Vragen - jrg. 81-13

ds. Theo Niemeijer • 81 - 2005/06 • Uitgave: 13
Vragen



We lezen in de Bijbel over de verwoesting van de tempel door koning Nebukadnezar. Hoe konden de tempel en het heiligdom zomaar verwoest worden, als God nog in het heilige der heiligen woonde? In de Bijbel lezen we toch ook, dat er iemand stierf omdat hij de ark beschermde voor een val vanaf een wagen? Ik kan deze twee gebeurtenissen niet met elkaar verenigen. (T. v. S. te A.)



Antwoord:

We weten niet zeker wat er met de verbondsark gebeurd is. We lezen in de Bijbel, dat de ark des verbonds achter het voorhangsel, in het heilige der heiligen stond. Onder de vleugels van de Cherubs openbaarde God zijn heerlijkheid en sprak Hij met Mozes en de Hogepriester.

Men vermoedt dat één van de profeten, vlak voor de verovering van Jeruzalem door koning Nebukadnezar, de verbondsark uit het heiligdom weggenomen heeft en voor de vijandelijke legers verborgen gehouden heeft. Eén van de profeten, die men hiervoor mogelijk houdt is de profeet Jeremia. Hij heeft het volk voor de val van Jeruzalem gewaarschuwd en het zou heel goed kunnen, dat hij voor de val van de stad en het heiligdom de ark in veiligheid gebracht heeft. Sommigen menen dat de ark in de directe nabijheid, in een grot, verborgen werd. Anderen menen dat de ark met een aantal gevluchte Joden richting Ethiopië vertrokken is. Zekerheid hierover bestaat er niet… wel een heleboel verhalen! Wel lezen we in Ezechiël 11:23 dat de Heerlijkheid des Heren uit het midden van de stad opsteeg en de stad Jeruzalem verliet in de richting van de Olijfberg. Vanaf het moment van de tempelinwijding door koning Salomo (1 Koningen 8:10-11), waar we kunnen lezen dat de Heerlijkheid des Heren het huis des Heren vervulde, woonde de Here in het midden van zijn volk. In Ezechiël 11 kunnen we echter lezen, dat zijn heerlijkheid de tempel verliet. Het was nog wel Gods huis, maar Hij woonde er niet meer. In Ezechiël 43:2-5 lezen we echter dat Gods Heerlijkheid weer terugkeert en het heiligdom opnieuw zal vervullen. Dit zal plaatsvinden bij de wederkomst van de Here Jezus. In de tijd van na de Babylonische gevangenschap, waarbij de tempeldienst weer hersteld werd (450 v.Chr.) tot aan de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinse legers (70 n.Chr.), is het heel goed mogelijk dat er in het heilige der heiligen helemaal geen ark des verbonds gestaan heeft. Ondanks het ontbreken van de ark noemde de Here Jezus dit huis wel “het huis van mijn Vader”. Hij zal daarbij zeker gedacht hebben aan de toekomstige heerlijkheid van de tempel in Jeruzalem.

Verder verwijst u naar de mannen die omgekomen zijn bij het beschermen van de ark. Dit is twee keer voorgekomen. Allereerst bij de gebeurtenis waarbij de ark vanuit het land der Filistijnen weer teruggebracht werd. We lezen in 1 Samuël 6:19 dat de Here een slachting aanrichtte onder de mannen van Bet-Semes… “omdat zij de ark des Heren bekeken hadden”. Er zijn verschillende vertalingen die zeggen: “omdat zij in de ark des Heren gekeken hadden”. Boven op de ark lag het verzoendeksel, waarop het bloed van het lam gesprenkeld werd. In de ark lagen de stenen tafelen met Gods wet daarop geschreven. Tussen de wet en de mens lag dus de verzoendeksel met het bloed. In de Bijbel staat: “Niemand zal Mij zien en leven”! Het is begrijpelijk dat de mannen van Bet-Semes wilden controleren of alles nog in de ark lag, maar toen stonden ze wel oog in oog met Gods heilige wet! Niemand kan blijven leven, als er tussen de wet en de mens geen bloed aangebracht is! Vandaar dat deze mannen stierven!

Het tweede voorval vond plaats bij het overbrengen van de ark naar Jeruzalem. Men had er niet goed over nagedacht op welke manier de ark vervoerd moest worden. De ark moest namelijk met draagbomen op de schouders van de priesters gedragen worden. Men had de ark echter op een nieuwe wagen geladen, tegen de voorschriften in. Op de dorsvloer van Nakon gleden echter de runderen, die de wagen trokken, uit waarop Uzza zijn hand uitstrekte naar de ark om haar voor vallen te behoeden, waarop Uzza stierf. (2 Samuël 6:6) De reden van zijn sterven was: “onbedachtzaamheid” lezen we in vers 7. Later werden dragers aangesteld om de ark alsnog naar Jeruzalem te dragen. (vs. 13)



Als sympathisanten van Israël dragen wij als gezin een Davidsster. Nu heeft onze co-voorganger ons verteld, dat de Davidster een occulte achtergrond heeft. Moeten wij nu deze Davidster maar niet meer dragen? (S. v. H. te M.)



Antwoord:

De Davidster is een, uit de kabbala ontstaan, symbool voor het Jodendom. Dit symbool werd door de zionisten in 1897, tijdens het eerste zionistencongres te Basel, tot nationaal embleem verklaard. Bij de wederoprichting van de staat Israël in 1948 werd dit symbool in de vlag van Israël opgenomen.

De Davidster bestaat uit een Hexagram en vormt een zespuntige ster, door twee op elkaar liggende driehoeken, waardoor aan de buitenkant zes driehoekjes ontstaan die samen door zes zijden van de twee driehoeken gevormd worden. De ster is inderdaad opgebouwd vanuit het grondgetal zes: zes punten, zes driehoekjes en zes zijden, die samen deze Davidster vormen.Vandaar dan ook de naam Hexa (zes) gram. Het pentagram is een vijfpuntige ster en wordt als satansymbool gebruikt.

Inderdaad heeft de ster geen christelijke achtergrond en is de kabbala een geheimzinnige, veelal duistere wetenschap, waar we ons als christenen ver vandaan dienen te houden. De vrijmetselarij heeft het hexagram ook als symbool, maar dan met o.a. het alziend oog ingevuld. Het gaat mij echter te ver om op grond hiervan te beweren, dat deze ster occult is en niet gedragen dient te worden. Dit geldt echter wel voor een pentagram, waar duidelijk het occultisme mee verbonden is. De Joden hebben de ster tijdens de oorlog moeten dragen. Wat is het een bemoediging voor het Joodse volk om ons met hen solidair te verklaren, door het dragen van dit nationale symbool.



Ds. Theo Niemeijer