Vragen - jrg. 84-12
In Matteüs 24:29-31 lees ik dat na de grote verdrukking de uitverkorenen van de vier windstreken verzameld zullen worden. Betekent dit dat de gemeente dan toch door de grote verdrukking zal gaan? (R. S. te D.)
Antwoord:
Voor de grote verdrukking zal de Here Jezus als Bruidegom terugkomen om Zijn bruid tot Zich te nemen, of als het Hoofd dat Zijn lichaam, de gemeente, tot Zich neemt. Na de grote verdrukking komt de Here Jezus als Koning om tot Zijn doel te komen met Zijn aardse volk Israël. Allereerst zal Hij Zijn uitverkoren volk (de uitverkorenen, Matt. 24:31) vanuit alle hoeken van de aarde tot Zich roepen. Daarna zal Hij de volkeren voor Zijn troon verzamelen en hen oordelen ter oorzake van Zijn volk, dat zij vervolgd hebben en Zijn land dat zij verdeeld hebben (Matt. 25:31-46 en Joël 3:1-2). Het gaat hier dus bij Zijn komst op aarde niet om de gemeente, maar om het Joodse volk dat Hij tot Zich verzamelen zal.
Zijn er uiteindelijk drie soorten christenen in de eeuwigheid? Zij dit nu tot het geloof komen, zij die tijdens de grote verdrukking in Christus gaan geloven en zij dit in het vrederijk tot geloof komen? Ik spreek hierbij nog niet eens over de Joden die massaal tot bekering zullen komen tijdens het Vrederijk. (G. v. M. te E.)
Antwoord:
De naam ‘christenen’ komt voor het eerst voor in Handelingen 11:26, waar we lezen dat de discipelen voor het eerst in Antiochië ‘christenen’ werden genoemd. Ze stonden bekend als volgelingen van Christus. Het waren discipelen die bij de gemeente van Jezus Christus behoorden. De gemeente is 1975 jaar geleden op de Pinksterdag in Jeruzalem ontstaan. In Matteüs 16:18 kondigt de Here Jezus aan, dat Hij Zijn gemeente gaat bouwen. Op Golgotha wordt het fundament van de gemeente gelegd en op de Pinksterdag, waarop de Heilige Geest uitgestort werd, kwamen de eerste drieduizend zielen tot het geloof in de Here Jezus en werden vervolgens als levende stenen toegevoegd aan de gemeente… het geestelijke huis van God (Ef. 2:21-22).
De gemeente is voltallig bij de opname van de gemeente, dan zal zij als bruid tot haar Bruidegom opgenomen worden om voor altijd bij Hem te zijn. De mensen die na de opname tot het geloof komen behoren dan ook niet meer tot de gemeente. De schare uit de grote verdrukking, die na de opname nog tot het geloof zal komen, zal wel gered worden en bij de wederkomst van de Messias uit de dood opstaan om met Hem duizend jaar te regeren, maar wel vanuit een andere positie dan die van de gemeente. Aan het begin van het Vrederijk zal de ‘Bruiloft des Lams’ gevierd worden, waarvoor velen uitgenodigd zullen worden (Op. 19:6-9). Uiteraard zal de bruid niet uitgenodigd worden, zij hoort er nu eenmaal bij. De gasten worden normaal gesproken door Bruidegom én bruid uitgenodigd. De gasten zijn alle mensen die buiten de gemeente om behouden zijn. We denken hierbij aan de gelovigen uit het Oude Testament, de gelovigen uit de grote verdrukking en het gelovige overblijfsel van het volk Israël. De gelovigen tijdens het Vrederijk vormen weer een geheel ander hoofdstuk. Dit speelt zich af na de Bruiloft des Lams. Aan het einde van dit Vrederijk zal de Here Jezus alle macht aan Zijn Vader overgeven en dan is er geen verschil meer! Dan is het heel eenvoudig: ‘God, alles in allen’, ‘God bij de mensen’ (1Kor. 15:28 en Op. 21:3)… dus niet meer bij Israël, of de gemeente, maar heel eenvoudig: bij de mensen!
