Vragen - jrg. 80-03 - Wie is de “Weerhouder”?

ds. Theo Niemeijer • 80 - 2004/05 • Uitgave: 3
Vragen

Wie is de “Weerhouder”?




In 2 Thessalonicenzen lezen we over de komst van ‘de mens der wetteloosheid’ en hij, die op het ogenblik nog weerhoudt. Een leraar van Bijbelschool leerde ons, dat het hier niet om de gemeente of de Heilige Geest gaat, die de komst van de mens der wetteloosheid tegenhouden, maar om een "Plaats". Het woord "katexon" (Katechon) dat in de Griekse vertaling gebruikt wordt zou dit moeten bevestigen. (H. W. te W.)



Antwoord:

Het woord katexon heeft niets te maken met de woorden "wat" of "Hij" die de komst van de mens der wetteloosheid weerhouden. De vertaling van katexon is zeer divers maar komt telkens op hetzelfde neer: beneden houden, tegenhouden, temmen, vertragen, verhinderen, vasthouden, beteugelen, boeien, enz. De verschillende vertalingen zoals de Staten -, Lutherse -, Leidse - , Prof. Brouwer -, Canisius - en de Nieuwe vertaling hebben dit woord dan ook allemaal eenstemmig met weerhouden, ophouden, verhinderen en tegenhouden vertaald.

Ook de voorbeelden die door de Menorah Bijbelschool aangevoerd worden, waar het woord katexon gebruikt wordt, bevestigen deze vertaling: "zij, die het Woord vasthouden" (Lucas 8:15) "De koers aanhouden" (Handelingen 27:40) "De ongerechtigheid ten onder houden" (Romeinen 1:18) en "de wet, die ons gevangen hield" bevestigen de juiste vertaling over de wederhouder.

Het gaat hier niet om de Romeinse overheid, die de mens der wetteloosheid weerhoudt, want het is juist het herstelde Romeinse rijk, waardoor de antichrist de macht zal ontvangen. Het gaat hier niet om de engel Michaël, zoals sommigen menen. Zowel in Daniël 12:1 als in Openbaring 12 treedt de engel Michaël op als de beschermer van Israël, maar niet als de weerhouder ten behoeve van de Gemeente. Het gaat hier ook niet om Christus, die voor de mens der wetteloosheid plaats zal moeten maken. Hij komt juist om de wetteloze te overwinnen en in de poel des vuurs te werpen.

Onmiskenbaar gaat het hier om de wederhoudende macht van de Gemeente (wat hem weerhoudt) en de inwonende Heilige Geest (Hij, die op het ogenblik nog weerhoudt).

Parallel aan dit gedeelte kunnen we 1 Johannes 4:1-6 lezen. Ook hier kunnen we lezen over de geest van de antichrist, die reeds in de wereld is, maar: "Gij hebt hem overwonnen, want hij die in u is, is meerder dan die in de wereld is." Ook hier zien we weer het krachtige getuigenis van de Gemeente, dat de mens der wetteloosheid nog steeds beteugelt en inderdaad "op zijn plaats houdt". Zodra de Gemeente weggenomen zal worden en daarmee het zout der aarde, slaat het verderf op aarde toe. Met de Gemeente wordt het licht der wereld weggenomen en wordt het donker op aarde.



In Johannes 3:13 staat: "En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon van God". Ik geloof, dat bij zijn wederkomst alleen Christus met zijn engelen zal wederkomen en niet, dat daar ook al de gelovigen bij zullen zijn. Ook in de Bijbelgedeelten: Mattheüs 16:27, Marcus 8:38 en Lucas 9:26 lezen we steeds over de wederkomst van Christus met al zijn engelen. (H. O. te D.)



