Verrezen op de derde dag!

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 6
“Zo moest de Messias lijden en van de doden opstaan op de derde dag” (Luc. 24:46).

De Here Jezus heeft tijdens Zijn aardse rondwandeling herhaaldelijk aangekondigd dat Hij zou moeten lijden en sterven en daarna zou opstaan uit de dood. Opvallend is het dat Hij bij vijf verschillende gelegenheden hieraan toevoegde dat Zijn opstanding op ‘de derde dag’ zou plaatsvinden. Later refereert de verrezen Heiland aan dit bijzondere tijdsgegeven, zoals ook de apostelen dit na Hem doen. Wat heeft dit ons te zeggen?

‘De derde dag’
Dit bijzondere gegeven van Zijn opstanding op ‘de derde dag’ maakte Jezus al in het begin van Zijn optreden bekend, nadat Hij in Jeruzalem de geldwisselaren en handeldrijvers uit de tempel had verdreven. Op de woedende vraag welk teken Hij zou kunnen doen om Zijn optreden te rechtvaardigen, antwoordde Hij: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem oprichten.” Johannes verklaart hierbij dat Jezus sprak “…over de tempel van Zijn lichaam” (Joh. 2:18-21).
Later tijdens Zijn bediening sprak de Here Jezus de bekende profetie uit waarin Hij verwees naar de geschiedenis van Jona’s verblijf in de buik van de vis en waarmee Hij de duur van Zijn verblijf in het graf vergeleek: “Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de vis was, zo zal de Zoon van de mens drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn.” Alleen Matteüs vermeldt Jezus’ vergelijking inzake de tijdsfactor ‘drie dagen’ (Matt. 12:40).
Hierna volgden nog drie verschillende momenten waarop de Christus Zijn dood aankondigde met vermelding van het expliciete tijdsgegeven betreffende Zijn opstanding op ‘de derde dag’. In Matteüs lezen we hierover, evenals in de parallelpassages bij de evangelisten Marcus en Lucas.
Jezus’ discipelen kregen van hun Meester te horen dat Hij in Jeruzalem zou lijden en sterven, maar voegde er aan toe dat Hij “…op de derde dag opgewekt zou worden.” (Matt. 16:21; Marc. 8:31; Luc. 9:22). Een tweede lijdensaankondiging volgde toen Jezus met de Zijnen rondtrok in Galilea: “De Zoon… zal overgeleverd worden… En zij zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden…” (Matt. 17:23; Marc. 9:31). Een derde lijdensaankondiging volgde toen Jezus en de twaalven optrokken naar Jeruzalem: “Zij zullen Hem… overleveren om Hem te… kruisigen, maar op de derde dag zal Hij weer opstaan” (Matt. 20:19; Marc. 10:34; Luc. 18:33).
De discipelen waren door de Meester dus goed geïnformeerd over Zijn opstanding op ‘de derde dag’. Toch (b)lijkt het niet goed tot hen te zijn doorgedrongen toen Jezus dit tot driemaal toe voorzegde. Totdat…

Goed gehoord
Jezus’ publieke aankondiging over ‘de derde dag’ moet veel indruk op Zijn vijanden hebben gemaakt. Hiervan getuigde het optreden van twee valse getuigen die tijdens het verhoor voor Kajafas aan dit gebeuren in de tempel refereerden, maar Jezus onjuist citeerden: “Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en in drie dagen opbouwen” (Matt. 26:61; Marc. 14:58). Toen Jezus aan het kruis hing hoonden spottende voorbijgangers “U die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf…” (Matt. 27:40; Marc. 15:29). Zij wisten blijkbaar nog heel goed wat Jezus drie jaar daarvoor tijdens Zijn tempeloptreden had gezegd. De geestelijke leiders waren het ook niet vergeten. Zelfs op de sabbat na de kruisiging komen zij bij Pilatus met het verzoek het graf te verzekeren vanwege hun onzekerheid over Jezus’ woorden betreffende Zijn opstanding na drie dagen (Matt. 27:63).

