Vogeltrek

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 17
“Zelfs een ooievaar… kent haar vaste tijden, tortelduif en zwaluw… onderhouden de tijd van hun komen…” (Jer. 8:7)

De profeet Jeremia bepaalt ons bij dit indrukwekkende natuurbeeld van de trekvogels. Al zeer jong, ten tijde van de Godvrezende koning Josia (Jer. 1:2), begon hij zijn profetische bediening (Jer. 1:6). Dat betekent dat zijn geboorte plaatsvond tegen het einde van de regering van Josia’s opa, de goddeloze koning Manasse (687-642 v.Chr.) van wie de schrijver van 2 Koningen zegt: “Hij deed wat kwaad was in de ogen van de HERE…” (2Kon. 21:1). Tegen die triestduistere achtergrond moeten wij het profetische optreden van Jeremia zien.

Geestelijke zonden in Jeremia’s tijd
Jeremia spreekt in hoofdstuk 8 over de trekvogels. Daarvoor, in hoofdstuk 7, had hij in de tempel gepreekt tegen geestelijke ontrouw, zonden tegen God en valse profeten waarop men vertrouwde. Nog altijd actueel! Hoeveel zonden, geestelijke onreinheden, meeslepende leugenprofetieën vinden plaats in onze tijd, soms zelfs in de Gemeente? Schrijnend was het voor Jeremia te zien hoe in Juda en Jeruzalem afgoderij werd gepleegd rond de ‘hemelkoningin’ (Hebreeuws: meléchet), midden op straat, alsof het zo hoorde (Jer. 17-19). Jong en oud, het hele gezin was er bij betrokken. Kinderen sprokkelden hout, pa stak vuur aan en moeder kneedde haar afgodische koeken ter ere van ‘hemelkoningin’. Dit waren offerkoeken in vorm van een ster of vrouw (Jer. 44:19); hierbij kan gedacht worden aan de Assyrisch-Babylonische godin Ishtar, zoals de Kanaënieten Astarte als metgezellin van Baäl vereerden. Een onreine, immorele godsdienst die de Here verbood. Het gebeurde… en iedereen nam deel! Deze afgodische verering is vergelijkbaar met onze tijd, waarin men van alles vereert en navolgt: astrologie, horoscopen, waarzeggerij, door God verboden (Deut. 18:9-14). Leugenprofeten staan op, kritiekloos hoort men en volgt… De Here zei: “Ziet u wat ze doen?” Vandaag zegt Hij dat nog.

Kijk naar de hemel!
Maar Jeremia keek ook naar de hemel en zag een geheel ander beeld. Hij zag vogels trekken in schitterende formatie langs de hemel! Dit fascinerende verschijnsel vindt jaarlijks tweemaal plaats, een wonder van de schepping. De vogels weten wanneer het seizoen is gekomen om zuidwaarts te trekken, evenzo weten zij feilloos wanneer zij moeten terugkeren. Zij kennen de natuurwetten en houden zich daaraan. Zo trekken veel vogels over en door Israël. Hoe weet een vogel de juiste weg om zijn doel te vinden, vliegend overdag, maar ook in donker? De Schepper gaf hen een prachtig ‘navigatiesysteem’ waardoor ook jonge vogels de route kennen, zonder die eerder te hebben geleerd. Hoe oriënteren zij zich? Ze vliegen en hun oriëntatie ligt in het volgen van hun instinct en natuur. Opvallend is te zien hoe vogels vliegend in formatie enorme afstanden kunnen afleggen. Hoe doen zij dat? Ze voorkomen oververmoeidheid doordat - al vliegend - de voorop vliegende ‘trekkers’, die het ‘t zwaarst hebben, regelmatig afwisselen met anderen om uitputting te voorkomen. Bovendien vliegen ze op juiste hoogte… Een geestelijk-praktische les!

De les van de vogeltrek
Jeremia was vertrouwd met het beeld van de vogeltrek over Israël en had hiervan geleerd. De Here had hem hierop gewezen: “Zelfs een ooievaar aan de hemel kent haar vastgestelde tijden, tortelduif, zwaluw en kraanvogel onderhouden de tijd van hun komen…” (Jer. 8:7).
Het vogeltrekbeeld toont dat dieren beter weten dan de verstandige mens. Trekvogels volgen hun natuurlijke instinct, van de Schepper ontvangen. Zij onderhouden Gods natuurwetten beter dan de mens Gods Wet houdt. God wachtte tot het volk de zonde zou verlaten en tot Hem zou keren. Zo wacht Hij onverminderd tot de mens zich tot Hem wendt met woorden van berouw en schuldbelijdenis.
Ooievaar, tortelduif, zwaluw, kraanvogel keren elk voorjaar terug naar Israël. Deze mooie vogels blijken meer te weten over Gods gestelde tijden en wetten, dan Gods volk weet over Zijn Woord: “Mijn volk kent niet…” (Jes. 1:1-3). De mens, een veel hoger schepsel dan de vogels, moet van deze dieren leren niet van God af te dwalen en naar Zijn roepstem te horen. De Here blijf roepen:
“Hoort naar Mijn Woord en Ik zal u tot God zijn…” (Jer. 7:23).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk