“Vanwaar Hij komen zal om te oordelen” (1)

Henk Schouten • 78 - 2002/03 • Uitgave: 19
In een drietal typeringen willen we kijken naar het 'oordeel' dat over de wereld en in dit geval over de mensheid in het bijzonder zal komen.
1. De rechterstoel van Christus
2. De troon Zijner heerlijkheid
3. De grote witte troon


Algemeen oordeel
Het is helaas zo dat er over de verschillende aspecten die samenhangen met het verlossingswerk van de Here Jezus - en in het bijzonder, wanneer het gaat om Zijn terugkomen en de daarbij horende oordelen - maar weinig kennis gevonden wordt. Men heeft wel `ergens' weet en besef van een `jongste dag'. Die jongste dag ligt veelal ver weg `ooit' ergens in de toekomst. Een algemeen oordeel, niemand kan het ontlopen, maar zover weg dat niemand er echt rekening mee houdt. Daar houdt dan het `inzicht' in deze dingen meestal ook op. Wanneer we de Bijbel wat zorgvuldiger onderzoeken, dan blijken er verschillende 'oordeelsmomenten' te zijn. Op verschillende momenten worden verschillende groepen van mensen (be)geoordeeld.

Rechterstoel van Christus
Het eerste moment van oordeel dat we in de Bijbel tegenkomen is het moment, waarop de gemeente voor de Rechterstoel van haar Heer geleid wordt. Veel broeders en zusters zijn zich nauwelijks van dit moment bewust. We geloven immers dat de Here Jezus voor ons is gestorven en wij daarom verlost zijn en een hemelse toekomst mogen verwachten. Dan spreek je toch niet van een oordeel. De straf die ons de vrede bracht was op Hem. En nog mooier geformuleerd: `laten we ons hoeden om opnieuw een soort van werkgerechtigheid in te voeren'. Maar wat zegt Gods Woord over deze dingen?

De apostel Paulus schrijft in 2 Corinthe 5:9-10: "Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad."

We merken hier allereerst op dat dit oordeel de gemeente betreft. Paulus schrijft hier over gelovige mensen. Ook in Rom. 14:10 zien we deze dingen uitgedrukt, "Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods."

Wanneer zal dit gebeuren en zullen we voor deze Rechterstoel moeten verschijnen? Dat is wanneer onze Heiland ons komt ophalen. We spreken van de opname van de gemeente of onze ontmoeting met onze Heiland in de wolken van de hemel. Dan zullen we onze beloning ontvangen (Opb. 22:12). Er worden verschillende kronen uitgedeeld (i Cor. 9:25; 2 Tim. 4:8; Jac. 1:12; Opb. 2:10 en 3:11). Uit Opb. 4:10 kunnen we leren dat de uitreiking van die kronen inmiddels heeft plaatsgevonden, dus aan het begin van de grote verdrukking.

Niet alles in ons leven is om over naar huis te schrijven. Er zullen ook heel andere dingen openbaar worden, `hetzij goed, hetzij kwaad'. Paulus schrijft over deze dingen in 1 Corinthe 3. Ook hier zien we weer nadrukkelijk dat het om een oordeel over de gemeente gaat en dan staat er in vers 12 "Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen". Dit betekent echter niet dat we vanwege onze onvolkome werken alsnog verloren zouden kunnen gaan. In dat geval immers zou de Here Jezus voor niets het grote offer op Golgotha hebben gebracht. Paulus schrijft in vers 15 "Indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, maar als door vuur heen". Er is dus geen veroordeling, geen verdoemenis, al is het bij wijze van spreken soms op het kantje, `als door vuur heen'. Een ernstig woord, het moet ons tot bezinning brengen, wat doen we met de talenten ons gegeven?

Moet ik gaan met lege handen,
zo mijn Heiland tegemoet?
Zonder één verloste zondaar,
neer te leggen aan Zijn voet?
Moet ik gaan met lege handen,
Moet ik zo mijn Heiland zien?
En als loon voor al Zijn liefde
Hem geen dankb're vruchten biên?

(Bundel Joh. de Heer 151:1)

ds. Henk Schouten