Psalmen, gezangen, geestelijke liederen

Henk Heijkoop • 84 - 2008 • Uitgave: 19
Het Nieuwe Testament geeft in tegenstelling tot het Oude Testament weinig informatie over muziek.
Slechts enkele teksten worden aan (vocale en instrumentale) muziek gewijd. Deze geven inzage in:
• enkele muziekinstrumenten (1Kor. 14:7,8)
• drie soorten liederen (Ef. 5:19, Kol. 3:16)
• zang in de hemel (Op. 5:9, 14:3)
• zeven bazuinen (Op. 8-11)
• zang en instrumenten in het tot vallen gedoemde Babylon (Op. 18:22)
Voeg daarbij de lofgezangen van Maria en Zacharias in Lucas 1 en de lofzang die de Here Jezus met Zijn discipelen zong (Marc. 14:26) en de voornaamste tekstplaatsen betreffende muziek zijn wel genoemd.
Toch zijn deze aanwijzingen, hoe weinig ook, van veel waarde. Zij zeggen niet alleen iets over de muziekcultuur van de antieke en Joodse wereld, maar hebben ook nut voor het zingen en spelen in onze huidige gemeenten.
De voornaamste teksten die spreken van zingen van gelovigen, staan in Efeze 5:18 en 19 en in Kolossenzen 3:16. Zij luiden als volgt: (PS Geciteerd naar de Telos vertaling)
Efeze 5:18b,19 ‘…en wordt vervuld met (de) Geest, en spreekt tot elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, zingend en jubelend in uw hart tot de Heer.’
Kolossenzen 3:16 ‘Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen, terwijl u in alle wijsheid elkaar leert en terechtwijst met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (en) in (de) genade zingt in uw harten voor God.’

In beide Schriftgedeelten, die elkaar overigens voortreffelijk aanvullen, is sprake van psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, termen, waarvan de uitleg de exegeten (theologen en muziekwetenschappers) de nodige hoofdbrekens heeft gekost. Heeft Paulus louter synoniemen gebruikt, zoals sommigen veronderstellen? Of moeten wij ze als ‘afzonderlijke liedvormen’ onderscheiden? Verschillen psalmen van lofzangen en geestelijke liederen, terwijl met de laatste twee hetzelfde soort liederen bedoeld is? Waarom voorziet de schrijver (Paulus) het woord ‘liederen’ van de toevoeging ‘geestelijk’ en de andere twee niet? Werden in zijn tijd (ca. 61 n.Chr.) nog psalmen gezongen?
Alvorens deze vragen te beantwoorden, formuleer ik als basis twee stellingen:
de grondtekst van de Bijbel is door de Heilige Geest canoniek geïnspireerd (dit in tegenstelling tot de niet-canonieke inspiratie van bijv. grote kunstenaars)
elk woord en elke zin van Gods woord heeft betekenis. Ook (vermeende) synoniemen zijn zinvol.

De grondtekst (Ef. 5:18b,19; Kol. 3:16)
De Griekse tekst spreekt van: Psalm = psalmos; lofzang = humnos; lied = ?dè.
Deze drie worden in één volgorde genoemd. Na het woord ‘?dè’ (lied) staat ‘pneumatikos’ (= geestelijk).
Voorts komen we tegen: aid? = zingen (het werkwoord, behorende bij ‘??dè’); psallo = jubelen (het werkwoord, behorende bij ‘psalmos’).
Een complicerende factor is dat het woord ‘psallo’ diverse betekenissen heeft: psalm zingen, zingen, jubelen, op een instrument tokkelen.