G. v. H. te W. stelt ons drie vragen:
1. Kunt u mij uitleggen wat Matteüs 11:11 betekent: “Voorwaar, Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand groter dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der Hemelen is groter dan Hij.”
Antwoord:
Johannes was de door Maleachi aangekondigde ‘bode’ (3:1), die de weg bereiden zal voor de Here. Hij was niet zomaar een profeet, nee, hij was meer dan een profeet, zoals de Here Jezus in Matteüs 11:9 zegt. Hij was degene die het Oude- en het Nieuwe Testament aan elkaar verbond. Hij sloot het Oude Testament af, maar opende ook het Nieuwe Testament op een geweldige manier, door de aankondiging van de Here Jezus. Menselijk gesproken was hij de grootste die ooit op aarde geleefd had, omdat hij een opdracht vervulde die geen van de mensenkinderen ooit was toevertrouwd. Niemand op aarde kan zich ooit, ook nu nog niet, met deze Johannes vergelijken. Maar deze aardse grootheid weegt niet op tegen de heerlijkheid van de hemelse. Zij die in Gods koninkrijk zijn, worden boven alle aardse grootheid verheven. In Gods Koninkrijk gelden hele andere maten. De kleinste in Gods koninkrijk is dan inderdaad veel groter dan de grootste hier op aarde, ja zelf groter dan de grootste op aarde: Johannes de Doper.
2. De Here Jezus sprak tot de schare in gelijkenissen (Matteüs 13). Waarom deed de Here Jezus dit en wordt het hen, die het evangelie niet begrijpen, dan in het oordeel niet zo zwaar toegerekend?
Antwoord:
We zien hier in Matteüs 13 dat de Here Jezus het huis uitging en zich tot de schare richtte. Hij leerde hen vanuit een schip en er waren vele duizenden die ademloos naar Hem luisterden. Het was voor hen begrijpelijke taal, hier konden ze wat mee. Het onderwijs van de farizeeërs en schriftgeleerden was vaak zo theoretisch en ontoegankelijk. Dit begrepen ze in ieder geval. In vers 34-35 maakt Matteüs ons duidelijk dat Hij door het gebruik van gelijkenissen de profetie uit Psalm 78 vervulde, waarin we lezen dat Hij in ‘spreuken’ (gelijkenissen) tot het volk Israël sprak. In deze psalm gaat het over de manier waarop de Here God Zich op een zichtbare en tastbare manier aan Zijn volk geopenbaard heeft. Ze kregen brood uit de hemel, water uit de rots, de zee werd gespleten, Egypte gestraft en ga zo maar door. Wat heeft Gods Zich duidelijk aan Zijn volk geopenbaard. Met als resultaat: ongeloof! In de vorm van gelijkenissen herhaalt zich deze situatie. Duidelijker kon het niet en toch liepen deze gelijkenissen uit op verwerping! Hun ogen en oren waren gesloten en hun hart was vet geworden. Juist door het spreken in gelijkenissen zal het hen nog zwaarder aangerekend moeten worden, omdat ze nu geen enkel excuus meer hebben.
3. Na de opname van de gemeente is de toekomst voor de gemeente hemels en die van het Joodse volk aards. Betekent dit dat ook Abraham, David en alle gestorven Joden met Christus op aarde zullen komen om in een verheerlijkt lichaam tijdens het Vrederijk op aarde te zijn?
Antwoord:
Het Joodse volk, dat bij de komst van Christus op aarde verzameld zal worden, zal hier tijdens het Vrederijk haar aardse roeping vervullen. Het hemelse Jeruzalem, dat boven de aarde zweeft en als een lichtstad de aarde zal verlichten, heeft twaalf fundamenten, waarop de twaalf namen van de apostelen staan, waarin we plaats van de gemeente in deze stad kunnen ontdekken. Het is inderdaad de ‘stad met de fundamenten’ waar Abraham tijdens zijn aardse leven naar uitkeek en hoogstwaarschijnlijk in een visioen gezien heeft (Gen. 15:1 en Hebr. 11:10). Op de twaalf poorten staan echter de namen van de stammen van Israël, een aanwijzing van het gelovige Israël, dat op dat moment ook in de stad vertegenwoordigd zal zijn (Op. 21:10-14).
