Vragen - jrg. 78-10

ds. Theo Niemeijer • 78 - 2002/03 • Uitgave: 10
Diverse keren botsen wij steeds maar weer tegen oneerlijkheden en onoprechtheden, zowel bij leden als de leiding van de gemeenschap, op. Hoe moeten we hiermee omgaan? De Bijbel zegt toch: "Spreekt waarheid onder elkander"? (T. K. te D.)

Antwoord:
Zolang de gemeente op aarde verblijft is ze nog niet volmaakt. We lezen in Efeziërs 5:26,27 dat Hij de gemeente door het waterbad met het Woord reinigt om zo uiteindelijk de gemeente stralend, zonder vlek of rimpel vóór Zich te plaatsen. Hier op aarde hebben we in de gemeente nog vaak met dofheid, in plaats van een s t r a l e n d e gemeente, met vlekjes (soms grote vlekken) en rimpels te maken. Wanneer we te veel naar de vlekken en rimpels kijken, zouden we teleurgesteld kunnen worden. We moeten leren te kijken naar de goede veranderingen die reeds plaatsgevonden hebben in het leven van de individuele gelovige en de gemeente in haar geheel. In Efeziërs 4:25 staat echter een heel bijzonder vers: "Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander". Vooral de laatste woorden maken duidelijk dat een individuele zonde een daad is, die de gehele gemeente aangaat... "omdat we leden van elkaar zijn"! De zonde van Achan bracht het gehele volk Israël in een nederlaag. Onze persoonlijke wandel is bepalend voor het welzijn van de gehele gemeente. Daar staan de individuele leden van de gemeente meestal niet bij stil! Het gaat hier om het negende gebod uit Exodus 20:16, waar Paulus op wijst: "Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste". We hebben de "Geest der waarheid" ontvangen en wanneer we geen waarheid spreken, bedriegen we Gods Geest! In Handelingen 5:1-11 kunt u lezen over de gevolgen wanneer de Heilige Geest bedrogen wordt! Ten aanzien van deze geschiedenis over Ananias en Saffira krijg ik de indruk, dat de Here God in onze tijd wel heel erg lankmoedig is. Velen zouden in onze tijd, net zo als deze twee gemeenteleden, niet meer geleefd hebben, wanneer de Here nog op dezelfde manier zou handelen.

Het is heel triest dat we de zonde van oneerlijkheid en onoprechtheid regelmatig in de gemeente tegenkomen. Er is echter verschil tussen een oneerlijke en onoprechte levenshouding en incidenteel gedrag. Wanneer oneerlijkheid en onoprechtheid een levenshouding van gelovigen gaat worden, zal de gemeente hen terecht moeten wijzen. Wanneer dit echter het geval is bij leidinggevenden in de gemeente, dan is hun taak, bijbels gezien niet meer te handhaven, want van oudsten in de gemeente wordt als allereerste vereiste gesteld dat ze betrouwbaar blijken te zijn.


T. E. vraagt ons, waarom Het Zoeklicht zo afstandelijk staat tegenover opwekkingsbewegingen zoals destijds de Toronto-opwekking, hoewel de bediening van Johannes de Heer vanuit de opwekking in Wales begonnen is.

Antwoord:
De opwekking in Wales, aan het begin van de vorige eeuw, heel inderdaad grote indruk gemaakt op br. Johannes de Heer. Met een verlangen om mensen voor zijn Heiland te winnen kwam Hij , in Nederland terug om vervolgens een, door liefde, gedreven evangelist te worden. Aan de andere kant weten we dat hij ook zeer kritisch was ten aanzien van latere opwekkingen en vooral op de wijze, waarmee gelovigen er mee aan de haal gingen. De ene opwekking is nog niet de andere en daarom is een gezonde kritische - maar geestelijke houding geboden. We zullen altijd in de gaten moeten houden of christenen opwekking zoeken omdat het hen zelf zo veel oplevert, dus de christen staat centraal, of dat het werkelijk tot eer var Christus is. In' vele latere opwekkingen staat niet Christus maar de christen centraal. Een opwekking wordt in de eerste plaats gekenmerkt door een diepe overtuiging van zonde en schuld. Deze overtuiging leidt tot belijdenis van zonden met als gevolg een duidelijke levensverandering en een verlangen naar Gods Woord. Als vrucht van de opwekking is er een diepe toewijding tot God om Hem in alles te dienen. Tekenen en wonderen staan niet centraal en zijn slechts bijkomstigheden bij een echte opwekking. Het is juist deze laatste opmerking, waarmee ik duidelijk wil maken, dat vele christenen met verkeerde verlangens op zoek zijn naar een opwekking! Ze willen wel veel beleven maar van echte levensverandering is vrijwel geen sprake. De arbeid van Het Zoeklicht is altijd nauw verweven geweest met de opwekkingsbeweging en het is haar wens om, zolang de Here vertoeft te komen, dit tot zijn wederkomst vol te houden.


In Romeinen 1:18-20 en 2:14-16 lezen we over mensen, die nog nooit van God gehoord hebben en mensen die de wet niet kennen en toch schuldig staan tegenover God. Kunt u me dat uitleggen? (R. v. P. te H.)

Antwoord:
Paulus schrijft zijn brief aan de gemeente te Rome om duidelijk te maken dat zowel heidenen als Joden schuldig tegenover een rechtvaardig God staan. Joden, omdat zij de wet van Mozes overtreden hebben, en heidenen omdat zij de innerlijke wet, die God in alle mensen gelegd, heeft, overtreden hebben. In 2:14 lezen we: "Wanneer toch heidenen; die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet zichzelf tot wet; immers zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of verontschuldigen, ten dage, ' dat God het in de mensen verborgene oordeelt." Vooral de uitdrukking "van nature" spreekt mij erg aan. Ieder levend mens, waar dan ook geboren, heeft iets in zich gekregen, een bepaalde wetmatigheid, die hem in staat stelt, te doen, wat God van hem vraagt. Paulus heeft het hier over het geweten en het verstand. We hebben hier te maken met twee van de drie kenmerken van de menselijke ziel: denken, voelen en willen. Hierin is de mens uniek ten aanzien van de dieren. God heeft de mens als beelddrager geschapen en heeft in die zin, onderscheidend t.o.v. de dieren, iets Goddelijks meegekregen. Dieren hebben geen ziel, ze reageren vanuit hun instinct maar nooit vanuit het gevoel, verstand en wil. In wezen zijn de tien geboden, die God via Mozes aan zijn volk geeft heel menselijk. Het gebod: "gij zult niet doden" hoeft toch niet persé christelijk te zijn. Dit gebod is toch heel menselijk! De dierenwereld zal dit nooit begrijpen, maar wij mensen wel. Het is iets, wat God bij de schepping in ieder mens gelegd heeft. Hetzelfde zien we bij de geboden over echtscheiding, liegen, begeren enz. Je hebt de tien geboden niet echt nodig om tot de conclusie te komen dat zulk soort dingen verkeerd zijn: geweten en verstand zijn daarbij voldoende. Onmenselijkheid ontstaat wanneer men Gods geboden los laat! Omdat mensen hun geweten en verstand overweldigen staan ook zij, die geen wet hebben, schuldig tegenover God. Hetzelfde gaat op voor het eerste hoofdstuk (18-20), waarin duidelijk gemaakt wordt, dat eigenlijk iedereen wel iets van God moet weten. Niet door een boodschap met woorden, maar door een taal zonder worden (leest u maar in Psalm 19:2-7).

"Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben" lezen we in vers 20. Maar wat heeft de mens met deze wetenschap gedaan?

• Ze hebben de majesteit van de levende God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens...
• Ze hebben de waarheid Gods vervangen door de leugen.
• Ze hebben de natuurlijke omgang door de tegennatuurlijke omgang vervangen.

We zien hier dat de mens zowel geestelijk, psychisch, als lichamelijk de Schepper bewust afwijst en God volkomen loslaat. Atheïsme is niet een passieve levenshouding, maar een actief ontkennen van God en verwerpen van zijn wet. Als gevolg van dit actief ontkennen van hun Schepper heeft God hen overgegeven aan: onreinheid, schandelijke lusten en een verwerpelijk denken. Hiermee laat de Bijbel ons zien, dat zowel de godsdienstige Jood als de onbereikte heiden beiden schuldig staan tegenover de Schepper en de dood verdienen.

Wat is het geweldig om dan verderop in de Romeinenbrief te kunnen lezen, dat de mens "om niet" gerechtvaardigd wordt door het geloof in Christus Jezus. Iedereen, waar hij of zij dan ook mag wonen, heeft de Here Jezus nodig. In Handelingen 4:12 lezen we "dat de behoudenis in niemand anders is, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor de mens behouden kan worden, dan alleen de naam Jezus". Kent u de Here Jezus al, als uw Verlosser? Hij kwam voor alle mensen, omdat alle mensen schuldig en verloren zijn. Wanneer we de Here Jezus persoonlijk bedanken voor het feit, dat Hij onze plaats aan het kruis innam en als Lam Gods voor onze zonden stierf, neemt God de schuld van ons af, worden we gerechtvaardigd en ontvangen we eeuwig leven. Heeft u dat al gedaan?

ds. Theo Niemeijer