Niet de gemeente, maar Christus centraal

ds. Oscar Lohuis • 84 - 2008 • Uitgave: 4
Op Oudejaarsdag kreeg ik middels e-mail een brief van een broeder. In de maanden daarvoor hadden we elkaar een beetje leren kennen, omdat we allebei een vak volgden aan de Universiteit van Kampen. De aanhef van deze brief wil ik u niet onthouden:

Beste Oscar,
Ik hoop dat het met jou en met hen van wie jij houdt goed gaat, en dat je, als je terugkijkt naar het voorbijgegane jaar, iets van de verwondering mag opmerken dat de Heere Jezus steeds dichtbij is geweest.
Ja, dat je het grootste mag ontdekken, namelijk dat de liefdesrelatie met Hem verdiept en verinnigt is.


Alleen al deze eerste zin raakte mij diep. We hadden elkaar nog helemaal niet goed leren kennen, maar toch was er al die verbondenheid in Christus. En mijn broeder heeft met zijn aanhef de spijker op z’n kop geslagen: het grootste is onze liefdesrelatie met de Heere Jezus. En als de we terugkijken op een jaar dat voorbij is gegaan, dan is de belangrijkste vraag of onze liefdesrelatie met Hem is verdiept en verinnigt. En wij gaan van Hem houden, omdat we telkens weer mogen merken dat Hij, hoe de omstandigheden dan ook mogen zijn, steeds dichtbij is. Het leven van een christen is een leven met de Heere Jezus. En dat maakt alle verschil.
De apostel Paulus spreekt in zijn brieven elke keer weer over de Heere Jezus. U moet maar eens gaan turven hoe vaak Paulus het woord ‘Christus’ gebruikt in zijn brieven. Soms in bijna elk vers. Hij schrijft dan ook aan de Korinthiërs: Ik had besloten niets onder u te kennen, dan Jezus Christus, en die gekruisigd (IKor. 2:2).
In de brief aan de Efeziërs spreekt hij ook veelvuldig over de zegeningen die wij ontvangen vanwege onze verbondenheid met Christus: gezegend in Christus (1:3), begenadigd in de Geliefde (1:6), in Hem de verlossing (1:7), in Hem verzegeld met de Geest (1:13). Zijn grote verlangen voor de gemeente is precies hetzelfde als waar mijn broeder mij over schreef: dat hun liefdesrelatie met Hem mag worden verinnigd: dat God u geve de Geest van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen (1:17), opdat Christus door het geloof in uw harten woning make (3:17), totdat wij allen… de volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben,… de volheid van Christus (4:13). Paulus had uiteindelijk maar één passie en dat was Jezus Christus. Voor Paulus stond niet de gemeente, maar Jezus Christus centraal. Hij geloofde dat wanneer de gemeente dieper verbonden zou raken aan de Heiland, de gemeente daardoor zou gaan groeien. Kijkt u maar eens naar deze verzen: dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehele lichaam… deze groei des lichaams (4:15,16).
Charles Spurgeon heeft wel eens gezegd: “Als ik vooral over de duif predik, dan vliegt hij weg. Wanneer ik Christus predik, dan komt hij aanvliegen.” Daarmee bedoelde hij, dat hij niet de Heilige Geest centraal wilde stellen, maar Christus. Als hij Christus predikte, merkte hij dat de Heilige Geest over mensen werd uitgestort. Op gelijke wijze zouden we kunnen zeggen: wanneer wij de plaatselijke gemeente centraal gaan stellen zal die niet gaan groeien. Wanneer leidinggevenden in de gemeente denken dat zij de mensen voortdurend moeten oproepen om zich toe te wijden aan de gemeente, moeten oppeppen hun gaven in de gemeente in te zetten, moeten uitdagen om hun geld te geven, enz., dan kan er een gemeentegerichte prediking ontstaan. Daar zullen mensen moe van worden. Dan gebeurt het al snel dat broeders en zusters door de leiding onder druk worden gezet en gemanipuleerd worden. Dan kan het gemeenteleven heel eisend worden. Daar zal de gemeente uiteindelijk niet door groeien. Misschien wel in aantal en activiteiten, er kan een grote organisatie ontstaan. Maar niet groeien in de liefdesrelatie met Christus. En zonder de hoeksteen zal het gebouw vroeg of laat in elkaar zakken.
De brief aan de Efeziërs heeft twee grote thema’s: Christus en de gemeente. Het is echter eerst Christus en aan Hem ontleent het lichaam (de gemeente) zijn groei.
Uit mijn contacten met voorgangers, toegewijde oudsten, broeders en zusters in veel gemeenten weet ik, dat wij allen hopen en bidden dat er weer levende, vitale en krachtige gemeenten mogen ontstaan. Wat verlangt ons hart er naar dat het getuigenis van Jezus, die alleen echte vrede geeft, weer tot velen uit zal gaan. Als u bidt voor herleving en vernieuwing, bidt u dan vooral dat er mannen en vrouwen zullen opstaan die werkelijk maar één passie hebben en die is: Jezus Christus. Alleen door mensen die met Paulus kunnen zeggen: Het leven is mij Christus (Fil. 1: 21) zal God zijn gemeente bouwen. Wanneer iemand de schoonheid van die ene parel gaat aanschouwen zal hij/zij het niet moeilijk vinden alle andere parels er voor op te geven. Wanneer wij Hem kennen zullen wij ons willen toewijden aan Zijn gemeente. Heer, ontferm U over ons.

Ds. Oscar Lohuis