De oudste, nog steeds gangbare, verklaring is deze:
- de psalmen waren de in de tijd van Paulus bekende psalmen. Vele christenen waren van Joodse afkomst en kenden het Oude Testament, gewoonlijk in de Griekse vertaling (de Septuaginta).
De 150 psalmen in het O.T., aangevuld met de niet-canonieke psalmen van Salomo uit de eerste eeuw vóór Christus en enkele andere, zoals de psalmen van de drie vrienden van Daniël (Ps. 151-153!) waren gemeengoed van zowel Joden als bekeerde heidenen. Zij verheerlijkten de God van Israël en zijn de meest complete weerslag van menselijke gevoelens uit de wereldliteratuur.
- lofzangen (humnoi) waren a) oudtestamentische Bijbelliederen en b) nieuw gecomponeerde gedichten en melodieën. Tot de eerste groep rekent men Exodus 15 (lied van het volk Israël aan de Schelfzee), Deuteronomium 32 (lied van Mozes), Richteren 5 (lied van Debora), het Hooglied, Habakuk 3 en vele andere.
Ook het Nieuwe Testament kent Bijbelliederen, bijv. Lucas 1 en 2, 1 Timoteüs 3:16, Efeze 5:14, 1 Korintiërs 13, Openbaring 5.
Desondanks werd in de eerste gemeenten al spoedig behoefte gevoeld aan meer gezangen, in het bijzonder tot eer van de Heiland. Deze ontstonden spontaan, beginnend bij Jeruzalem, maar ook elders in het Midden-Oosten, voorts in Europa en Noord-Afrika. De kerkvader Tertulianus schrijft hierover: “Ieder, die door de geschriften van God of door zijn eigen geest in staat gesteld wordt, wordt verzocht in het midden (van de gemeente) voor God te zingen.” (Zie ook 1Kor. 14:26 ‘Hoe is het dan, broeders? Wanneer u samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer… Laat alles gebeuren tot opbouwing’).
Praktisch gezien ging het als volgt: broeder S. of zuster K. kreeg door studie van of meditatie over de Here Jezus Christus inspiratie om een gedicht of een melodie over zijn of haar geliefde Here te componeren en in de gemeente te zingen, dan wel voor te dragen. De pasbekeerde gelovigen waren zo vol van hun Verlosser, dat zij niet konden nalaten om daarvan in woord en lied te getuigen. Een behartenswaardig voorbeeld!
Vele hymnen zijn in de eerste eeuwen geschreven, maar helaas door toedoen van kerkbesturen uit de vierde eeuw vernietigd.
- geestelijke liederen (?dai) bevatten weinig tekst en veel muziek. Zij waren met name bedoeld om uiting te geven aan het enthousiasme van de ziel voor de Here, in Wie zij een bijzondere schat gevonden hadden. Veelal bestond de tekst uit niet meer dan ‘Halleluja’, ‘Amen’, ‘Want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid’, een eenvoudig refrein of herhaling van wat de voorzanger zong. Ook wij kennen in onze diensten momenten van gezamenlijke ontroering, waarbij simpele teksten en eenvoudige melodieën voldoende zijn om uiting te geven aan onze dankbaarheid jegens God en Zijn Zoon.

Samenvattend:
• met de psalmen prees de gelovige God.
• d.m.v. lofzangen huldigde men de Zoon van God.
• geestelijke liederen kwamen voort uit een sterkere persoonlijke beleving.

Een nadere verklaring
Bovenstaande uitleg lijkt te kloppen. Toch is er één onverklaard onderdeel: waarom wordt het bijvoegelijk naamwoord ‘geestelijk’ toegevoegd aan het zelfstandig naamwoord ‘liederen’? Waarom wordt zij (ogenschijnlijk) weggelaten bij de woorden ‘psalmen’ en ‘lofgezangen’?
Sommige theologen verklaren dit door te wijzen op de tegenstelling tussen de wereldlijke, amorele liederen uit de toenmalige Grieks-Romeinse wereld en de door de Geest ingegeven liederen, welke in de gemeente gezongen werden. Paulus zou hebben willen waarschuwen voor de eerste categorie, house-muziek anno 60 na Christus.
Deze gedachte lijkt aannemelijk, maar is het niet, omdat het verschil tussen reine en onreine muziek zo oud is als de val van de satan (Jes. 14:11) en Paulus dit zeker niet apart behoefde te vermelden.
Meer voor de hand ligt een taalkundige verklaring, die overigens tot een verrassende interpretatie van Efeze 5 en Kolossenzen 3 leidt.
In het Grieks van Efeze 5:19 en Kolossenzen 3:16 staat (in letterlijke volgorde vertaald): ‘sprekende tot elkaar in (of: met) psalmen en gezangen en liederen, geestelijk, zingende en jubelende (of: spelende op een tokkelinstrument) met uw hart aan de Here.’ Taalkundig is er echter geen enkel bezwaar om het woord ‘geestelijk’ te hangen aan zowel psalmen, als aan lofzangen, als aan liederen. De nieuwe vertaling luidt dan als volgt: ‘sprekende tot elkaar in (of: met) geestelijk geïnspireerde (of: door de Geest ingegeven) psalmen, gezangen en liederen, zingende en spelende met uw hart (dit is: van harte) tot (of: voor) de Here.’
Mijns inziens is deze nieuwe vertaling de oplossing van het aloude vraagstuk, dat de gebruikelijke vertalingen steeds weer oproepen, namelijk: zijn de liederen wél geïnspireerd en de psalmen en gezangen niet? En hoe kan dat? Met deze uitleg hebben wij de zekerheid, dat de drie liedsoorten, die overigens in de gehele Bijbel voorkomen, één bron hebben: de ingeving van de Heilige Geest. Een bewijs temeer, dat Gods Woord uit Hemzelf is voortgekomen (2Petr. 1:21).
En dat geeft een rotsvaste basis aan het geloof van de gelovige.

Henk Heijkoop