Niemand heeft er recht op

ds. Oscar Lohuis • 87 - 2011 • Uitgave: 22
Ik weet nog goed dat een leraar van mij op de Bijbelschool het op een gegeven moment zei: “God is niemands schuldenaar.” God staat bij niemand in het krijt. God is niemand iets verschuldigd. We dachten na over de verloren toestand van de mens en over de genade van God. Ook ten aanzien van de behoudenis geldt dat God niemand de behoudenis verschuldigd is. Het is de hoogmoed van de mens dat daar vaak anders over gesproken wordt. Alsof ieder mens recht heeft op vergeving van zonden en op het eeuwige leven.
Het komt nauw hoe we hierover spreken en hoe we het tot geloof komen en behouden worden verwoorden. Vaak wordt het mijns inziens te simpel weergegeven. Alsof er maar één ding is dat een mens moet doen om behouden te worden. Maar het venijn zit ‘m in dat woordje ‘doen’. Maarten Luther zei dat geloven niet een klein werkje is dat wij moeten doen. Het te simpele beeld dat vaak wordt geschetst is: als jij dit doet, dan zal God je vergeven. Ieder dat doet, heeft recht op Gods vergeving. Daarmee hebben we dan zogenaamd het hele mysterie van uitverkiezing, roeping, wedergeboorte, rechtvaardigmaking en behoudenis verklaard.
Laat me proberen met een voorbeeld duidelijk te maken wat het verschil is tussen geloven als een klein werkje en geloven uit genade. Stel je voor: de kledingkast van Gods heil en Gods beloften. Daarin ook de mantel van de gerechtigheid. Dat is: de gerechtigheid van de Here Jezus Christus. Een zondaar staat voor die kast. Hij staat daar in vieze, vuile kleren. Dan beslist deze zondaar dat hij zijn vuile klederen uitdoet, naar de kast toeloopt en de mantel van Gods gerechtigheid aandoet. Hem is immers verteld dat hij recht heeft op Gods genade. Maar de Bijbel zegt dat die mantel je wordt aangedaan: ‘Hij heeft mij bekleed met de mantel der gerechtigheid.’
De hogepriester Jozua stond voor de Here (Zacharia 3). Hij was met vuile klederen bekleed. Satan klaagde Jozua aan. Satan zei tegen God: “U kunt Jozua nooit vergeven, want hij heeft gezondigd.” Jozua had op dat moment niets in te brengen. Zijn mond werd gestopt. Zoals de mond van alle mensen wordt gestopt omdat niemand rechtvaardig is en omdat de hele wereld strafwaardig is voor God (Romeinen 3:19). Jozua was ook strafwaardig. God zou in Zijn recht staan om Jozua te straffen. Daar wees satan op en terecht. Jozua kon op dat moment niet even naar voren stappen en zelf zijn vuile kleren uitdoen en een rein kleed aandoen. Nee, hij was machteloos om zichzelf te redden. Hij had geen recht op genade. Maar toen nam God Zelf het woord en zei: “Doe hem de vuile klederen uit!” En Hij zei tot hem: “Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestklederen aan.” De genade van God is gelegen in Gods verkiezend handelen. Daar had satan geen rekening mee gehouden. Maar satan werd door de Here bestraft: “De Here bestraffe u, satan, ja de Here, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u. Is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt?” (Zacharia 3:2).
Volgende week is het weer Hervormingsdag. De Hervormer Beza zei dat onwetendheid ten aanzien van het onderscheid tussen wet en evangelie één van de hoofdredenen is van het bederf van het christelijk geloof. In de kerk van Rome waren wet (de bijdrage van de mens) en evangelie (de genade van God) met elkaar vermengd geraakt. Zowel Luther als Calvijn maakten het onderscheid tussen wet en evangelie tot hun vertrekpunt in het uitleggen van het evangelie. Het is niet goede werken plus genade waardoor een mens behouden wordt, maar genade alleen. In het hedendaagse taalgebruik over hoe iemand behouden wordt, proef ik vaak opnieuw een vermenging van wet en evangelie. Jij doet dit (wet) en dan doet God dat (evangelie). Het is nodig dat wij terugkeren naar een prediking waarin het bankroet en onvermogen van de mens duidelijk naar voren komt. Alleen prediking waarin de hoogmoed van de mens wordt vernederd en de genade van God wordt verhoogd is prediking die God zal willen zegenen. Dan moeten we stoppen met te praten over waar de mens allemaal recht op heeft. Op die manier wordt de mens verhoogd tot koopkrachtige consument die in Gods supermarkt kan verkrijgen wat hij wil.
Ook wordt God dan verlaagd tot loopjongen van de mens die doet waar de mens Hem opdracht toe geeft. Nee, het is anders. Het is genade alleen. Het is God die blinden de ogen opent, die gevangenen vrijmaakt, die doden opwekt, die een brandhout uit het vuur rukt. De mens wordt opgeroepen zich te bekeren en te geloven in de Here Jezus Christus. De mens wordt opgeroepen om Christus aan te nemen, in geloof op Christus te zien. Ieder die dat doet, zal achteraf zeggen: dit is niet uit mijzelf. Dit is niet een werk van mijzelf. Dit is pure genade. We kunnen niet vatten hoe de menselijke verantwoordelijkheid en Gods soevereine, uitverkiezende handelen zich tot elkaar verhouden. Maar laat ons waken voor taal waarin de grond van de behoudenis bij de mens zelf wordt neergelegd. Want God is Zijn genade niemand verschuldigd. Hij schenkt het, terwijl we het helemaal niet verdienen.

Ds. Oscar Lohuis