Antwoord:

Het vers dat u aanhaalt uit Johannes 3 is een gedeelte uit het gesprek dat de Here Jezus met Nikodemus had. De Here Jezus sprak met Nikodemus over hemelse zaken, zoals wedergeboorte, waarvan hij zich echter geen voorstelling kon maken. In genoemd vers maakt de Here Jezus Nikodemus duidelijk, dat Hij als de "hemelse" nedergedaald is naar de aarde om met hem over hemelse dingen te spreken. We hebben wel eens meer aangegeven, dat de boodschap over de gemeente in de vier Evangeliën een verborgenheid, geheimenis was, dat aan de heiligen nog niet geopenbaard was. Eerst aan Petrus en later aan Paulus werd Gods plan met de gemeente bekend gemaakt (leest u hierover maar eens Efeziërs 3:1-13 en Kolossenzen 1:24-29).
In Kolossenzen 3:4 lezen we duidelijk: "Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid". Ook in Openbaring 19:14 lezen we over de schare die hem, gezeten op witte paarden en bekleed met witte klederen (de rechtvaardige daden der heiligen), volgt bij zijn wederkomst op aarde. Zacharia zegt het in 14:5b als volgt: "En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem". Ook 2 Thessalonicenzen 1:10 laat ons zien, dat Hij bij zijn komst in al zijn heiligen verheerlijkt zal worden en met verbazing aanschouwd zal worden. Met nog veel meer Bijbelgedeelten zouden we u aan kunnen tonen dat bij de wederkomst van Christus op aarde, ook de Gemeente met Hem als overwinnaar geopenbaard zal worden. De Gemeente is immers geroepen om de aarde te oordelen en om met Hem over deze aarde te regeren. Bij zijn komst op aarde zal deze heerschappij een aanvang nemen, vandaar dat ook de Gemeente hierbij vertegenwoordigd zal moeten zijn.



De Efezebrief is gericht aan de "heiligen en gelovigen in Christus Jezus". Worden hier de Joden en de heidenen mee bedoeld. Juist omdat we in het verloop van de brief heel vaak tegen komen dat Paulus het over "wij" en "gij" heeft. (F. B. te N.)



Antwoord:

In het Sinaïticus handschrift (Codex Sinaïticus) vinden we de aanhef: "Aan de heiligen, die ook gelovig zijn" terug. Hier wordt dus één groep mee bedoeld. Paulus schrijft, als Jood, deze brief aan heidense christenen: "Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees…" (2:11) en gebruikt dan ook voortdurend het woordje "gij". Wanneer hij het dan over "ons" en "wij" heeft, dan schrijft hij inderdaad vanuit zijn Joodse achtergrond. Het is in deze brief heel mooi hoe hij de heidenen, die in Efeze tot het geloof in Christus gekomen zijn, laat zien, dat ook zij er nu helemaal bij horen en samen met de joodse gelovigen één nieuwe mens mogen vormen (2:15).



In Efeziërs 5:27 lees ik, dat de Here Jezus zijn Gemeente stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks tot Zich wil nemen. Als ik naar mij zelf kijk, dan ben ik nog lang niet zover! Moeten we eerst helemaal volmaakt zijn, voor we opgenomen worden? (J. S. te L.)



Antwoord:

Zolang we als christenen op aarde wonen zullen we onvolmaakt blijven. We leven nog steeds in ons, door zonde aangetaste, aardse lichaam en onder de aanwezigheid van zonde. Paulus roept het uit aan het einde van Romeinen 7 "Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here." Bij de komst van Christus zullen we ook verlost worden van het lichaam dezes doods, of zoals het ook wel genoemd wordt: het lichaam der zonde. Wanneer we op ons zelf zien, dan zullen we ons leven lang vele gebreken en tekortkomingen blijven zien. We moeten steeds meer leren, op Christus te zien. We hebben te maken met ons "zijn" op aarde en met onze heerlijke positie in Christus. In Christus zijn we reeds nu volmaakt. God ziet ons in Christus aan als iemand zonder zonde. Tussen God en mij is Christus als middelaar in gaan staan. Wanneer de Here God nu naar mij kijkt, ziet Hij mij aan door Christus en verdwijnen in Hem al mijn zonden. Zo lezen we in Hebreeën 10:10: "Krachtens die wil zijn wij eens en voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus" en iets verderop in vers 14: "Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden". In onszelf zijn we verre van volmaakt, maar in Hem zijn we zonder zonde.



Ds. Theo Niemeijer