Shama`

Gieneke van Veen-Vrolijk • 83 - 2007 • Uitgave: 17
Shama`



Horen en gehoorzamen




In het Bijbels Hebreeuws komen regelmatig werkwoorden voor die verschillende betekenissen hebben, meestal uitgaande van een algemene grondbetekenis; vaak zijn het betekenissen die elkaar aanvullen, of betekenissen waarbij de ene uit de andere voortkomt. Tot deze werkwoordengroep behoort het werkwoord ‘shama`’ - uitspraak sjamá - dat kan worden vertaald met ‘horen’. De basisbetekenis van ‘shama`’ is geluid met het gehoor waarnemen. Wanneer echter woorden worden gehoord, dan wordt het verstand erbij betrokken en wordt ‘shama`’ tot luisteren. Een voorbeeld hiervan vinden wij in de beschrijving van dat gebeuren in Sara’s leven, wanneer zij hoort spreken over een Goddelijke belofte en haar horen tot begrijpend luisteren wordt (Gen. 18:10), waarop zij innerlijk reageert.

Maar ‘shama`’ betekent ook: beluisteren, verhoren, waarnemen, gehoor geven, gehoorzamen, aandacht geven, aanhoren. We zien zo dat ‘shama`’ een breed scala aan betekenisaspecten heeft. Veelzeggend is het betekenisonderscheid van ‘shama`’: horen en gehoorzamen. Dit is een leerzaam betekenisverschil, waarbij het zo is, dat het gehoorzamen uit het horen/gehoor geven voortvloeit. Hierin ligt voor ons een diepe geestelijke les. Hoe vaak moet de Here tot ons zeggen “…u was weerspannig en geloofde Hem niet en u ‘shama’`/hoorde/gehoorzaamde Zijn stem niet.”(Deut. 9:23). Onverminderd geldt ook voor ons de les: “Zie, ‘shama`’’/gehoorzamen is beter dan slachtoffer…”(1Sam. 15:22). Hij herhaalt deze oproep altijd weer, omdat Hij ons wil zegenen “…‘shama`’/hoor/gehoorzaam Mijn stem, zo zal ik u tot God zijn…” (Jer. 7:23).



Er is een duidelijke relatie tussen ‘shama`’/horen, leren en doen. Dat komt vooral naar voren in het boek Deuteronomium. Zo had de Here gezegd: “En nu Israël, ‘shama`’/hoor naar de wetten en naar de rechten die Ik u leer om die te doen…” (Deut. 4:1). “…Ik zal hen Mijn woorden doen horen die zij zullen leren, om Mij te vrezen…” (Deut. 4:10). “Hoor Israël, de wetten en rechten… dat u ze leert… om deze te doen…” (Deut. 5:1,31). Evenals Israël moeten ook wij beseffen dat heel Gods volk - mannen, vrouwen, kinderen/jongeren - wordt opgeroepen tot onderwerping aan Gods Woord “opdat zij ‘shama`’/horen en opdat zij leren en vrezen de HERE…” (Deut. 31:11-13). Het geestelijke leerproces vangt aan bij het ‘shama`’/horen van Gods Woord. Wanneer dit ‘shama`’/horen ook gehoorzamen wordt/is, dan leert men ook het doen van Gods Woord door er naar te leven en te handelen.



De Here God hoort altijd de gebeden van de Zijnen. ‘Shama`’ heeft dan de betekenis van ‘verhoren’. Hierbij is God zelf het onderwerp. David had in diepe nood ondervonden dat de Here hoort wie tot Hem roepen én uitredt: “Deze ellendige riep en de HERE ‘shama`’/verhoorde en verloste…”(Ps. 34:7,18). Wie tot God in zonde en verlorenheid riep en door het geloof in Christus Zijn heil ontving, kan nu met de psalmist meezingen: “Geloofd is de HERE want Hij ‘shama`’/verhoorde de stem van mijn smekingen.” (Ps. 28:6).

“U hoort het gebed…” (Ps. 65:3).



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk