Tamar - Palmboom

Gieneke van Veen-Vrolijk • 85 - 2009 • Uitgave: 3
In de Bijbel wordt veel gebruikt gemaakt van beelden. Een beeld wordt uitgedrukt door middel van een woord dat een concrete zaak, ding of handeling benoemt en/of beschrijft. Voorwerpen, dingen of acties die met woorden beschreven en uitgebeeld kunnen worden, zijn aan te merken als ‘beeld’. Een beeld dat in de Bijbel voorkomt, vereist dat de lezer eerst kijkt naar de letterlijke, algemene betekenis ervan en daarna let op de betekenis en speciale connotaties die het beeld in zijn Bijbelse context heeft. Zo wordt een beeld gebruikt om een bepaalde gedachte of boodschap weer te geven.
Bijbelse beelden werden veelal uit de natuur en het dagelijkse leven genomen. Het betrof zaken die voor de mens in de Bijbelse tijd bekend waren. Veel beelden zijn voor de Bijbellezer eveneens goed begrijpelijk - vooral natuurbeelden - maar in bepaalde gevallen zal men moeten trachten na te gaan wat een bepaald beeld vroeger inhield. Maar het beeld van een pottenbakker, prachtige bloem of felle hitte zal iedereen begrijpen.

Bomen in de Bijbel
Onder de vele Bijbelse natuurbeelden komen bomen regelmatig voor. Waarom? Houdt dit in dat bomen zo algemeen voorkomend en gewoon waren? Juist niet! In de veelal droge omgeving van de Bijbelse wereld zijn bomen schaars. Belangrijk is dan het planten van een boom zoals Abraham deed te Beersheba. Opvallend is dat hij juist daar de Naam van de Here aanriep (Gen. 21:33). Een graf onder een eikenboom is ook aparte vermelding waard (Gen. 35:8). De regelmatige vermelding van bomen in de Bijbel houdt dus verband met hun belangrijke status in een wereld waar bomen schaars zijn, uitgezonderd de algemeen voorkomende olijfboom.
Bomen zijn voor alles natuurbeelden. Zij komen in de scheppingsgeschiedenis (Gen. 1-2) al acht keer voor! Zij behoren de Schepper toe (Ps. 104:16,17). Ook in het slot van de Bijbel komt de boom voor (Op. 22:2).
Veelzeggend is het beeld van de boom geplant aan waterstromen die altijd fris, groen is en vrucht draagt. Dat is het beeld van de rijk gezegende mens die Gods Woord indrinkt, hierdoor geestelijk jong en welgevoed is en zo ook vruchtbaar kan zijn: “…hij overdenkt Zijn Wet dag en nacht… hij zal zijn als een boom… die vrucht draagt op zijn tijd…” (Ps. 1:3; vgl. Jer. 17:8).

‘Tamar’
We kijken nu naar het aansprekende beeld van een ‘Bijbelse boom’: de palmboom, in het Hebreeuws ‘tamar’ (palm/dadelpalm).
De ‘tamar’/palmboom onderscheidt zich van andere bomen in aanblik. De ‘tamar’/palm heeft een lange, slanke, rechte stam zonder takken. Aan de kruin zit - als een geweldige kroon - een bos gevederde bladeren die elk 2 á 3 meter worden. De jonge bladeren zijn opgerold en zien er uit als stokken. De hoogte van de ‘tamar’ is circa 10 tot 20 meter.
Kenmerkend voor de ‘tamar’/palmboom zijn de wortels, die zeer diep kunnen gaan om water te zoeken. Om die reden is de palm dan ook typisch voor een oaseomgeving.
Bepaalde gebieden worden genoemd met betrekking tot de ‘tamar’/palm. In de woestijn wordt Elim vermeld waar 12 waterbronnen en 70 palmen waren (Ex. 15:27; Num. 33:9). Jericho was ‘palmenstad’ wegens de vele palmen daar (Deut. 34:3; 2Kron. 28:15).
De ‘tamar’/dadelpalm is een van de oudste vruchtbomen in Israël en had daarom een belangrijke plaats in de landbouw en het culturele leven. Pas een vijfjarige ‘tamar’ draagt vrucht met typisch zoet vruchtvlees.
De ‘tamar’/palmboom is beeld van vruchtbaarheid en leven, dat in kunstwerk in de tempel voorkomt (1Kon. 6:29,32,35; 7:36). Ook in de eschatologische tempel van Ezechiël is de ‘tamar’/palm aanwezig (Ez. 40:16,22,26,31,34; 41:18,19,20,25,26).
De grote bladeren van de ‘tamar’/palmboom worden ook gebruikt bij het Loofhuttenfeest (Sukkot, Lev. 23:40; vgl. Neh. 8:15,16).

Het ‘tamar’- beeld in Psalm 92
De ‘tamar’/palm wordt vooral in verband gebracht met de oase midden in de woestijn en markeert zo een plaats van vruchtbaarheid in de wildernis. De ‘tamar’ is een beeld van zegen, leven en vruchtbaarheid te midden van woestenij.
De ‘tamar’ brengt ons bij Psalm 92. Deze sabbatspsalm leert ons dat het goed is de Naam van de Here te lofzingen (vers 2-6) en te belijden: “U bent de Allerhoogste in eeuwigheid HERE” (vers 9). Wie dit belijdt en door Jezus’ plaatsvervangend kruisoffer is gerechtvaardigd weet: “De rechtvaardige zal groeien als een ‘tamar’/palmboom…” (vers 13). Omdat de ‘tamar’ diep kan wortelen op zoek naar water! Dit is het beeld van de gelovige met geestelijk diepe wortels, uitgestrekt naar het water van Gods Woord. Die mens zal - ook oud geworden - vruchtdragen om de Heilsbron te verkondigen (vers 13-16). Alleen door Gods genade en kracht kan Gods kind een vruchtbare ‘tamar’ zijn, kenmerkend voor een geestelijke oase in de vruchteloze dorheid van deze wereld.

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk