Tot volgend jaar in Jeruzalem (1)

Henk Schouten • 88 - 2012 • Uitgave: 18
Ieder jaar werd op het Pesach, aan de welgedekte tafels, tegen het einde van de Seider deze wens uitgesproken: ‘Tot volgend jaar in Jeruzalem’, of wanneer men al in Jeruzalem woont ‘tot volgend jaar in het herbouwde Jeruzalem’. Daar wordt een sterke wens, gevoed vanuit een diepe tragedie, gehoord. Dit feest en deze maaltijd drukt mogelijk het best uit wat het diep gevoelde verlangen is bij het volk. Rust, vrede veiligheid, een thuis met kinderen en ouderen samen in harmonie.

De Seider is de herinnering aan Egypte, de weg van slavernij en gebondenheid, die niet alleen in Egypte gevoeld werd, maar de eeuwenlange geschiedenis van dit volk tekent. De Seider is als het ware een microkosmos van heel hun bestaansgeschiedenis. Maar juist die herinnering aan Egypte geeft weer kracht en hoop, dat is uitzicht op de toekomst.

Jeruzalem
Niet alleen de Jood ziet de stad als haar hoofdstad, ook de Palestijn claimt rechten en ziet de stad als hoofdstad van haar Palestijnse staat. Naast dit politiek geweld is de stad ook nog verbonden aan drie wereldgodsdiensten, jodendom, christendom en islam. Het christendom streeft weliswaar niet naar heerschappij over de stad, maar in het verleden was dat wel het geval. De kruistochten zijn een zeer donkere bladzijde in de geschiedenis van het christendom.

Joodse claim
De Joodse claim is de oudste. Meer dan drieduizend jaar geleden maakte dit volk de stad tot haar hoofdstad. Die verbondenheid is altijd blijven bestaan, ook in de tijden dat het geen nationaal tehuis vond in het beloofde land en over de stad geen zeggenschap voerde. De bede ‘tot volgend jaar in Jeruzalem’ is daar een teken van. De stad representeert, zoals de burgemeester Nir Barkat, het formuleerde: “Alles waar de joden in tweeduizend jaar, sinds de verwoesting van de tweede tempel, voor gebeden hebben, over gedroomd hebben, om gehuild hebben en voor zijn gestorven.”

De Palestijnse claim
Hier doet zich iets wonderlijks voor. Er was nooit een Palestijnse staat, nooit een Palestijnse munt, nooit een Palestijnse hoofdstad, nooit een Palestijnse rechtbank. Er is geen Palestijnse geschiedenis, tenminste niet voordat Arafat dit op de agenda van de mondiale politiek wist te plaatsen. Wellicht dat u denkt dat er ten minste iets van een Arabische claim moet zijn, of beter een Islamitische. Er staat immers een moskee en de rotskoepel staat ongeveer op iedere foto van Jeruzalem. De Al-Aqsa moskee staat op een plek waar ooit, dus eerder(!) een kerk had gestaan. Deze kerk was gebouwd door Helena, de moeder van Constantijn de Grote. De Al-Aqsa moskee kwam daar halverwege de 7e eeuw voor in de plaats, iets later volgde de rotskoepel, die pas in 1920 met goud werd overdekt.
Ver voor de genoemde bouwactiviteiten van christenen en moslims, ver voor hun onderscheiden gebouwen, stond op die plaats al een tempel. Feitelijk hebben er twee tempels gestaan, de eerste van Salomo, de tweede van Herodes. In die laatste ontmoeten we de Here Jezus als twaalfjarige in gesprek met de geestelijken, maar ook later, wanneer Hij bijvoorbeeld de geldwisselaars uit de tempel zet. De Palestijnse geschiedvervalsing ontkent dit gewoon. Ontkent dus de heilsgeschiedenis!

De statistieken
In de Tenach, de joodse Bijbel, het Oude Testament, tellen we 669 keer de naam van de stad, Jeruzalem. Tellen we daar de 154 keer bij, dat over Sion wordt gesproken, dan komen we op 823 keer. In het Nieuwe Testament lezen we 154 keer over Jeruzalem en 7 keer over Sion. Daar tegenover, zo merkt Moshe Kohn (een columnist) op, komen Jeruzalem en Sion net zo vaak voor in de Koran als in de Hindoeïstische Bhagavad-Gita, de Taoïstische Tao-Te Ching, de Boeddhistische Dhamapada en de Zoroastriaanse Zend Aveste samen, dat wil zeggen, niet één keer.

Ds. Henk Schouten