Ds. Theo Niemeijer
Antwoord:
Voor de grote verdrukking zal de Here Jezus als Bruidegom terugkomen om Zijn bruid tot Zich te nemen, of als het Hoofd dat Zijn lichaam, de gemeente, tot Zich neemt. Na de grote verdrukking komt de Here Jezus als Koning om tot Zijn doel te komen met Zijn aardse volk Israël. Allereerst zal Hij Zijn uitverkoren volk (de uitverkorenen, Matt. 24:31) vanuit alle hoeken van de aarde tot Zich roepen. Daarna zal Hij de volkeren voor Zijn troon verzamelen en hen oordelen ter oorzake van Zijn volk, dat zij vervolgd hebben en Zijn land dat zij verdeeld hebben (Matt. 25:31-46 en Joël 3:1-2). Het gaat hier dus bij Zijn komst op aarde niet om de gemeente, maar om het Joodse volk dat Hij tot Zich verzamelen zal.
Zijn er uiteindelijk drie soorten christenen in de eeuwigheid? Zij dit nu tot het geloof komen, zij die tijdens de grote verdrukking in Christus gaan geloven en zij dit in het vrederijk tot geloof komen? Ik spreek hierbij nog niet eens over de Joden die massaal tot bekering zullen komen tijdens het Vrederijk. (G. v. M. te E.)
Antwoord:
De naam ‘christenen’ komt voor het eerst voor in Handelingen 11:26, waar we lezen dat de discipelen voor het eerst in Antiochië ‘christenen’ werden genoemd. Ze stonden bekend als volgelingen van Christus. Het waren discipelen die bij de gemeente van Jezus Christus behoorden. De gemeente is 1975 jaar geleden op de Pinksterdag in Jeruzalem ontstaan. In Matteüs 16:18 kondigt de Here Jezus aan, dat Hij Zijn gemeente gaat bouwen. Op Golgotha wordt het fundament van de gemeente gelegd en op de Pinksterdag, waarop de Heilige Geest uitgestort werd, kwamen de eerste drieduizend zielen tot het geloof in de Here Jezus en werden vervolgens als levende stenen toegevoegd aan de gemeente… het geestelijke huis van God (Ef. 2:21-22).
De gemeente is voltallig bij de opname van de gemeente, dan zal zij als bruid tot haar Bruidegom opgenomen worden om voor altijd bij Hem te zijn. De mensen die na de opname tot het geloof komen behoren dan ook niet meer tot de gemeente. De schare uit de grote verdrukking, die na de opname nog tot het geloof zal komen, zal wel gered worden en bij de wederkomst van de Messias uit de dood opstaan om met Hem duizend jaar te regeren, maar wel vanuit een andere positie dan die van de gemeente. Aan het begin van het Vrederijk zal de ‘Bruiloft des Lams’ gevierd worden, waarvoor velen uitgenodigd zullen worden (Op. 19:6-9). Uiteraard zal de bruid niet uitgenodigd worden, zij hoort er nu eenmaal bij. De gasten worden normaal gesproken door Bruidegom én bruid uitgenodigd. De gasten zijn alle mensen die buiten de gemeente om behouden zijn. We denken hierbij aan de gelovigen uit het Oude Testament, de gelovigen uit de grote verdrukking en het gelovige overblijfsel van het volk Israël. De gelovigen tijdens het Vrederijk vormen weer een geheel ander hoofdstuk. Dit speelt zich af na de Bruiloft des Lams. Aan het einde van dit Vrederijk zal de Here Jezus alle macht aan Zijn Vader overgeven en dan is er geen verschil meer! Dan is het heel eenvoudig: ‘God, alles in allen’, ‘God bij de mensen’ (1Kor. 15:28 en Op. 21:3)… dus niet meer bij Israël, of de gemeente, maar heel eenvoudig: bij de mensen!
G. v. H. te W. stelt ons drie vragen:
1. Kunt u mij uitleggen wat Matteüs 11:11 betekent: “Voorwaar, Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand groter dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der Hemelen is groter dan Hij.”
