Image

Vragenrubriek juni - 2022

Theo Niemeijer • 98 - 2022 • Uitgave: 6

Mijn kinderen blijven toch niet achter bij de opname?

Ik ben moeder van drie kleine kinderen en verwacht de opname van de gemeente. Mijn kinderen zullen bij de opname toch niet achterblijven mag ik hopen? Kunt u hiervoor een Bijbelse onderbouwing geven? (S. d. S. te @)

Antwoord:
In Mattheüs 18:1-14 lezen we over de relatie tussen onze Vader in de hemel en onze kinderen. Drie keer in dit gedeelte is er sprake van ‘Eén dezer kleinen’: ·      

  • ‘maar wie één dezer kleinen, die in mij geloven tot zonde verleidt…’ (vers 6)       

  • ‘ziet toe dat gij niet één dezer kleinen veracht’ (vers 10)

  • ‘zo bestaat bij uw Vader de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat’ (vers 14)  

Wat geweldig te mogen lezen dat, zoals we in vers 6 kunnen lezen, juist jonge kinderen in Hem geloven! Hoe dichter een mens bij de geboorte staat, hoe geloviger deze is, we komen immers bij Hem vandaan (made by God)! Het Godsbesef is bij jonge kinderen van nature aanwezig, maar wordt door de ongelovige maatschappij waarin zo’n kind opgroeit steeds meer ontvreemd. Hoe jonger, hoe meer het Godsbesef nog aanwezig is. Atheïsme is het actief overschreeuwen van het in nature aanwezige Godsbesef dat in ieder mens leeft. Deze jonge levens mogen we in geen geval verachten, leert vers 10 ons. Waarom? ‘Omdat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht van de hemelse Vader zien’, lezen we in dit vers. We lezen hier over ‘hun’ engelen omdat ze zo kwetsbaar zijn en extra bescherming nodig hebben!
In vers 14, na de gelijkenis van het verloren schaap, vinden we dan de geweldige belofte, dat onze hemelse Vader niet wil, dat één van deze kleinen verloren gaat. Wat een troost en geruststelling voor ouders met jonge kinderen. Ze mogen weten dat hun kinderen veilig zijn onder de hoede van de Goede Herder!

Om welke Achaz gaat het hier?

In 2 Kronieken 28:1 lezen we dat Achaz, de zoon van Jotam koning over Juda werd. Hij regeerde zestien jaar in Jeruzalem, maar deed wat kwaad was in de ogen van de Heere, zo zelfs dat hij de tempel verontreinigde, het gerei verbrijzelde en uiteindelijk de tempel sloot. Gaat het hier om dezelfde Achaz als in Jesaja 7, naar wie Jesaja gezonden werd om hem tot rust te brengen? (G. M. te L.)

Antwoord:
In Jesaja 7 zien we Achaz, zeer bevreesd voor de vijanden die Juda naderen. Jesaja probeert deze goddeloze koning te bemoedigen en tot rust te brengen en zegt hem namens de Heere, dat de vijanden Juda geen schrik aan zullen jagen. Hij eindigt zijn boodschap met de woorden: ‘Indien gij niet gelooft, voorwaar, gij wordt niet bevestigd’ (vers 9)!

En toch mag Achaz een ‘teken’ vragen, maar hij weigert met de woorden: ‘ik zal de Here niet verzoeken’. Waarop de Heere hem Zelf een teken geeft: ‘Zie de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren en zij zal hem de naam Immanuel geven.’ Middenin de donkerste nacht voor Juda geeft Hij de mooiste belofte, waarin de Heere Zijn grenzeloze genade toont. Waarop Jesaja op zijn zoon wijst, die bij hem staat en zegt: ‘Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te kiezen’, maar voordat het zover is, zal Israël (het noordelijke tienstammenrijk) ontvolkt zijn! Hierin wordt het oordeel over de noordelijke tienstammen aangekondigd.

Het gaat in Jesaja 7 en 2 Kronieken wel degelijk over dezelfde Achaz, de vader van Hizkia, waaronder Juda geweldig opbloeide!

Oneerlijke rentmeester

De gelijkenis van de ‘onrechtvaardige rentmeester’ uit Lukas 16:1-9 snap ik niet. Hoe kan de rijke man zijn oneerlijke rentmeester zo prijzen, terwijl hij zo oneerlijk is? (W. O. te M.)

Antwoord:
Vanaf Lukas 15:1 vertelt de Heere Jezus de ene na de andere gelijkenis. Onder Zijn gehoor zijn tollenaars, maar ook Farizeeërs (vers 1,2). In deze gelijkenis richt Hij zich hoofdzakelijk tot Zijn discipelen (vers 1). De rentmeester werd aangeklaagd wegens het verkwisten van het bezit van zijn heer. Dit ‘verkwisten’ komen we ook tegen in de gelijkenis van de verloren zoon die het vermogen van zijn vader in een leven van overdaad verkwistte (15:13)! De rentmeester was verantwoordelijk voor het bezit van zijn heer en moest ervoor zorgen dat zijn inkomen veilig gesteld werd. Hij begrijpt dat hij niet alleen het bezit van zijn heer verspild heeft, maar ook zijn baan. Nu blijkt dat deze dwaze rentmeester toch heel slim is en komt hij tot een drievoudige conclusie:

