Vragen - jrg. 82-18

ds. Theo Niemeijer • 82 - 2006/07 • Uitgave: 18
Ik heb enkele vragen over het gedeelte uit Genesis 32:22-32 waar Jakob een worsteling met een man heeft. Wat is het doel van deze strijd, hoe komt het dat Jakob deze worstelpartij dreigde te winnen en waarom wordt hij uiteindelijk voor het leven verminkt? Over de identiteit van de man, waarmee hij worstelt wordt verschillend gedacht. Kan het ook een handlanger van de duivel zijn? (M. G. te K.)



Antwoord:

Genesis 32 gaat over de tweede ontmoeting die Jakob met God had. Twintig jaar eerder had hij zijn eerste persoonlijke ontmoeting met God, op zijn vlucht naar Haran. (Genesis 28), waar hij ’s nachts in een droom een ladder zag en God tot hem sprak. Hij noemde deze plaats Bethel, huis van God omdat hij zeker wist dat hij de Here ontmoet had. De ladder in deze geschiedenis is een prachtige verwijzing naar het kruis, de ladder die eens voor ons op aarde opgericht werd, waardoor hemel en aarde met elkaar verbonden werden. In Johannes 1:51 wijst de Here Jezus zijn discipelen hier op. Tijdens deze eerste ontmoeting leerde Jakob God kennen, maar nu twintig jaar later moest Jakob leren om zijn God ook te vertrouwen. Jakob was altijd bezig om al zijn zaken zelf te regelen. Er was er maar één op wie hij werkelijk vertrouwde en dat was hijzelf! Jakob regelde alles zelf en was altijd uit op eigen voordeel, al moest dat dan ook via bedrog verwezenlijkt worden. De man waarmee hij worstelde was geen handlanger van de duivel, nee het was de Here Zelf, die met hem streed. (lees het maar in Hosea 12:4-5)

Kennelijk was Jakob niet van plan om zich aan de Here over te geven door zijn zelfzuchtige, leugenachtige natuur aan hem uit te leveren. Niet alleen bij Jakob, maar ook bij vele christenen is het een lange strijd, voordat zij zich gewonnen geven en zich volkomen aan Hem toevertrouwen. Vele broeders en zuster kunnen getuigen, dat volkomen overgave pas werkelijkheid werd na een zware beproeving in hun leven. Zo gebeurde het ook bij Jakob. Hij gaf zich pas gewonnen toen hij (in liefde) door God geslagen en zijn kracht gebroken werd.

Er zit echter ook nog een profetische kant aan deze geschiedenis. In de geschiedenis van Jakob kunnen we ook de geschiedenis van Israël ontdekken. Zoals Jakob zijn eigen land moest ontvluchten, vluchtte het volk Israël ook weg uit eigen land en kwam in de diaspora terecht. Jakob verwierf grote rijkdommen bij zijn oom Laban, waardoor zijn zonen erg jaloers op hem werden. Ook zijn oom Laban zag het bezit van Jakob snel toenemen, in tegenstelling tot het zijne. De verhouding tussen Jakob en zijn oom en neven verslechterde hierdoor zo, dat hij het zekere voor het onzekere koos en besloot weer terug te keren naar zijn thuisland.

U kunt hier over lezen in Genesis 31:1-2. De inleiding tot de Tweede Wereldoorlog leek wel een herhaling van dat, wat zich tussen Jakob en Laban afspeelde. Ook toen werden de Joden beschuldigd zich verrijkt te hebben ten koste van de lokale bevolking. Zoals deze ontwikkeling de terugkeer van Jakob naar zijn land in beweging zette, zo zien we deze ontwikkeling ook in onze tijd. Vele Joden keren weer teug naar hun eigen land, terwijl het antisemitisme wereldwijd aan het toenemen is. De geschiedenis herhaalt zich hiermee. Zoals Jakob toen weer opnieuw geconfronteerd werd met zijn boze broeder die hij achterliet, zo krijgen de teruggekeerde Joden ook nu weer te maken met de spanning die ontstaan is tussen Israël en zijn Arabische broedervolken. Deze angst van Jakob, die bang was om zijn broeder Ezau te ontmoeten, leidde uiteindelijk tot de strijd bij de Jabbok. Zo wordt ons in Jeremia 30:4-9 geleerd, dat deze “benauwdheid voor Jakob” zich in de eindtijd, tijdens de grote verdrukking, gaat herhalen; een vreselijke beproeving waaruit Israël gered zal worden en waarna de Koning van Israël zich op de troon van David zal zetten.



Is de Paus nu de plaatsvervanger van Petrus of van Christus? Waarom is zo’n plaatsvervanger nodig? (H. S. te E.)



Antwoord:

De Paus is het hoofd van de Rooms Katholieke Kerk en volgens haar leer de rechtmatige opvolger van Petrus en zodoende de plaatsbekleder van Christus op aarde. De aanspraak om plaatsbekleder van Christus op aarde te zijn ontleent men aan de uitspraak van Christus in Matteüs 16:18-19 “Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het koninkrijk, en wat gij op aarde binden zult zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.”

Wij geloven, dat het fundament van de gemeente niemand anders dan Christus Zelf is: “Een ander fundament dan dat er ligt, namelijk Christus, kan niemand leggen…” (1 Korintiërs 3:11) Later schrijft Petrus het zelf: “komt tot Hem, de levende steen….wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen.” Het woordje ‘Petra’ waarover de Here Jezus spreekt slaat niet op Petrus als persoon, maar op de belijdenis die hij zojuist uitgesproken had: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God” (Matteüs 16:16) en alleen op deze belijdenis, kan de gemeente gebouwd worden. Petrus, die even later door de Here Jezus aangesproken wordt met de woorden: “Ga weg achter Mij, Satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen” (16:23) en die even later zijn Meester driemaal verloochend heeft, kan toch niet het solide fundament van de gemeente vormen!

De ‘sleutelmacht’ die Petrus ontvangt, slaat op het apostolisch gezag waarmee de Here Jezus hem bekleed had. Dat was nodig om niet alleen voor het Joodse volk (Handelingen 2), maar ook voor de Samaritanen (Handelingen 8:14-24) en later voor de heidenen (Handelingen 10) de deur van toetreding tot de gemeente te openen. Dit apostolisch gezag was toen, voor die aangelegenheid nodig, maar nu niet meer. Nu wordt het hoogste gezag in de gemeente door Gods onfeilbare Woord bekleed. Dit gezag staat boven elk menselijk gezag. Wanneer menselijk (pauselijk) gezag boven het gezag van Gods Woord gesteld wordt, leidt dit onherroepelijk tot protest, zoals in de dagen van Luther en de door hem ontketende reformatie.



Ds. Theo Niemeijer