Schepping of evolutie: Wat maakt het nou uit...

Feike ter Velde • 85 - 2009 • Uitgave: 6
of toch?

Veel christenen denken dat het niets uitmaakt, of je nu gelooft in de schepping, door God en wel in zes dagen, of dat je gelooft dat alles door evolutie is ontstaan.
Men zegt: “Het gaat toch om onze relatie met God, om Jezus Christus en om de kerk? Daar draait de Bijbelse boodschap toch om? Je moet elkaar toch de ruimte geven? Het gaat toch om de liefde?”
Maar zijn dat wel zinvolle argumenten?


Het zogenaamde Darwinjaar is nog maar nauwelijks begonnen en plotseling blijkt dat zich hier en daar in de christelijke wereld enorme aardverschuivingen hebben voorgedaan. Boegbeelden van de Bijbelgetrouwheid blijken te zijn gevallen in de oceaan van de oersoep: het is tóch de evolutietheorie en niet meer de schepping, zoals vermeld in de Bijbel. Dat is dan even slikken. Na enige overdenking komen veel mensen tot een compromis met zichzelf: “Wat maakt het uit? Het gaat toch om het geloof in Jezus, om onze persoonlijke relatie met God? We kunnen toch verschillende visies hebben op het begin van de Bijbel? Als we maar geloven dat de Bijbel het betrouwbare Woord van God is. Dat is de kern…” zegt men.

Woordenspel
In de enorme verwarring die is ontstaan, verdedigt men zich met een versluierend en daarom bedrieglijk woordenspel. Men zegt: “Het moet ons gaan om de kern van het geloof in de Bijbel en in de Persoon van Jezus Christus.” Natuurlijk gaat het daarom, maar dat woord ‘kern’ is misleidend! Het gaat om de hele Bijbel - die de hele waarheid van en over de levende God is (Ps. 119:160). In de jaren ’60 zei men vanaf de kansel in mijn kerk: “In de Bijbel vinden we woorden van God.” Dat is een misleidend woordenspel. Men was toen allang om voor de zogenaamde ‘moderne theologie’, die de Bijbel als onfeilbaar Woord van God had losgelaten. Alleen moesten de ‘eenvoudigen’ nog worden ‘omgeturnd’ en dat moet je tactisch doen, zei de dominee mij desgevraagd toen hij zich betrapt voelde.

Geloof in Jezus Christus
Geloven in Jezus dat betekent ook dat Hij betrouwbare woorden heeft gesproken. Hij is het begin - het beginsel, het grondprincipe - van de schepping Gods, zegt de Bijbel. Jezus spreekt over God als Schepper en de mens als geschapen door Hem: ‘Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?’ (Matt. 19:4).
Als wij vandaag menen dat we het beter weten, op welke gronden dan ook, stellen we ons boven de Bijbel en kunnen we niet langer geloven dat heel de Bijbel het betrouwbare en onfeilbare Woord van God is voor leer en leven. Want als het een niet klopt, hoe kan dan het andere wel betrouwbaar worden geacht? Men tracht op allerlei gebieden ruimte voor zichzelf te scheppen om er andere opvattingen op na te houden. En zo raakt men steeds verder op drift. Als wetenschap en Bijbel met elkaar in tegenspraak lijken te zijn, dan kiest een Bijbelgetrouwe christen voor de Bijbel. Want wat vandaag vast en zeker is in de wetenschap staat morgen weer op losse schroeven. Zo niet de Bijbel. Die is onveranderlijk en blijft altijd wáár. Het verhaal van de platte aarde is ook zo’n drogredenering. De Bijbel spreekt niet over een platte aarde. Dat hadden mensen er destijds van gemaakt. Daarom werd Galileï (1564-1642) destijds veroordeeld, want de oppermachtige, maar afvallige kerk van toen, had bepaald dat de aarde plat was. De Bijbel zegt de dingen vaak ook in onze spreektaal, bijvoorbeeld als er staat dat ‘de zon onder gaat’. Wij weten dat de aarde wegdraait van de zon. Nochtans zeggen wij nog steeds dat de zon onder gaat.

Maar als onze Here Jezus Christus al niet meer te vertrouwen en op Zijn woord te geloven is, dan wordt ook het hele evangelie van zonde en behoudenis uitgehold. Het is niet een onschuldig ding als men de schepping, door God in zes dagen, niet meer wenst te geloven. Dat hoeft ook niet bewezen te worden, want zo staat het in Gods geopenbaarde Woord. Als morgen de wetenschap ons komt vertellen dat zonde komt door een bepaald stofje in de hersenen en dat de mens dus niet langer verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, dan kan een christen dat tóch niet accepteren. Want de Bijbel spreekt over Gods wet, over de zonde, over de eeuwige verlorenheid en over het eeuwige behoud door bekering en vergeving. Een mens die de Bijbel gelooft als Gods Woord, gelooft ook dat hijzelf een zondaar is. Daar is gelóóf voor nodig. Evenals er geloof voor nodig is dat God vergeeft als wij belijden en dat Hij dan een nieuw begin met ons wil maken. Jezus Christus is van eeuwigheid af al de Redder der wereld. Dat moet worden gelóófd. Hij is de derde dag opgestaan uit de dood, maar dat kan wetenschappelijk absoluut niet. Toch geloven wij het, omdat de Bijbel het zegt.
Wij geloven in een bovennatuurlijke God. Ons geloof omvat ook de boven- en buitennatuurlijke dingen. Dat de levende God in de hemel woont, gelóven we, omdat de Bijbel het zegt. Men kan niet zeggen wel in het één te geloven, omdat het in de Bijbel staat en niet in het andere, omdat het ‘wetenschappelijk’ anders is vastgesteld. Als we geloven dat God de wereld in zes dagen heeft gemaakt, dan had Hij het ook in zes seconden kunnen doen. Want Hij is God! Hij is de God van de Bijbel, de God van Israël, de Vader van onze Here Jezus Christus. Het zij verre van ons dat we afdingen op Zijn woord, op Zijn openbaring aan ons. Het maakt wel degelijk uit of we Genesis 1 letterlijk geloven of niet. Er zijn vele pogingen gedaan om Genesis 1 te verenigen met de toevallige stand van de wetenschap van het moment. Wij mogen daar niet in meegaan, omdat dan de hele Bijbel op de helling gaat. Ook onze relatie met Hem, met God, met de Here Jezus. Het gebedsleven verdwijnt, de levende relatie met Hem verslapt en verdwijnt uiteindelijk ook. Want we hebben ons verheven boven Gods Woord.

