Image

Wat sjouwen wij mee door de tempel?

Yme Horjus • 98 - 2022 • Uitgave: 8

‘Hij liet niet toe dat iemand enig voorwerp door de tempel droeg’ (Markus 11:16).

Het is echt een grote consternatie geweest op het tempelplein. De geldwisselaars en de duivenverkopers moesten het vooral ontgelden. Tafels en stoelen vlogen daar in het rond. Munten rolden over de grond. Het huis van God, de tempel, is geen huis van gebed meer, maar een marktplaats waar de commercie volop gaande was. Het optreden van Jezus betekende meteen een regelrechte confrontatie met de geestelijke autoriteiten van Jeruzalem. Ze hadden al meerdere malen hun zorg geuit, maar nu was de maat vol en hun geduld op. Er moest nu maar eens handelend worden opgetreden.

Deze geschiedenis vinden wij terug in Mattheüs, Lukas en Johannes. Maar de versie in het Markusevangelie voegt daar nog een bijzonderheid aan toe. Iets waar je gemakkelijk overheen leest. Daar wordt namelijk vermeld dat Jezus niet toeliet dat iemand enig voorwerp door de tempel droeg. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid en je vraagt je af wat hier wordt bedoeld. Je vindt deze opmerking alleen bij Markus. De andere evangelisten noemen dit niet. Het gaat Jezus niet alleen om de commercie, die daar werd bedreven, maar ook om het geloop van gewone mensen. De eer van God is in het geding!  

Heel praktisch
Wat was het geval? Vele Jeruzalemmers vermeden een omweg door het tempelplein te benutten als mogelijkheid om een kortere weg te nemen. Ze sneden de omweg af door het plein dwars over te steken om eerder thuis te komen. Dat scheelde een hoop! Het was heel praktisch geredeneerd en volledig te begrijpen. Daar is toch niets op tegen? Als je een zware last hebt mee te sjouwen, kan het heel veel schelen als de afstand, die je moet overbruggen, bekort kan worden. Werklui bijvoorbeeld met hun ladders en mensen die buiten de stadsmuur hun tuintjes hebben en met groente terugkomen, profiteren op deze manier van een makkelijke sluipdoor- en kruipdoorroute.  

Maar Jezus beschouwt dit als een respectloze wijze van doen, die aan de majesteit en de eer van God afbreuk doet. Wij zien Hem in gedachten daar staan breed gebarend naar mensen die heel efficiënt het tempelplein gebruiken om de weg af te snijden. Zijn gebaren zijn niet voor misverstand vatbaar. Omlopen! Omlopen! Zo staat Hij daar in zijn ijver voor het huis van de Heere God! Die nonchalance van de mensen is voor Hem ergerniswekkend! Dat oneigenlijke gebruik van het tempelplein is Hem een doorn in het oog. Je kunt toch zomaar niet achteloos het huis van God voor jouw doeleinden gebruiken? Zo gaat dat niet! Omlopen! Zo ga je niet met de hoog-heilige God om! ‘Hij liet niet toe dat iemand enig voorwerp door de tempel droeg.’

Gods aanwezigheid
Die tempel in Jeruzalem was voor het Joodse volk van groot belang. God deed daar Zijn Naam wonen, lezen we herhaalde malen in het Oude Testament. Hij had daar Zijn zetel. Hij woonde daar in het midden van Zijn volk. Die tempel van steen was een zichtbare manifestatie van Gods aanwezigheid. Dat leidde soms ook tot een misplaatste zorgeloosheid, want wat zou hen kunnen overkomen als God Zelf in Jeruzalem woonde. Zo lezen wij bij de profeet Jeremia iets over dat gevoel van valse geborgenheid: ‘De tempel van de Heere, de tempel van de Heere, de tempel van de Heere is dit!’ (Jeremia 7:4).

Maar behalve die tempel van steen, spreekt de Bijbel ook van een tempel, die niet met handen is gemaakt, maar gebouwd met levende stenen van mensen die sámen de gemeente van Christus vormen. Daar moeten we het in het kader van de tempel ook over hebben. In sommige brieven van Paulus komt namelijk het woord ‘tempel’ prominent voor. ‘Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?’, zegt Paulus in 1 Korinthe 3:16. Hij probeert bij de gemeenteleden het bewustzijn aan te wakkeren dat zij geroepen zijn heilig te leven. Ze moeten met die tempel, die zij zelf zijn, zorgvuldig omgaan, zegt Paulus. Niet de tempel bezoedelen met onheilige dingen. Wie de tempel van God te gronde richt, zegt hij, God zal hem te gronde richten! Nou dat liegt er niet om! ‘Want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u’, voegt hij eraan toe.  

