Rust vinden voor je ziel

ds. Oscar Lohuis • 83 - 2007 • Uitgave: 12
Rust vinden voor je ziel



“Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Matt. 11:28).



Waarschijnlijk liepen er in de tijd van Jezus veel mensen rond die zich vaak en veelvuldig schuldig voelden. De Farizeeën en Schriftgeleerden bonden namelijk zware lasten bijeen en legden die op de schouders van de mensen (Matt. 23:4). Er werd hen vooral geleerd hoe ze wel en niet moesten leven. Het dienen van God werd hoofdzakelijk uitgelegd als gehoorzaam zijn aan de wet, de regels, de geboden. Wie gehoorzaam was, mocht rekenen op zegen en wie zondigde, moest rekenen op vergelding. Maar het is niet zo makkelijk om je aan de wet te houden en daarom gingen veel mensen, vanwege hun tekortkomingen, gebukt onder gevoelens van zelfverwijt en onzekerheid. Trouwens, de schriftgeleerden en Farizeeën hielden zich zelf niet eens aan de wet, “zelf willen zij ze niet met hun vinger verroeren” (Matt. 23:4). Door de kloof die er ontstond tussen het ideaalbeeld dat hun geleerd was en dat ze voor zichzelf voor ogen hadden en hoe het in werkelijkheid met hen ging, raakten ze vermoeid en uitgeput.

Zo gaat dat in ons leven ook. Waardoor raak je vermoeid? Waardoor ga je je zorgen maken? Waardoor stapelen de lasten zich op onze schouders op? Dat gebeurt vooral wanneer wij ons zorgen gaan maken om onszelf. Wanneer dingen mis zijn gegaan of wanneer we fouten hebben gemaakt, wanneer we niet overeenkomstig het ideaalbeeld dat we voor onszelf hebben gecreëerd hebben geleefd, dan gaan we onszelf op de kop geven. Van binnen zeggen we dan: “Stommeling! Hoe heb je dat nou kunnen doen?! Je had beter moeten presteren! Wat zullen andere mensen wel niet van je denken!” Het zijn niet de normale teleurstellingen, tegenslagen en moeilijkheden die een mens beroven van zijn geestelijke rust. Het zijn de dingen die gebeuren plús de zorgen die we ons gaan maken om onszelf die ons zo vermoeien. Wanneer je je gaat afvragen: “Ben ik wel goed genoeg?” En wanneer je tegen jezelf gaat zeggen: “Je denk toch niet dat je nu nog voor God kunt verschijnen?!” We hebben allemaal een prachtig ideaalbeeld van onszelf op allerlei terreinen: ten aanzien van onze gehoorzaamheid aan God, maar ook ten aanzien van onze relaties, ons huwelijk, de relatie met onze kinderen, onze financiële omstandigheden, onze studieresultaten, onze carrière in de maatschappij, onze gezondheid. En we hebben waarschijnlijk ook een ideaalbeeld van hoe we de geestelijke disciplines zoals gebed, het lezen in de Bijbel, meditatie, vasten en studeren zouden moeten onderhouden. Maar op al die terreinen is er vaak een kloof tussen ideaal en werkelijkheid. En die kloof maakt ons onrustig.

Jezus zegt: “Komt tot Mij.” We zullen zelf de kloof nooit kunnen overbruggen. Maar nu zegt Jezus: “Je hoeft niet eerst volmaakt te zijn voordat Ik je accepteer.” Als we naar Jezus leren luisteren, dan gaan we zijn stem van liefde verstaan. Hij zegt: “Het is niet jouw bijdrage waardoor je bij God mag komen. Het niet jouw gerechtigheid waardoor de weg tot de Vader open is, maar die van Mij.” Het zijn nooit onze goede daden waardoor we tot God mogen naderen, maar altijd alleen maar het volbrachte werk van de Here Jezus. Omdat onze goede daden niet de reden zijn dat we toch aanvaard worden, zijn onze slechte daden ook geen reden voor God om ons niet te aanvaarden. Er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1). Hoe goed of hoe slecht je het op welk gebied dan ook hebt gedaan, hoe groot de kloof tussen ideaal en werkelijkheid in jouw leven ook is, Jezus zegt: “Zie niet op jezelf, vertrouw niet op jezelf, maar kom tot Mij.” Wij mogen op grond van de gerechtigheid van Jezus Christus altijd tot God naderen. Jezus geeft ons rust in onze ziel. Onze zware lasten, al die zorgen die we ons maken om onszelf, vallen van onze schouders wanneer we de Heer tegen ons horen zeggen: “Je bent onschuldig in mijn ogen, Ik hou van je met een volmaakte liefde, je mag ontspannen in de zekerheid dat het goed met je komt.” Door Jezus hoeven we ons geen zorgen meer te maken om onszelf. Het mag tot ons doordringen dat we de zegen van God niet hoeven en kunnen verdienen, maar dat die ons wordt geschonken. Jezus heeft de vloek voor ons gedragen en nu kan God ons de zegen geven, om niet (Gal. 3:14). In Jezus Christus kan de kloof tussen ideaal en werkelijkheid ons nooit meer schaden. In Hem zijn we volmaakt en volkomen, voor tijd en eeuwigheid. Halleluja!



Ds. Oscar Lohuis

Reacties:
oscar.lohuis@solcon.nl