Bedoelt de Bijbel theologie?
Als men zegt dat Genesis 1 t/m 3 een heleboel theologie is in plaats van openbaring, dan kan men alle kanten uit. Dan moet men ook zeggen: de Bijbel is een moeilijk boek en dat kunnen ‘leken’ eigenlijk niet lezen. De uitleg ervan moeten men overlaten aan ons, de deskundigen. Overlaten aan biologen, theologen, geologen, etc. Met zo’n redenering plaatst men zichzelf op een voetstuk, kijkt men neer op ‘de schare die de wet niet kent’ en men heerst over de Bijbel. Ze zeggen dan: “Het staat er wel, maar zó moet je het niet lezen, want wij weten nu beter wat de Bijbel bedoelt.” Op die gronden verklaarde de afvallige kerk vroeger de Bijbel als een verboden boek voor ‘leken’.
Goede theologie is prachtig. Zij wordt maar door één ding gekenmerkt en dat is als zij buigt voor de Bijbel, de heilige Schrift. Slechte theologie is verschrikkelijk. Zij wordt gekenmerkt door het heersen over de Bijbel, de Bijbel naar eigen hand te zetten, iets ánders lezen dan wat er staat, omdat dat beter uitkomt voor de eigen opvatting. Iedereen kan in die val trappen. We moeten onszelf steeds weer op dat punt onderzoeken, ook orthodoxe en Bijbelgetrouwe christenen. Als theologische opvattingen een onderdrukkend kerksysteem worden, zijn ze - hoe Bijbelgetrouw ook - toch verwerpelijk. Goede theologie wil ons de Bijbel uitleggen, in eerbied voor de Bijbel als geopenbaard Woord Gods, waardoor Hij ook de wereld voortbracht en haar tot op vandaag onderhoudt. ‘Hij draagt alle dingen door het Woord Zijner kracht’ (Hebr. 1:3). Dat vraagt eerbiedig geloof, zelfs zonder precies te weten hoe het zit.

Vrijheid in onderzoek
Wetenschappers moeten vrij zijn om wetenschap te bedrijven. De Bijbel leert ons dat de mens, los van God, tot onvoorstelbare dingen zal komen in de eindtijd: ‘Niets van wat zij denken te doen zal voor hen onuitvoerbaar zijn’ (Gen. 11:6).
De wetenschap neemt in onze dagen bijna griezelige vormen aan. De nanotechnologie is daar een voorbeeld van: de fascinerende kennis van het allerkleinste in de materie. Een nanometer is een miljardste(!) meter. Een menselijk haar heeft een dikte van ongeveer tachtigduizend nanometer, om maar wat te noemen. Er worden al artikelen gepubliceerd over het verlengen van het menselijk leven tot zo’n 150 jaar binnen afzienbare tijd, dankzij de nanotechnologie. Kortom, de wetenschap gaat door en dat moet ook. Maar de vraag is hoe de wetenschap wordt gebruikt? De wetenschap - net als ieder mens - gaat eerst uit van wereldbeschouwelijke, religieuze en filosofische kaders. Binnen die kaders wordt de werkelijkheid (ook de feiten uit de natuur) geduid, beoordeeld, geïnterpreteerd. Daarom kan de wetenschap nooit autonoom (dat is: zichzelf tot norm en wet verklaren) zijn.
Vervolgens moeten we moeten ons afvragen: Wil de wetenschap ons de Bijbel uit handen slaan? Wil ze ons vertellen dat we alles nu ánders moeten lezen? Gaat ze ons straks vertellen dat ons geloof voortkomt uit een stofje in de hersenen, in plaats van dat het een gave is van de Heilige Geest? Omdat zij álles kan, zal de wetenschap ook allesoverheersend worden. Over enkele jaren zal via een hersenscan bepaald worden welke tak van arbeid het beste bij je past. Omdat de ethische normen steeds minder belangrijk worden gevonden, is er een bedreiging in de wereld van wetenschap en techniek die prof. Dr. Egbert Schuurman een Babylonische bedreiging noemt. En dat is het ook! Maar dat Babel zal eens ten val komen!

Feike ter Velde