Onze levenspraktijk
Even verderop in hoofdstuk 6 van dezelfde brief, in relatie tot hoererij en prostitutie, valt opnieuw het woord ‘tempel’ (vers 19): ‘Weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u is en die u ontvangen hebt van God en dat u niet van uzelf bent?’ Dus niet alleen de gemeente, maar ook het lichaam van de gelovigen is een tempel van de heilige Geest in nagenoeg gelijkluidende woorden. Paulus laat in veel van zijn brieven niet na te benadrukken dat wij als gelovigen ‘heilig’ en ‘onberispelijk’ moeten zijn, zonder ‘vlek of rimpel’ en ‘onbesmet’. Zijn wij ons in onze levenspraktijk voldoende bewust dat Jezus niet toelaat dat iemand enig voorwerp door de gemeente draagt die afbreuk doet aan de eer en heiligheid van God?  

Wat die voorwerpen dan zijn? Waar bestaan ze dan uit? Paulus noemt een aantal zaken die te lezen zijn in 1Kor. 6:10 en waarschuwt dat mensen die dergelijke dingen doen géén deelhebben aan het Koninkrijk van God. Wat daar staat is het volgende: ‘Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtige, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.’  

Op andere plaatsen is Paulus soms nog uitvoeriger. Hij somt dan allerlei dingen op waar mensen in de gemeente zich aan bezondigen, zoals wij kunnen lezen in Galaten 5:19-21. Daarbij gaat het - doorvertaald naar onze situatie - niet om ladders die wij op onze schouders dragen of om groenten van het land die wij onder de arm meenemen. Nee, het gaat dan om ideeën, gedachten, meningen, theorieën en ook om handelingen en gedragingen die met Gods Woord in strijd zijn.  

Seksualiteit
Het begint ermee dat de apostel ze werken van het vlees noemt: overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid. Deze eerste vier werken van het vlees hebben naar mijn idee veel te maken met zonden op het terrein van de seksualiteit. Dat was een groot probleem in die tijd. Die samenleving en cultuur van toen was ervan vergeven! Het was allemaal seks wat de klok sloeg. Dat waren zaken waar de gemeenteleden nog echt van moesten loskomen in die verwilderde cultuur van toen. Maar er komen nog andere zaken achteraan! Na die eerste op het vlak van de seksualiteit nog zo’n dertien andere werken van het vlees, die wij vandaag in de gemeente ook zo goed kennen.  

We lezen na die eerste vier werken van het vlees: ‘afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen en dergelijken.’ Paulus rondt zijn opsomming af door te zeggen dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk van God niet zullen beërven. God oefent tucht door mensen buiten te sluiten!  

In de samenleving staat momenteel de verhouding tussen mannen en vrouwen op scherp: vrouwen geven aan zich niet altijd veilig te voelen op de werkvloer. Een indringende tv-documentaire heeft dat aan het licht gebracht. Ik stip dat alléén maar even aan met de term ‘seksuele grensoverschrijding’ en ieder weet wat ik bedoel. De namen Overmars en Gündoğan geven precies weer waar het om gaat. We kunnen niet zeggen dat het aan onze deur als gemeente van de Heer voorbijgaat. Slagen wij erin om in deze ‘oversekste’ wereld ons blazoen schoon te houden? Ik denk wel eens met het oog op een bekende drieslag van Paulus: Geld, seks en macht, deze drie, maar de meeste van deze is seks. Ook in de kerk!  

Niet meer gepruimd
Een collega van mij zei onlangs in zijn preek dat binnen tien jaar de Bijbel mogelijk een verboden boek zal worden, omdat men het niet meer verdraagt dat in het begin van Genesis staat dat God de mens schiep als mannelijk en vrouwelijk. Daar liep hij in zijn predikantswerk tegenaan. Dat wordt dan niet meer gepruimd, zei hij, omdat er nu al een onstuitbare neiging is om gevarieerde seksuele voorkeuren te erkennen.  

Maar wáárom kan ik in die flow niet meekomen? Waarom ben ik niet een Regenboogdominee? Als ik een antwoord mag geven is het dit: ik kan niet marchanderen met Bijbelteksten. Ik kan niet zeggen Paulus zegt hier nou wel dit, maar hij kende het verschijnsel niet van ‘in liefde en trouw’. Maar de kernvraag is toch wel deze: ‘sjouwen wij niet van allerlei dingen door de tempel van God?’ Als ik geen christen zou zijn en als ik de Bijbel niet serieus behoef te nemen, dan zou ik zeggen het is allemaal prima, wat er gebeurt, hoe méér zielen hoe meer vreugd! Dan ben ik maar gewoon een Regenboogdominee. Maar ik kán het niet. Het is niet een kwestie van niet-gunnen, maar van niet-kunnen. Ik voel dat als een spagaat. Heb ik de anders-geaarde medemens niet lief? Wat mankeert er aan mij?  

Ik kom nog weer even terug op die intrigerende zin in het Markusevangelie: wat dragen wij voor voorwerpen door de tempel van de gemeente? Met welke denkbeelden en met welke opvattingen en leerstellige overtuigingen of met welke concrete gedragingen steken wij het tempelplein dwars over? Houden we wel rekening met de sacraliteit van die bijzondere omgeving waar we ons in bevinden? Zijn we bezig met ontering van God Zelf? Wat zijn de spullen in onze armen die wij dragen in de nabijheid van de aanwezigheid van de hoog-heilige God?  

Yme Horjus