Spreuken 5:15-19

Els ter Welle • 84 - 2008 • Uitgave: 12
‘Drink water uit uw eigen regenbak en welwater uit uw eigen bornput. Zij moeten voor u alleen zijn, niet voor vreemden nevens u. Uw bron zij gezegend, verheug u over de vrouw van uw jeugd: een liefelijke hinde, een bekoorlijke ree; laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken, wees bestendig verrukt over haar liefkozingen.’
Spreuken 5:15-19


Seks met een vreemde vrouw werd in het begin van dit hoofdstuk aardedonker getekend, maar in dit gedeelte wordt hoog opgegeven van seksualiteit met de eigen vrouw. Regenbak en bornput (bron) zijn beeldspraak voor de echtgenote. Het drinken daaruit duidt op de geslachtsgemeenschap. Wij mogen alleen van onze eigen bron drinken. Alle anderen zijn verboden.

James Dobson vertelt in zijn boek Recht op de man af wat zijn vader tegen zijn moeder gezegd heeft, vlak voor zij samen gingen trouwen: ‘Ik wil dat je begrijpt en je volledig bewust bent van mijn gevoelens met betrekking tot het huwlijksverbond dat weldra tussen ons wordt gesloten.Van jongs af aan en in harmonie met Gods Woord is mij geleerd dat de huwelijksgeloften onschendbaar zijn. Door deze aan te gaan, verbind ik mijzelf absoluut voor het leven. Het idee van vervreemding van jou door echtscheiding om welke reden dan ook (hoewel God er één toestaat: ontrouw) zal ik nooit toelaten in mijn gedachten.
Ik ben hierin niet naïef. Ik ben mij volledig bewust van de mogelijkheid, hoe onwaarschijnlijk die nu ook lijkt, dat wederzijdse onverenigbaarheid of andere onvoorziene omstandigheden zouden kunnen resulteren in een buitengewoon lijden. Als dat het geval wordt, heb ik besloten mijn deel te accepteren als een consequentie van de verbintenis die ik nu aanga, en dit verdragen, indien nodig, tot het einde van ons leven samen.’

Het huwelijk is exclusief. Uitsluitend voor één man en één vrouw. Ieder ander uitsluitend. En extensief: tot de dood ons scheidt. Maar van die ene man of die ene vrouw mág u niet alleen, daar móet u van genieten. Onze tekst staat immers in de gebiedende vorm.
Het laatste gedeelte van vers 19 luidt in de Statenvertaling als volgt: ‘Dool steeds in hare liefde.’ Prachtig vind ik dat! Het houdt in dat er steeds iets nieuws te ontdekken valt en er geen sleur hoeft te zijn! Het is een uitdaging de seksuele omgang met eigen man of vrouw fris en spannend te houden.

Els ter Welle