Na Jezus’ opstanding
De evangelist Lucas - wetenschapper: historicus en arts - vermeldt opmerkelijke gegevens rond Jezus’ opstanding uit de doden. Hij beschrijft hoe op die heerlijke opstandingsmorgen de bedroefde vrouwen naar het graf gingen en door een engel aan Jezus’ woorden werden herinnerd: “De Zoon… moet overgeleverd worden… en zal op de derde dag opstaan” (Luc. 24:7). Na deze engelenboodschap herinnerden zij zich wat de Heiland had gezegd…
Mogelijk hadden die twee ontmoedigde mannen onderweg naar Emmaüs dit ook in gedachten toen zij in gesprek met de verrezen Heiland zeiden '…vandaag is het de derde dag dat deze dingen gebeurd zijn” (Luc. 24:21). Hun teleurgestelde hart begon weer te branden toen Jezus de Schrift opende en uitlegde hoe het “in al de Schriften” over Hem, de Messias, ging (vers 25-32).
Dezelfde uitleg gaf Jezus toen hij later in de kring van alle discipelen verscheen. Hij had hen toch geleerd dat alles wat over Hem in Gods Woord was geschreven vervuld moest worden! Toen Hij hun verstand om de Schriften te verstaan opende zei Hij: “Zo is er geschreven en zo moest de Christus lijden en op de derde dag van de doden opstaan” (Luc. 24:44-46).
Dat Jezus op ‘de derde dag’ verrees klinkt ook in Petrus’ prediking in het huis van Cornelius (Hand. 10:40).

Volgens de Schriften
Wanneer Paulus over Jezus’ opstanding op ‘de derde dag’ schrijft, vermeldt hij hierbij een belangrijk gegeven: “…dat Hij is opgewekt op de derde dag naar de Schrift” (1Kor. 15:3-4).
Dit brengt ons op de - niet eenvoudige - vraag op welk tekstdeel Paulus hiermee doelt.1 Men meent wel hij de profetie van Hosea 6:2 bedoelt. Maar of deze profetie over het ‘overblijvende Israël’ dat de Here zal kennen inderdaad op Jezus’ opstanding slaat, kan inhoudelijk en contextueel gezien niet zonder meer gesteld worden. Het gaat hier immers om het bekeerde Israël dat (in 1e pers.mv.) spreekt en niet de Messias. Centraal staat hier Gods vernieuwingsbelofte aan Zijn verbondvolk.2
De ‘derde dag’ brengt ons ook bij de offercultus, waar de offers niet meer op ‘de derde dag’ mochten worden gegeten, maar verbrand moesten worden (Lev. 7:17,18; 19:6,7). Het offer en het eten ervan op de derde dag werd geacht als verfoeilijk, onrein. Het hier voorkomende woord ‘piggul’3 kan betekenen dat het vlees letterlijk bedorven is, maar duidt eveneens op: ontwijd, onheilig. Mogelijk houdt genoemde tijdslimiet in dat de offers niet aan verderf op ‘de derde dag’ mochten worden blootgesteld. Zij waren immers profetische voorafschaduwing van Christus’ toekomende volmaakte offer. Dit horen wij ook in Petrus’ pinksterprediking, wanneer hij met betrekking tot Jezus’ opstanding Psalm 16:10 noemt: “…want U zult… niet toelaten Uw Heilige verderf te zien…” (Hand. 2:25-28).

Onze geloofsbelijdenis
Dat Jezus is gestorven en opgestaan op ‘de derde dag’ is onderdeel van de geloofsbelijdenis die de Gemeente van alle eeuwen wereldwijd heeft beleden.4 Christus is, zoals Hij aankondigde, op ‘de derde dag’ verrezen. De ‘derde dag’ leert ons Hem te vertrouwen op Zijn Woord. Wat Hij zegt en belooft wordt door Hem vervuld (1Petr.1:21).
“Indien u met Christus bent opgewekt, zoekt de dingen die boven zijn…” (Kol. 3:1).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Sommigen menen dat in vers 4 Paulus’ woorden ‘naar de Schriften’ alleen slaan op de opstanding en niet op de toegevoegde tijdsaanduiding. Deze mening is echter - mede in verband met vers 3b - onaanvaardbaar.
2 Aan Hosea 6:2 zou een exegetische bespreking moeten worden gewijd; dat valt buiten het bestek van dit artikel.
3 ‘Piggul’(gruwel, onrein) - mogelijk afgeleid van de stam ‘pagal’ (rotten, bederven) - is een moeilijk vertaalbaar begrip dat buiten Lev. alleen nog voorkomt in Jes. 65:4; Ez. 4:14.
4 Apostolische Geloofsbelijdenis, art. 5; Geloofsbelijdenis van Nicea: ‘ten derde dage is opgestaan naar de Schriften’; Geloofsbelijdenis van Athanasius, art. 38.