Vragen - jrg. 81-08/09

ds. Theo Niemeijer • 81 - 2005/06 • Uitgave: 8/9
Vragen



M. W. te ? maakt enkele opmerkingen over de “opname theorie”. Waarom zoveel Bijbelse informatie over de grote verdrukking, als wij christenen toch voor deze periode weggenomen worden? De gemeente zal pas opgenomen worden bij de laatste bazuin en volgens Openbaring klinkt deze laatste (zevende) bazuin pas na de grote verdrukking. Volgens Openbaring worden alleen zij die overwonnen hebben en niet zij die alleen maar geloven, voor de grote verdrukking bewaard. Het gaat in Mattheüs 24 en Openbaring om de vlucht uit Jeruzalem naar de woestijn en niet naar de hemel, zoals u ons wilt leren. Wat met Israël gebeurt, gebeurt ook met de gemeente, want de gemeente is op de edele Olijf geënt en dus één met Israël. De grote verdrukking zal als een soort louteringsproces volgen op een grote opwekking, die we elk ogenblik kunnen verwachten.



Antwoord:

Het zijn vele argumenten die u aanvoert, die de leer van de opname der gemeente zouden moeten ontkrachten. De meeste van uw argumenten heb ik al meerdere malen in deze rubriek behandeld, toch wil ik er nog wel een keer beperkt op ingaan.

Laat ik bij het laatste beginnen. Een wereldwijde opwekking vóór de wederkomst van Christus wordt ons in de Schrift niet geleerd. Het is juist het tegengestelde dat de Bijbel ons voorhoudt: een grote afval… “zal de Zoon des Mensen nog het geloof vinden, wanneer Hij op aarde wederkomt?” Ook de profetie uit Joël 2:28-32 die zijn voorvervulling kreeg bij de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag te Jeruzalem, kondigt deze wereldwijde opwekking voor de grote verdrukking niet aan. Petrus spreekt hier primair tot het volk Israël “Gij Joden” (Handelingen 2:14) , “Mannen van Israël” (Handelingen 2:22), “Dus moet ook het ganse huis Israëls weten” (Handelingen 2:36). Het gaat hier om de uiteindelijke wedergeboorte van Israël als volk en de daaropvolgende “grote doorluchtige dag” van zijn wederkomst! Deze belofte kreeg zijn vóórvervulling bij de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Natuurlijk mogen we ons als kinderen van God uitstrekken naar een opwekking. Meer dan ooit heeft de gemeente van Christus zo’n opwekking nodig, een opwekking, die misschien wel bij onszelf kan beginnen. U beweert, dat de gemeente als wilde scheuten op de edele Olijf geënt zijn en daarmee één met Israël geworden zijn. In de gemeente zijn Joden en heidenen inderdaad één geworden. In de gemeente geldt onze nationaliteit niet meer! Dit geldt echter voor zowel Nederlander als Jood! (zie Galaten 3:28) De Here Jezus kwam om zijn schapen uit te leiden, zowel uit de schaapskooi van het Jodendom als vanuit de schaapskooien van het heidendom, om de schapen vanuit deze verschillende schaapskooien tot één kudde te vormen. (Johannes 10:1-21) Zo riep Petrus dan ook de mannen broeders van Israël op, de Joodse schaapskooi te verlaten, met de woorden: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht”! (Handelingen 2:40) Het Griekse woord voor gemeente luidt dan ook “Ecclesia” wat letterlijk “Uitgeroepen” betekent. De gemeente is niet een voortzetting van het Jodendom, nee de gemeente is de nieuwe mens, een nieuw volk.

Naast Gods plan met de gemeente, blijft God getrouw aan zijn verbondsvolk Israël, dat op dit moment als volk, de Messias nog steeds verwerpt. De profetie leert ons echter dat ook voor dit volk eens de dag komt, dat hun ogen geopend zullen worden en ze Hem zullen zien die zij doorstoken hebben, waarop ze een rouwklacht zullen aanheffen en Hem als Messias zullen aanvaarden. (Zacharia 12:10) Dan zal de profetie uit Joël 2 zijn eindvervulling beleven.

De grote verdrukking is niet een soort louteringsproces voor de gemeente, maar wordt als de laatste jaarweek (zeven jaar) van Gods plan met Israël aangekondigd. (Daniël 9:27) Het is de tijd van benauwdheid voor Jacob, waaruit hij gered zal worden. (Jeremia 30:5-7)

Zoals de Here God de angststrijd van Jacob bij de Jabbok toeliet om hem klein en afhankelijk te maken, zo laat God deze periode van de grote verdrukking toe, om met zijn volk Israël tot zijn doel te komen. Dan zal Israël naar de woestijn vluchten, want de Here zal zijn volk Zelf de woestijn in lokken om Zich daar opnieuw aan zijn volk te openbaren. (Hosea 2:13-14) De gemeente staat daar buiten en zal met gepaste eerbied afstand moeten nemen van Gods plan met Israël. Het antisemitisme vindt haar prilste wortels in uitspraken van Augustinus die toen al leerde, dat de gemeente het ware Israël is en Gods plan met Israël als volk, in het geheel niet meer bestond. Mensen die geen onderscheid maken tussen Gods plan met Israël als verbondsvolk en Gods plan met de gemeente, hebben kennelijk nog steeds geen afstand genomen van deze misvatting van Augustinus, ten aanzien van Gods trouw aan zijn verbondsvolk Israël.



U begint uw opmerkingen met de stelling, dat u niet begrijpt dat de gemeente niet door de grote verdrukking gaat, wanneer er toch zoveel over de grote verdrukking geschreven is. De Bijbel is een compleet boek, waarin God zijn plan van alle eeuwen, aan ons bekend wil maken. Ook al handelt het lang niet altijd over ons, het is ons wel tot lering geschreven. Daarbij onderwijst de Bijbel ons niet op welke manier de gemeente de grote verdrukking kan overleven. In het Nieuwe Testament wordt de gemeente nergens voorbereid op de grote verdrukking, of op de manier waarop je deze periode kunt overleven.



Verder heb ik pas een antwoord gegeven in deze rubriek, dat de laatste bazuin niet dezelfde bazuin is, als de zevende bazuin die in Openbaring aangekondigd wordt. Graag wil ik u verwijzen naar dat antwoord. (jaargang 81 nr. 4)



Ds. Theo Niemeijer