Renaissance en Reformatie

Willem J. Ouweneel • 79 - 2003/04 • Uitgave: 15
Renaissance en Reformatie



In de Renaissance (= ‘wedergeboorte’) ging het om een vernieuwing (bevrijding, zelfwederbaring) van mens en cultuur vanaf de 14e eeuw. Als ideaal golden daarbij de klassieke schrijvers, zowel de antieke filosofen als de kerkvaders. In de begintijd was de Renaissance zeker geen contra-christelijke stroming. Toch is het uiteindelijk resultaat ervan wel een ethisch, geseculariseerd ‘christendom’ geweest. De Renaissance begon in Florence en won in Italië pausen, vorsten en kooplieden voor zich. De vernieuwingen waren ingrijpend. De zelfstandigheid van de vrouw werd voor het eerst erkend. De oude scheidslijnen tussen adel, geestelijkheid en burgerij, ja, zelfs die tussen gelovigen en ongelovigen, maakten plaats voor die tussen ontwikkelden en onontwikkelden.

De Middeleeuwers hadden de ‘natuurlijke’ wereld beschouwd als een onvolmaakt oord van zonde en vloek, dat door de ‘bovennatuurlijke’ kerk gered en bestuurd moet worden. Daartegenover ontdekte de Renaissance de wereld als een schoon, harmonieus, goddelijk bezield kunstwerk. Dat was op zichzelf nog geen wereldse gedachte, integendeel, ze was in zekere zin veel bijbelser dan de middeleeuwse visie. We mogen het christelijke element in de Renaissance dan ook niet onderschatten. Maar tegelijk trad er een zekere spanning op tussen dit christelijk gedachtegoed en de herontdekte vrijheid van de mens. Het middeleeuwse denken had de mens als ‘van nature’ zwak en zondig gezien, afhankelijk van de ‘bovennatuurlijke’ genadeinstortingen van de Kerk. Deze idee moest nu wijken voor die van de vrije kunstenaar met onbegrensde mogelijkheden en creatieve drang. Hier wordt de mens zelf een Creator! Volgens de Bijbel kan ware vrijheid zich slechts ontplooien binnen de grenzen van Gods heilzame geboden. De nieuwe vrijheidsmens van de Renaissance ervoer Gods wet echter steeds meer als een knellend juk.

Het is boeiend te zien hoe juist in deze periode de Reformatie opkwam. De Renaissance beoogde een herleving van de antieke oudheid, de Reformatie beoogde een herleving van het bijbelse christendom. Overigens kan de Reformatie, hoezeer ze ook een werk van Gods Geest was, niet losgemaakt worden van het toenmalige Renaissancistische tijdsgewricht. Evenals deze laatste vertoonde de Reformatie een nationalistische trek, waardoor nationale protestantse kerken ontstonden tegenover de ‘katholieke’ kerk. Evenals de Renaissance was de Reformatie individualiserend; zij legde nadruk op het ‘algemeen priesterschap’ van de gelovigen, op de persoonlijke verhouding tot God en op de persoonlijke studie van de Bijbel. Ook de Reformatie kende een ‘religieuze wedergeboorte’ en een terugkeer tot de kerkvaders.

Bovenal echter hield de Reformatie toch een herontdekking van het sola Scriptura (‘alleen de Schrift’) in. In de lijn van de Bijbel ging het haar om een schriftuurlijke wedergeboorte en om het persoonlijke heil. Het ging haar om het sola fide (‘alleen door geloof’) en het sola gratia (‘alleen door genade’). De Reformatie leerde de totale verlorenheid van de natuurlijke mens en de totale afhankelijkheid van de genade. De mens kan het heil niet (mede) door ‘goede werken’ verwerven. Daardoor plaatste zij zich tegenover de Renaissance, die zonde niet primair als ontrouw tegenover God zag, maar als ontrouw van de mens tegenover zichzelf, door zich onder het gezag van anderen te plaatsen. De mens moet zich volgens haar niet uitleveren aan een soevereine God, maar geloven in zijn eigen waardigheid en mogelijkheden. De Reformatie zag deze laatste ook; maar zij benadrukte dat ’s mensen waardigheid en mogelijkheden pas tot ontplooiing kunnen komen dankzij de wedergeboorte en de verlichting van de Heilige Geest.

De belangrijkste ontdekking van de Reformatie voor de Europese denkgeschiedenis was dat de Schrift goddelijk gezag heeft over het héle menselijke - individuele en maatschappelijke - leven. Totale natuurlijke verlorenheid maakt ook de totale verlossing nodig, en van daaruit ook een totale hervorming van het menselijk leven aan de hand van Gods Woord en Geest. Het gezag inzake geloofsvragen wordt niet bepaald door een min of meer autonome rede, noch door het gezag van de Kerk, noch door de eigen mystieke beleving van de ziel, maar alleen door de Schrift. Maar dat gold dan niet alleen voor theologische kwesties, maar voor alle kwesties van het leven.



Willem J. Ouweneel