnog niet terug hebben en zijn persoonlijke begeleider was moeilijk bereikbaar. “De enige waar ik nu terecht kan bent u…” Een uur later zat hij bij me aan tafel met de vraag of hij zijn stage af kon maken en via een andere school alsnog zijn diploma zou kunnen halen. Het zou de enige kans zijn om een redelijke herstart positie te krijgen op de arbeidsmarkt.
Ik realiseerde me de risico’s ook naar mijn andere personeel en besloot er maar open en eerlijk over te praten. Ook zij waren bereid hem een nieuwe kans te geven. Er werden in die gesprekken geen algemeenheden geopperd over buitenlanders, het ging nu over een mens, een oud-collega, een jonge vent die net als zijzelf, ondanks wat er gebeurd was, iets van zijn leven wilde maken. Er volgden gesprekken met een begripvolle leraar van een andere school, met een royaal hart maar ook met realiteitszin, die stevig met hem sprak en er werd iemand van de reclassering ingeschakeld. Misschien denkt u nu net als ik vaak heb gedacht: maar wat was er dan gebeurd, hoe zou het gaan met die mensen die hij beschadigd en benadeeld heeft door zijn gedrag?

Het zal toch niet zo zijn…?
Ik besloot nu maar te gaan voor deze jongen die op mijn pad kwam zoals ik ook zou kiezen als er slachtoffers op mijn pad zouden komen.
Na verloop van tijd kwam hij vol trots zijn diploma laten zien en vertelde dat hij verkering had met een lief en knap meisje en werk had bij een pizzeria. Het ging hem goed en was blij met de kansen die hij, onverdiend zei hij eerlijk, gekregen had. In een bijzinnetje had hij iets gezegd over het christen-zijn dat hij in het hele proces bij me ervaren had en hij vroeg zich af of de kans die hij kreeg daar misschien iets mee te maken had? Wie weet zou die herkenning van het evangelie ergens mogen door werken in zijn leven.
Bij het horen van dat afschuwelijk nieuws over die overval in Deurne waar de twee overvallers gedood werden schrok ik toen ik hoorde dat een van de overvallers uit Eindhoven kwam. Het zou toch niet…? Nee, de initialen klopte niet met de jongen die ik kende. Maar even kwam het nog dichterbij. Het bepaalt je er ineens bij dat zo’n landelijke discussie na de uitspraken van Wilders en zo’n menselijk drama zich ineens letterlijk in je eigen wereld afspeelt: een gebroken wereld waar zondige mensen elkaar de afschuwelijkste dingen kunnen aandoen en met een leven lang verdriet achterblijven.

Waar we de Zoon wegsturen verhardt de samenleving…
Een steeds verhardende wereld waarin we net als bij de gelijkenis van de pachters nauwelijks of geen rol meer zien voor de Zoon en Hem doodden waardoor de wijngaard van de samenleving er niet fraaier op wordt! Niet voor niets lezen we in Matteüs 21 meer over de ruwe stenen in de wijngaard dan over de goede vrucht die hij zou moeten voortbrengen.
Juist als we in deze dagen onze vrijheid gedenken, moeten we de vraag stellen hoe we met die vrijheid omgaan? In het dagelijkse nieuws horen we van de ruwheid die toeneemt in een samenleving zonder de liefde tot God en de medemens en waarbij het evangelie voor steeds minder mensen richtsnoer is en waar we eerder tegen elkaar worden uitgespeeld in plaats van verbindend handelen en spreken. Met alle gevolgen van dien!
Wat moet het verschrikkelijk zijn voor de juweliers om dat trauma van de overval en hun eigen reactie daarop te verwerken in hun leven, en wat een verdriet voor de ouders van de overvallers die hun zonen missen. Ongeacht hoe je juridisch, ethisch en moralistisch over de gang van zaken denkt, blijven er mensen met verdriet en pijn achter. Nee, de initialen klopten niet. Voor hen was er geen tweede kans, trouwens voor de juweliers ook niet.
‘Mijn jongen’ bakt nog steeds pizza’s en is nog steeds verliefd en ik ben nog steeds dankbaar dat hij, net als wij dagelijks, een nieuwe kans heeft gekregen en genomen! En die zou ik iedereen toewensen, waarbij de wereld er misschien dan toch anders uit zou zien. Als in de samenleving de vraag naar ‘meer of minder’ klinkt, laten we die dan maar vooral beantwoorden door meer van Jezus te laten zien totdat Hij komt!

Met vriendelijke broedergroet,
Paul J. Prijt