1.    Hij ziet zijn probleem glashelder en weet, dat er iets moet gebeuren.
2.    Hij denkt na over de verdere invulling van zijn leven (geen zware arbeid en niet bedelen).
3.    Hij maakt een plan om een uitweg uit deze situatie te vinden  

Zijn plan gaat ervanuit dat hij ontslagen wordt en straks onderdak nodig heeft. Hij heeft dus vrienden nodig die hem na zijn ontslag willen verzorgen. Hij laat twee schuldenaars tot zich roepen. Met deze ‘schuldenaar’ kan ook een pachter of handelaar bedoeld worden. We weten niet precies wie hier bedoeld wordt. In ieder geval legt hij hen het ‘pachtcontract’ of de ‘schuldbrief’ voor die deze rentmeester van hen zal moeten innen.

Eerst vraagt hij hoeveel ze zijn heer schuldig zijn, net alsof hij het zelf niet kan weten! De rentmeester wil er echter zeker van zijn dat ze hem dankbaar zullen zijn als hij de pacht/schuld gaat verminderen. Voor de eerste pachter worden de 100 vaten olie verminderd tot 50 en voor de tweede pachter worden de 100 zakken tarwe verminderd tot 80. Een rentmeester mocht zo’n besluit buiten zijn heer om nemen, hij had namelijk de verantwoording hiervoor. Toen de rentmeester verantwoording af moest leggen van zijn beheer heeft hij dit besluit dan ook niet voor zijn heer verdoezeld of verzwegen. De reactie van zijn heer kennen we. Hij was onder de indruk van de wijze waarop de rentmeester de zaken aangepakt had, maar noemde hem wel nog steeds de ‘onrechtvaardige rentmeester’, daar veranderde niets aan! Of hij zijn baan mocht behouden, ik betwijfel het. De Heere Jezus vertelt ons er in ieder geval niets over.

In de rest van Lukas 16 vertelt de Heere Jezus ons nog veel meer over armoede en rijkdom. Het komt erop neer, dat we met geld veel goeds kunnen doen, maar wanneer dit geld ons in bezit neemt, zal ditzelfde geld tegen ons werken. Dus ga verstandig met je geld om! In 1 Timotheüs 6 schrijft Paulus over ‘hen die rijk willen zijn’ (vers 9) en over ‘hen die rijk zijn’ (vers 17). De eersten worden gedreven door geldzucht en gaan uiteindelijk ten gronde door hun geldzucht. De tweede groep betreft mensen aan wie de Heere rijkdom toevertrouwd heeft om daarmee de behoeftigen te dienen, waardoor zij gezegend worden.

Waar is de gemeente tijdens het vrederijk?

Waar zal de gemeente zijn tijdens het Messiaanse vrederijk? (M. K. te A.)

Antwoord:
In Kolossenzen 3:4 lezen we dat de gemeente, bij de wederkomst van de Heere Jezus op aarde, met Hem in heerlijkheid zal verschijnen. Zullen we dan als verheerlijkte gemeente, met ons verheerlijkt lichaam hier op aarde verblijven? Ik denk het niet. In Openbaring 21:9-10 lezen: ‘Kom, Ik zal u tonen de bruid, de vrouw van het Lam.’ Paulus maakt ons in Efeze 5:22-33 duidelijk dat de Heere Jezus Zich met de gemeente verbonden heeft, zoals een man zich met zijn vrouw verbindt. In Openbaring 19:6-10 lezen we over de bruiloft van het Lam, het moment, waarop de Heere Jezus het koningschap aanvaardt en Zich met de gemeente verbindt. Kort daarop komt het moment, waarop de Heere Jezus, samen met Zijn bruid zichtbaar zal worden.

In Openbaring 21 wordt ons duidelijk gemaakt dat de bruid, de vrouw van het Lam verbonden is met het hemelse Jeruzalem dat vanuit de hemel zal nederdalen naar de aarde. We lezen hier over een stad, ‘die de heerlijkheid Gods heeft’ (vers 11). In Efeze 2:22 lezen we dat we als gemeente gebouwd worden tot een ‘woonstede Gods in de Geest’. Hier, in Openbaring 21 zien we de voleinding van dit bouwproject, de stad is voltooid! Nu daalt deze stad uit de hemel naar beneden en blijft als het ware boven de aarde zweven. We lezen dat de volken op aarde bij haar licht zullen wandelen. Het gaat hier dus om de ‘Lichtstad met haar paarlen poorten’ waar we wel over zingen, die boven de aarde zweeft en waarvanuit de gemeente over de aarde zal regeren. Net zoals nu de aarde vanuit de hemelse gewesten door de overheden en machten van de duivel geregeerd wordt (zie Efeze 6:12), zal straks vanuit diezelfde hemelse gewesten de gemeente over de aarde regeren. Vanuit het aardse Jeruzalem zal het Joodse volk op aarde regeren en wereldwijd het Evangelie van het Koninkrijk verkondigen. De gemeente zal dus vanuit het hemelse Jeruzalem in de hemelse gewesten regeren en Israël vanuit het aardse Jeruzalem over de gehele aarde.

Theo Niemeijer