Vragen - jrg. 85-05

ds. Theo Niemeijer • 85 - 2009 • Uitgave: 5
Vragen

In Hebreeën 9:12 lezen we dat Christus met Zijn bloed het hemelse heiligdom ingegaan is om een eeuwige verlossing te verwerven. Is Hij letterlijk met bloed het heiligdom ingegaan en wanneer is dit gebeurd, direct na Zijn opstanding of bij Zijn hemelvaart?
Wat is de reden dat Maria Hem niet mocht aanraken en dat Hij later wel aangeraakt mocht worden? (A. v. H. te G.)


Antwoord:
Toen de Here Jezus aan het kruis de verlossende woorden “Het is volbracht” uitriep, was het werk dat Hij op aarde moest doen klaar. Nu zou Hij Zijn werk vanuit de hemel verder voortzetten. Het sterven moest zijn vervolg krijgen in Zijn opstanding en hemelvaart, met als uiteindelijke vrucht de uitstorting van de Heilige Geest. Paulus leert ons dat, wanneer het alleen bij het sterven van de Here Jezus gebleven was, we nog steeds in de zonden gebleven zouden zijn. De opstanding was noodzakelijk om ons daadwerkelijk uit de zonde in een nieuw leven op te laten staan om zo het oude leven achter ons te laten. De hemelvaart was nodig om voor ons de hemel te openen en ons in een levende relatie met God de Vader te brengen, terwijl de uitstorting van de Heilige Geest onmisbaar is bij de wedergeboorte.
De periode tussen de opstanding en hemelvaart was een tussentijd, waarin Hij in het Paradijs verbleef en regelmatig aan de discipelen verscheen. In de Bijbel worden tien gelegenheden opgesomd waarbij Hij aan de gelovigen verscheen en waarover Johannes later in 20:30-31 schreef, dat Hij nog veel meer keren verschenen is dan beschreven is. Na deze periode van veertig dagen is Hij naar de hemel gegaan, waar Hij Zich aan de rechterhand Gods gezet heeft (Marc. 16:19).
Hij lijkt mij, dat Hij toen aan Zijn Hogepriesterlijke taak begonnen is, om zo in de hemel Zijn werk, begonnen op aarde, voort te zetten. Hierover lezen we dat Hij allereerst ‘plaatsbereidend’ heengegaan is. Het lijkt mij erg onwaarschijnlijk dat Hij een hoeveelheid eigen bloed meegenomen heeft en daarmee de hemel doorgegaan is. In de Statenvertaling lezen we dat Hij door Zijn eigen bloed ingegaan is en dus niet met Zijn bloed. Het hemelse heiligdom behoefde niet gereinigd te worden, want daar was geen zonde aanwezig. De Here Jezus heeft door Zijn hemelvaart echter wel de weg naar het hemelse heiligdom voor ons geopend. Dit gebeurde bij Zijn hemelvaart. Het werk van de Hogepriester is in de eerste plaats om de mens in de nabijheid van God te brengen. Daar is de Here Jezus vandaag elk moment mee bezig. Hij brengt ons in een levende relatie met Zijn Vader.
In de veertig dagen voor Zijn hemelvaart heeft de Here Jezus aan Zijn volgelingen duidelijk gemaakt om Hem niet vast te willen houden, met andere woorden Hem niet op aarde voor henzelf te willen houden. Het gaat hierbij niet zozeer om het aanraken, want dat mocht van Hem zeer zeker wel, maar het vast willen houden op aarde. Verschillende vertalingen gebruiken dan ook ‘vasthouden’ in plaats van ‘aanraken’.


In 1 Korinthiërs 12:1-11 worden verschillende gaven van de Heilige Geest genoemd, waaronder ook de gaven van genezing en het spreken van tongen. Kunt u mij vertellen of deze laatst genoemde gaven ook vandaag nog betrouwbaar zijn? (P. H. te?)

