Vragen - jrg. 84-17

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 17
In Matteüs 16:18 zegt de Here Jezus tegen Simon Barjona: “En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen…” Wat bedoelt de Here Jezus hier nu mee? Onze predikant zegt, dat Petrus de rots is van alle gelovigen en naast de Here God in de hemel zit. Wat is uw mening hierover? (L. P. te A.)

Antwoord:
Er zijn veel meningen en gedachten ontstaan over dit belangrijke vers. De kerk van Rome en de Oosters-orthodoxe kerken beweren op grond van dit gedeelte, dat Christus de kerk op Petrus gebouwd heeft. Petrus is dus de rots waarop Christus Zijn gemeente zou bouwen, zo meent men. Dan moet Petrus wel een zeer evenwichtig en solide persoon geweest zijn! Het tegenovergestelde blijkt echter uit Gods Woord. In hetzelfde hoofdstuk probeert Petrus de Here Jezus op zijn ‘kruisweg’ te stoppen, waarop de Here Jezus Hem zeer streng terechtwijst met de woorden: “Ga weg achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods maar op die der mensen” (vers 23). Een paar dagen later verloochent dezelfde Petrus de Here Jezus driemaal, waarbij hij zich vervloekt en ontkent dat hij Jezus kent. We weten dat de Here Jezus hem vergeven heeft en hem weer in het apostelambt bevestigd heeft. Petrus heeft dan ook bij het begin van de gemeente een hele belangrijke rol gespeeld. Maar zelfs hierna gedraagt Petrus zich weer op een dubieuze manier ten opzichte van Paulus, wanneer die Petrus samen met heidenen aan één tafel ziet eten, maar bij het verschijnen van Joodse christenen zich stiekem terugtrekt uit vrees voor de besnedenen. Paulus sprak hem op zijn huichelend gedrag aan met de woorden: “Indien gij een Jood zijt naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan de heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?” (Gal. 2:11-14).
Wanneer deze Petrus het fundament van de gemeente zou moeten zijn, dat zou de gemeente wel op een zeer onzeker fundament gebouwd zijn. Petrus zelf wist wel beter, toen hij Psalm 25:3 aanhaalde in zijn eerste brief: ‘Zie Ik leg in Sion een uitverkoren Hoeksteen, en wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen’ (2:6). Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 3:11 ‘Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.’ De apostelen mochten wél het fundament van de gemeente leggen (Ef. 2:20). Laat het duidelijk zijn dat Christus Zelf de rots, de hoeksteen, het fundament is, waarop de gemeente gebouwd werd. Hij is het enige fundament dat werkelijk betrouwbaar is en onder alle druk stand zal houden. Vandaar dat de Here Jezus zegt: “De poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen” (Matt. 16:18).
Wanneer de Here Jezus tegen Petrus zegt “op deze Petra zal ik mijn gemeente bouwen”, dan hebben we hier te maken met een woordspeling. Hij zegt niet: “Op jou, Petrus, zal Ik mijn gemeente bouwen”, waarmee hij Petrus zou hebben aangewezen als de rots waarop de gemeente gebouwd zou worden. Hij sprak echter over deze ‘Petra’, waarmee Hij naar de belijdenis van Petrus terug verwees: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Alleen in deze belijdenis heeft de gemeente haar bestaansgrond gevonden: Christus, de Zoon van de levende God.
Heel erg jammer is het, dat bij de vertaling van dit gedeelte, de Nieuwe Bijbel Vertaling voor de Roomse leer gekozen heeft. Deze vertaling luidt dan ook: “En Ik zeg je, jij bent Petrus, de rots waarop Ik mijn kerk zal bouwen…” Deze vertaling gaat er onomwonden vanuit dat de kerk op de apostel Petrus gebouwd is… helaas, Roomser kan het niet!


Er wordt tegenwoordig zo gemakkelijk over crematie gedacht, ook door christenen. Ik ben zo bang, dat allen die zich laten cremeren, niet in de hemel kunnen komen. Is dat te hard gezegd? (W. K. te N.)

Antwoord:
In de Bijbel lezen we dat lijkverbranding alleen uitgevoerd werd als Goddelijk oordeel. In alle andere gevallen werd begraven. Crematie heeft met name door de invloed van oosterse godsdiensten uiteindelijk ook in Europa voet aan de grond gekregen. Onder het mom van hygiënisch en economisch is de vorm van crematie steeds meer in ons land ingeburgerd en dreigt het begraven steeds meer te verdringen. Ook de atheïstische motieven spelen hierbij een belangrijke rol van betekenis. Crematie werd voor velen een signaal, dat met de dood alles voorbij is en er geen opstanding der doden is. Christenen die zich na hun sterven willen laten cremeren, verlaten de weg van de Bijbel. Ze kiezen hiermee voor een atheïstisch getuigenis en laten zich hierin vaak leiden door oneigenlijke motieven. De Bijbel spreekt in 1 Korinthiërs 15:42-44 over het begraven als het zaaien van een graankorrel in de aarde, om bij de opstanding weer geoogst te kunnen worden. Het is een christelijk getuigenis, dat door de vernietigende vorm van crematie steeds verder verdwijnt. Hoe kun je bij een crematie nog spreken van een lichaam dat als een graankorrel aan de aarde toevertrouwd wordt, wachtende op de oogst bij de opstanding vanuit de doden?
Begraven is dan ook niet de laatste handeling die ten aanzien van de gestorvenen verricht wordt, maar de eerste handeling met het oog op de toekomst. Zaaien doe je niet terugkijkend, maar verwachtingsvol vooruitkijkend! Het is jammer en schadelijk, dat de christenen dit getuigenis van hen af laten pakken. Men zegt wel eens, dat een begraafplaats een groot evangelisatiepark is. Loop maar eens tussen al die stenen door met prachtige opschriften en getuigenissen! Zo werd begraven een teken van hoop en crematie een teken van vernietiging. Natuurlijk zullen zowel gecremeerde, als begraven mensen voor Gods troon moeten verschijnen. Crematie maakt voor God een opstanding niet onmogelijk. Hij die Adam uit stof geschapen heeft, kan ook de gecremeerde uit het as doen laten opstaan. Natuurlijk zal hij/zij dan wel moeten uitleggen, waarom het christelijk getuigenis verworpen werd en gekozen werd voor de heidense crematie. Zou dan blijken dat deze keuze het gevolg was van een al veel eerder ingeslagen weg, waarin men meer koos voor de waarden en normen van de wereld dan voor de weg die de Bijbel ons aanwijst? Laat het oordeel maar aan Hem over die zonder aanziens des persoon zal oordelen.

ds. Theo Niemeijer