Vragen - jrg. 80-17

ds. Theo Niemeijer • 80 - 2004/05 • Uitgave: 17
Vragen



T. D. te A. meent, dat er ten tijde van het Messiaanse vrederijk geen offers meer gebracht zullen worden en reageert daarmee op een eerder gepubliceerde vragenrubriek.



Antwoord:

Uw mening zal ik zeker respecteren. Zeker ben ik er ook van overtuigd, dat het offer van Christus eens voor altijd voldoende was, om alle zonden te vergeven. De offers, die in het vrederijk gebracht worden, zijn dan ook niet nodig, omdat er nog iets mankeerde aan het volmaakte offer dat reeds op Golgotha gebracht werd. De offers zullen dan ook als herinneringsoffers gebracht worden. Net zoals de offers in het Oude Testament vooruit keken op het Lam van God dat eens voor de zonden geslacht zou worden, zo zien deze offers terug op dit volmaakte offer. Het gedeelte uit Ezechiël 45:18 - 46:24 gaat zonder enige twijfel over de tempel met de offerdienst ten tijde van het Messiaanse rijk. Ik kan dit gedeelte niet anders uitleggen en ik hoop, dat u dit ook zult respecteren.





In Lucas 16:1-9 staat de gelijkenis over de onrechtvaardige rentmeester. Wordt deze rentmeester nu door zijn heer geprezen voor zijn onrechtvaardig handelen? Dit kan toch niet? (J.K. te ?)



Antwoord:

De onrechtvaardige rentmeester wordt door zijn heer beschuldigd voor verkwisting van zijn bezit. In de voorafgaande gelijkenis over "de verloren zoon" vinden we ook deze zelfde uitdrukking terug: "En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwiste in een leven van overdaad" (15:13).

De verloren zoon kon twee dingen doen: zijn leven lang in armoede leven als gevolg van zijn eigen fouten…of met spijt naar zijn vader terugkeren. Hij koos voor het laatste. Zo wordt de rentmeester ook voor een keuze geplaatst, of het oordeel passief afwachten om daarna in armoede verder te leven, of de mogelijkheden die hem op dat moment nog ter beschikking stonden te benutten om zo voor zijn toekomst te zorgen. Ook hij koos voor het laatste en handelde in de ogen van zijn heer op een verstandige wijze. De heer prees niet de rechtvaardige – maar de onrechtvaardige rentmeester, want ook na zijn verstandig handelen bleef hij in de ogen van zijn heer onrechtvaardig. Wat echter indruk op zijn heer maakte was zijn wijze van handelen in de gegeven omstandigheden. Het feit dat hij zijn bezit verkwist had, werd daarmee niet weggenomen en op grond daarvan zou hij zijn werk ook niet kunnen voortzetten. De les uit deze gelijkenis leert de Here Jezus ons dan ook zelf: "Want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts" (16 vs. 8).

Helaas zien we dit maar al te vaak in de praktijk gebeuren. Als christenen zijn we vaak te goed gelovig en geven we vaak geen ruimte aan het gebruik van ons gezond verstand…omdat dat vaak als ongeloof aangeduid wordt. Toch leert de Bijbel ons, dat we de Here God niet alleen met ons hart, maar ook met geheel ons verstand behoren te dienen. We kunnen dan zelfs de aardse bezittingen (onrechtvaardige mammon) gebruiken om daarmee zaken te doen die eeuwigheidswaarde hebben.

Augustinus zei zo treffend over deze gelijkenis: "Wil je een slimme rentmeester zijn, zo geef dan wat je niet bewaren kunt, zodat je ontvangt, wat je niet verliezen kunt"!





In Openbaring 12:9 staat dat de duivel, samen met de engelen op aarde geworpen wordt. Wanneer zal dit plaatsvinden, of heeft deze gebeurtenis reeds plaatsgevonden?



Antwoord:

In Jesaja 14:12-15 wordt reeds geschreven over de val van satan uit de hemel: "Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld…"

De verbanning van satan vanuit de hemel vond reeds voor de schepping plaats. Zijn werkterrein ligt nu in de hemelse gewesten, vanwaar hij de overheden, machten, wereldbeheersers en boze geesten aanvuurt in de strijd tegen de gelovigen op aarde (zie hiervoor Efeziërs 6:12).



In Openbaring 12 lezen we over het moment, waarop de satan ook uit de hemelse gewesten verdreven wordt en waarop de satan op aarde zal verblijven. Dit zal plaatsvinden in de periode van de grote verdrukking, nadat Israël het verbond met de antichrist verbroken heeft. Wat een vreselijk moment zal dat zijn, wanneer satan op aarde zal wonen en werken. Na de grote verdrukking wordt satan, tijdens het Messiaanse rijk, duizend jaar in de afgrond gevangen gehouden (Openbaring 20:1-3), waarna hij uiteindelijk in de poel des vuurs geworpen zal worden (Openbaring 20:10).





Bij begrafenissen wordt de overledene nog vaak rechtstreeks aangesproken. Zou deze het ook nog horen? Gaan de gelovigen na het sterven niet rechtstreeks naar het paradijs? Waar verblijven trouwens de ongelovigen na het sterven?



Antwoord:

Het rechtstreeks aanspreken van iemand die reeds gestorven is, doet men meestal niet met de gedachte dat deze het ook zal horen, maar veel meer als verwerking van het eigen verdriet. In ieder geval mogen we vanuit de Schrift weten, dat de ontslapene reeds bij de Heer is. Wanneer een gelovige hier op aarde de ogen sluit, gaan op dat zelfde moment de ogen open in het paradijs bij de Here. Dan zijn de banden met al het aardse verbroken en is er alleen nog maar plaats voor het hemelse. Zij die reeds bij de Here zijn hebben geen enkele band meer met het aardse en zullen niets meer horen of zien van dat wat zich hier op aarde afspeelt. Wanneer dit wel het geval zou zijn, dan zou het paradijs verre van volmaakt zijn.

De ongelovigen komen na het sterven in het dodenrijk terecht, waar ze zullen wachten tot het laatste oordeel, waarbij ook zij opgewekt zullen worden om voor de grote witte troon te verschijnen (Openbaring 20:11-15).





In het Oude Testament komt God vaak over als een strenge God, een God die rechtstreeks tot het volk sprak en hen ook rechtstreeks strafte. In het Nieuwe Testament komt God veel liefdevoller over. Het gaat toch om dezelfde God?



Antwoord:

Met de komst van de Here Jezus is veel veranderd. God is niet veranderd, maar de omstandigheden zijn anders geworden. In het oude Testament leefde men onder de wet en was het probleem van de zonde nog niet opgelost. Door de vele offers, die gebracht werden, werd de zonde in gedachtenis gehouden, ze werden bedekt, maar nog niet definitief weggenomen. In Galaten 3:19 lezen we: " Waartoe dient dan de wet? Om de overtreding te doen blijken is zij erbij gevoegd, totdat het zaad zou komen." De wet kwam niet in plaats van de belofte, waarmee God zich aan zijn volk verbonden had, maar "erbij". De wet was er om het volk te laten zien, dat ze een verlosser nodig hadden. Die Verlosser is gekomen en toen werd het allemaal anders.

In Hebreeën 1:1 lezen we: "Nadat God eertijds (tijdens het Oude Testament) vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon." Door Christus leven we niet meer onder de wet, maar onder de genade, waardoor we nog steeds met dezelfde God te maken hebben, maar dan wel met een God die ons in Christus in genade aanziet. We hebben nu het volmaakte Woord van God, waardoor Hij tot ons spreekt.



ds. Theo Niemeijer