Antwoord:
Het is altijd heel erg moeilijk om hier zomaar ja of nee op te antwoorden. Persoonlijk geloof ik dat de tekengaven, zoals genezingen en tongentaal, tekenen zijn die de Here Zijn gemeente met name toebedeeld heeft om het ongelovige Joodse volk te overtuigen. In ieder geval lezen we in 1 Korinthiërs 14:20-22 dat het teken van de talen een teken voor ongelovigen is en niet voor gelovigen. Het gaat hier om een aanhaling uit Jesaja 28:11-12, waar de Here zegt dat Hij door vreemde talen tot het ongelovige volk Israël zal spreken.
Deze profetie ging allereerst in vervulling op de Pinksterdag toen het Joodse volk bijeen was in Jeruzalem om daar het Pinksterfeest te vieren. We kennen de geschiedenis dat de apostelen in allerlei vreemde talen begonnen te spreken. De Joden die vanuit vele landen daar bijeengekomen waren stonden verbaasd, want ze hoorden de talen van de landen waarin zij in de diaspora geboren waren. Ze stonden verbaasd en wisten er geen raad mee. Hier zien we de eerste keer dat de Here dit teken aan het Joodse volk geeft, om hen in de gelegenheid te stellen zich tot Hem te bekeren, iets dat na de Pinkstertoespraak van Petrus dan ook gebeurde… Er kwamen drieduizend tot geloof… allemaal Joden die overtuigd waren door het teken van de talen en de prediking van Petrus. In 1 Korinthiërs 1:22 schrijft Paulus, dat de Joden tekenen verlangen.
Het is een volk dat bewijzen zoekt en overtuigd wil worden door zichtbare tekenen. Zo weten we dat het Joodse volk zich uiteindelijk zal bekeren wanneer ze Hem, die zij doorstoken hebben, met doorboorde handen en voeten daadwerkelijk zullen zien. De heidenen komen volgens de Bijbel tot het geloof door het Woord, zonder Hem te zien en niet door zichtbare tekenen en wonderen, terwijl het Joodse volk met name door tekenen en wonderen tot geloof zal komen.
In het boek Handelingen zien we heel duidelijk deze ontwikkeling. Dit boeiende verslag begint in Jeruzalem met Gods werk te midden van Zijn verbondsvolk Israël, maar eindigt echter in Rome, waar Paulus gevangen zit, ver weg van Jeruzalem en middenin de heidense wereld. Naarmate je verder komt in het boek Handelingen, ontdek je ook dat de zichtbare tekenen langzamerhand afnemen. Over de tekengaven wordt eigenlijk alleen nog geschreven in de Korinthe-brief, omdat deze brief aan het begin van Paulus’ werk geschreven is, toen hij volop onder het Joodse volk aan het werk was en dan met name in Korinthe, waar een grote Joodse gemeenschap was. In de andere brieven van Paulus lees je niets meer over deze tekengaven.
Tekengaven komen ook het meest voor in gemeenten die menen dat we nu reeds in het Messiaanse koninkrijk van Jezus op aarde leven. Men proclameert het koninkrijk van Jezus op aarde hier en nu en sluit daarbij aan op de dwaalleer van Augustinus, die leerde dat de satan reeds gebonden werd op Golgotha en in de afgrond geworpen werd, waarmee het Vrederijk toen al begonnen was. De kerk is de grote steen uit Daniël 2 die een einde maakt aan de wereldheerschappij en uiteindelijk de gehele wereld zal vervullen. Met de komst van de kerk is dus Gods koninkrijk op aarde begonnen en behoeft men niet meer ziek te zijn. Alle ziekte is van de duivel en de duivel is overwonnen en in het vrederijk zal de ziekte niet meer aanwezig zijn.
Men vergeet hierbij dat de satan wel overwonnen is, maar nog niet gebonden is. Waarom zou Petrus de gelovigen oproepen om nuchter te zijn, omdat de duivel rondgaat als een brullende leeuw! Waarom lezen we in de Schrift dat Jezus nu aan de rechterhand van de Vader zit, afwachtende tot alle vijanden tot een voetenbank zijner voeten zijn gemaakt en nu Zijn Hogepriesterlijke dienst verricht. Gemeenten die deze dwaalleer aanhangen, zijn over het algemeen ook gemeenten die geen enkele visie hebben op de opname van de gemeente en de daaropvolgende wederkomst. Ze hebben het idee, dat zij de wereld moeten onderwinnen en begeven zich in een soort geestelijke oorlogsvoering, niet wetende dat de wereld aan Hem onderworpen zal worden op het moment van Zijn wederkomst.
Gemeenten die zich dus naar deze tekengaven uitstrekken, hebben vaak geen inzicht in het onderscheid tussen Gods plan met Israël en de gemeente en verwisselen het toekomstige Vrederijk met de tijd van de gemeente nu op aarde.

ds. Theo Niemeijer