Antwoord:
Johannes was de door Maleachi aangekondigde ‘bode’ (3:1), die de weg bereiden zal voor de Here. Hij was niet zomaar een profeet, nee, hij was meer dan een profeet, zoals de Here Jezus in Matteüs 11:9 zegt. Hij was degene die het Oude- en het Nieuwe Testament aan elkaar verbond. Hij sloot het Oude Testament af, maar opende ook het Nieuwe Testament op een geweldige manier, door de aankondiging van de Here Jezus. Menselijk gesproken was hij de grootste die ooit op aarde geleefd had, omdat hij een opdracht vervulde die geen van de mensenkinderen ooit was toevertrouwd. Niemand op aarde kan zich ooit, ook nu nog niet, met deze Johannes vergelijken. Maar deze aardse grootheid weegt niet op tegen de heerlijkheid van de hemelse. Zij die in Gods koninkrijk zijn, worden boven alle aardse grootheid verheven. In Gods Koninkrijk gelden hele andere maten. De kleinste in Gods koninkrijk is dan inderdaad veel groter dan de grootste hier op aarde, ja zelf groter dan de grootste op aarde: Johannes de Doper.
2. De Here Jezus sprak tot de schare in gelijkenissen (Matteüs 13). Waarom deed de Here Jezus dit en wordt het hen, die het evangelie niet begrijpen, dan in het oordeel niet zo zwaar toegerekend?
Antwoord:
We zien hier in Matteüs 13 dat de Here Jezus het huis uitging en zich tot de schare richtte. Hij leerde hen vanuit een schip en er waren vele duizenden die ademloos naar Hem luisterden. Het was voor hen begrijpelijke taal, hier konden ze wat mee. Het onderwijs van de farizeeërs en schriftgeleerden was vaak zo theoretisch en ontoegankelijk. Dit begrepen ze in ieder geval. In vers 34-35 maakt Matteüs ons duidelijk dat Hij door het gebruik van gelijkenissen de profetie uit Psalm 78 vervulde, waarin we lezen dat Hij in ‘spreuken’ (gelijkenissen) tot het volk Israël sprak. In deze psalm gaat het over de manier waarop de Here God Zich op een zichtbare en tastbare manier aan Zijn volk geopenbaard heeft. Ze kregen brood uit de hemel, water uit de rots, de zee werd gespleten, Egypte gestraft en ga zo maar door. Wat heeft Gods Zich duidelijk aan Zijn volk geopenbaard. Met als resultaat: ongeloof! In de vorm van gelijkenissen herhaalt zich deze situatie. Duidelijker kon het niet en toch liepen deze gelijkenissen uit op verwerping! Hun ogen en oren waren gesloten en hun hart was vet geworden. Juist door het spreken in gelijkenissen zal het hen nog zwaarder aangerekend moeten worden, omdat ze nu geen enkel excuus meer hebben.
3. Na de opname van de gemeente is de toekomst voor de gemeente hemels en die van het Joodse volk aards. Betekent dit dat ook Abraham, David en alle gestorven Joden met Christus op aarde zullen komen om in een verheerlijkt lichaam tijdens het Vrederijk op aarde te zijn?
Antwoord:
Het Joodse volk, dat bij de komst van Christus op aarde verzameld zal worden, zal hier tijdens het Vrederijk haar aardse roeping vervullen. Het hemelse Jeruzalem, dat boven de aarde zweeft en als een lichtstad de aarde zal verlichten, heeft twaalf fundamenten, waarop de twaalf namen van de apostelen staan, waarin we plaats van de gemeente in deze stad kunnen ontdekken. Het is inderdaad de ‘stad met de fundamenten’ waar Abraham tijdens zijn aardse leven naar uitkeek en hoogstwaarschijnlijk in een visioen gezien heeft (Gen. 15:1 en Hebr. 11:10). Op de twaalf poorten staan echter de namen van de stammen van Israël, een aanwijzing van het gelovige Israël, dat op dat moment ook in de stad vertegenwoordigd zal zijn (Op. 21:10-14).
Ds. Theo Niemeijer