Opname van de gemeente (3)

Henk Schouten • 83 - 2007 • Uitgave: 12
Opname van de gemeente (3)



Wanneer we kijken naar de dingen die we in de Bijbel vinden over de opname van de gemeente, moeten we ook aandacht geven aan 2 Tessalonicenzen 2. Er is tussen het schrijven van de beide brieven aan de Thessalonicenzen blijkbaar iets gebeurd. Er zijn leraren gekomen die stelden dat de dag des Heren al was aangebroken. Dat is lijnrecht in strijd met wat Paulus in 1 Tessalonicenzen geschreven had. Daar stonden we eerder bij stil.

Het is een eerste verwijzing naar de leer die we vandaag ‘posttribulationisme’ noemen. Dat moeilijke woord betekent dat de gemeente door de grote verdrukking heen zal gaan. Het Zoeklicht heeft altijd verkondigt en doet dat ook vandaag nog, dat de gemeente niet dóór, maar vóór de grote verdrukking van de aarde zal worden weggenomen. Paulus is door Timoteüs over de dwaalleer, die in Thessaloniki de ronde deed, geïnformeerd en schrijft helder in 2 Tessalonicenzen 1:6-10 van Gods oordeel over valse leraren.

In hoofdstuk 2 lezen we bemoedigende woorden: 'maar wij verzoeken u broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeerd, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren reeds aanbrak.’ De valse leraren waar de apostel op wijst, blijken zelfs de naam van Paulus gebruikt te hebben om hun dwaalleer kracht bij te zetten.
Paulus gaat dan door en legt uit dat de dag des Heren er nog niet kan zijn, want eerst moet de mens der wetteloosheid zich openbaren. Deze mens der wetteloosheid zien we ook beschreven in Daniël 7 en in Openbaring 13.
Wat de apostel ons in dit hoofdstuk leert is dat, voordat de dag des Heren komt en Jezus terugkomt naar de aarde, op aarde een wetteloos mens komen zal. Nu zijn er altijd wetteloze mensen geweest, maar hier gaat het om een bijzonder heerschap. We moeten denken aan de persoon die op andere plaatsen antichrist wordt genoemd. In 2 Tessalonicenzen wordt deze mens ook ‘zoon des verderfs’ genoemd, een tegenstander die zich als God wil manifesteren. Feitelijk zal deze persoon de vrucht van het paradijs helemaal doorslikken en menen als God te zijn.

We leven vandaag in een wereld die buitengewoon antichristelijk aan het worden is. Onze cultuuruitingen zijn steeds meer een verzet tegen de geboden van God. Godslastering is populair. Je kunt als christen haast geen tv-programma meer bekijken. Grove, godslasterlijke taal moet. Maar ook de wetgeving geeft meer en meer blijk van minachting van de geboden van God. We zien dat vooral in de afwezigheid van normbesef en in het aanvaarden van allerlei levensvormen die ingaan tegen Gods regelgeving. Uiteindelijk zal deze van God losgeslagen wereld een regering krijgen en daarbij een regeringsleider die een exponent van al dat Godslasterlijke is. De mens der wetteloosheid, die zich tegen alles van God verheft.


Nu schrijft Paulus dat de dag des Heren niet kan komen, voordat deze wetteloze gekomen is. Die wetteloze op zijn beurt kan niet komen, omdat er nu nog een weerhoudende macht is. Je krijgt als volgorde dus dit: a) er is een weerhoudende macht; b) wanneer die weerhoudende macht weggenomen is, kan de mens der wetteloosheid komen; c) die mens der wetteloosheid wordt door de komst Jezus zelf machteloos gemaakt.

Wie wordt er nu met die weerhouder bedoeld? Ik gebruik nog wel eens dit voorbeeld: Op een verjaardagsfeest komen gelovige familieleden bij ongelovigen. Na verloop van tijd, gaan de gelovigen huiswaarts, maar weten dan, dat na hun vertrek het ‘feest’ pas echt begint. Dan vloeit de alcohol rijkelijk en dan worden de moppen pas echt leuk. U begrijpt, de gelovige is daar de weerhouder. Wanneer de gemeente thuisgehaald zal zijn, zal de weerhouder niet meer op aarde zijn. Dan kan het antichristelijke in al zijn onreinheid optreden.

Over die wetteloze mens lezen we in 2 Tessalonicenzen 2:9-11 ondertussen een paar opvallende dingen. Die mens der wetteloosheid zal vervuld zijn van satan, er zullen bedrieglijke tekenen zijn, er zal geen liefde voor de waarheid meer zijn.

Het geestelijk klimaat, passend bij de antichrist die komen gaat, wordt vandaag gecreëerd. Er is een hype als het gaat om het bovennatuurlijke, de Harry Potter-hysterie is er een bewijs van, maar er is veel meer te noemen. Waarheid is vandaag relatief geworden, dat is modern. Je mag nergens meer zeker van zijn. Bedrieglijke tekenen komen ook steeds meer in. Zelfs op christelijk erf zoekt men het wonder, het bovennatuurlijke, het spectaculaire. Laten we beseffen dat de antichrist ook een antikerk zal hebben. Zijn we waakzaam?



Het meest tragisch is wat we dan lezen (vers 11): God zal een geest der dwaling zenden. Veel mensen die nu niet willen, kunnen straks de waarheid gewoon niet meer onderscheiden. Ook dat ervaar ik steeds vaker. Agressie tegen de waarheid, agressie tegen de Bijbelse werkelijkheid.



Samenvattend leren we in 2 Tessalonicenzen dat de gemeente zal worden opgenomen en hoe het verloop van de laatste dingen zijn zal. a) de opname van de gemeente (wegnemen van de weerhouder); b) openbaring van de antichrist (mens der wetteloosheid) en c) terugkomst van Jezus Christus (uitroeiing van de antichrist).

We lezen hier feitelijk een vlammende waarschuwing, maar we lezen ook van een geweldige hoop. Dat is een boodschap die we niet langs ons heen moeten laten gaan.



Ik geloof het vast en zeker: Maranatha, Jezus Christus zal spoedig terugkomen.



Ds. Henk Schouten