Wonderen en tekenen: ook vandaag nog?
Sinds het begin van de Pinksterbeweging en de daaropvolgende charismatische vernieuwing, die veel kerkgenootschappen heeft doortrokken, is er in veel kerken meer aandacht gekomen voor wonderen en tekenen. In het boek Handelingen staat geschreven dat ‘vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen’ (2:43) en wij lezen bijvoorbeeld over wonderbaarlijke genezingen en dat doden worden opgewekt. Hoe moeten wij denken over wonderen vandaag de dag? Kunnen en moeten wij verwachten dat God ook vandaag dit soort wonderen in ons midden doet?
Sommigen zijn van mening dat er helemaal geen wonderen plaatsvinden en dat ook de wonderen die in de Bijbel staan niet letterlijk moeten worden gelezen. Moderne theologen hebben, vanuit de filosofische vooronderstelling dat het bovennatuurlijke helemaal niet bestaat, alle wonderen als mythe bestempeld. Als je zo grof met de Heilige Schrift omgaat, dan is het niet verwonderlijk dat door deze mensen zelfs het eerste vers van de Bijbel niet serieus wordt genomen. Je komt dan uiteindelijk uit bij het idee dat God helemaal niet bestaat, dat Hij slechts een bedenksel van mensen is. Wie echter gelooft in Genesis 1:1 ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’, zal geen moeite hebben om te geloven dat God ook wonderen kan doen. God heeft de vrijheid en de macht om af te wijken van de normale wetten van de natuur, die Hij Zelf heeft bepaald. Dat bovennatuurlijke, dat noemen wij een wonder.
Anderen geloven dat de wonderen die beschreven staan in de Bijbel echt zijn gebeurd, ook die van het boek Handelingen, maar dat God sinds de tijd van de apostelen is opgehouden wonderen en tekenen te geven, omdat wij nu de Bijbel hebben. Deze wonderen waren nodig om het getuigenis van de apostelen te bevestigen en te onderbouwen, maar nu het apostolische onderwijs in de Heilige Schrift is vastgelegd is dat niet meer nodig. Persoonlijk geloof ik inderdaad dat de apostelen die met Jezus hadden geleefd een bijzondere roeping en zalving hadden. Zij waren Apostelen met een hoofdletter, zij waren getuige geweest van het leven, sterven en opstaan van Jezus Christus, de Zoon van de levende God. Als zodanig hebben zij een bijzondere rol vervuld in de heilsgeschiedenis. Nu zijn er nog wel apostelen, maar dat zijn apostelen met een kleine letter. Echter, wij hebben geen grond om te zeggen dat wonderen daarom vandaag de dag niet meer zouden kunnen plaatsvinden. Wie zijn wij om God te dicteren wat Hem wel of niet toegestaan is te doen? Als God God is, dan is Hij ook vandaag bij machte en gerechtigd om wonderen te doen. Er is geen Bijbelvers waarmee de leer dat de wonderen hebben opgehouden, kan worden onderbouwd.
Weer anderen geloven dat wonderen en tekenen de norm zijn voor elke gelovige en voor elke plaatselijke gemeente. In het kort komt deze leer hier op neer: Jezus heeft het Koninkrijk van God nabij gebracht en dit gedemonstreerd met wonderen en tekenen. Hij wil dat wij op gelijke wijze het Koninkrijk van God proclameren en demonstreren. Wonderen en tekenen waren alledaagse gebeurtenissen in de tijd van het Nieuwe Testament en behoren zo ook een onderdeel te zijn van ons dagelijkse leven, van het normale christelijke leven. De groei van de gemeente in het boek Handelingen is grotendeels te danken aan de wonderen die plaats vonden en ook in onze tijd behoren wij wonderen en tekenen te doen, opdat mensen tot geloof zullen komen. Soms wordt er ook geleerd dat wanneer er bijvoorbeeld geen genezingen plaatsvinden, dit te wijten is aan gebrek aan geloof bij de christenen. Aan God ligt het niet, want Hij wil wel hetzelfde doen als in het boek Handelingen.
Ook bij deze laatste visie op dit onderwerp heb ik mijn bedenkingen. Het is waar dat de wonderen die in Handelingen gebeurden indruk maakten op de mensen, maar zij kwamen toch vooral tot geloof door de prediking van de apostelen. Bovendien waren wonderen en tekenen iets bijzonders en niet iets alledaags. Wonderen zijn per definitie abnormaal en niet de norm. Het boek Handelingen geeft ook niet de indruk dat er wijd en zijd verspreid wonderen gebeurden. Een enkele keer gebeurde er zo iets bovennatuurlijks, waar dan ook over geschreven werd, maar in verreweg de meeste situaties werden mensen (bijvoorbeeld) niet genezen. Nog twee gedachten wil ik noemen om daarna tot een conclusie te komen.
Ten eerste: Door de wonderen die Jezus heeft gedaan, dat Hij water in wijn veranderde, dat Hij de storm op het meer tot bedaren bracht, dat Hij brood en vis vermenigvuldigde en dat Hij op water heeft gelopen, heeft Hij laten zien dat Hij Degene is aan Wie uiteindelijk de hele schepping, inclusief de natuur, gehoorzaam zal zijn. Deze algehele onderwerping van alle dingen aan de Zoon van God (‘wanneer alles Hem onderworpen is’, 1 Korintiërs 15:28) hoort bij het ‘nog niet’, het ‘toekomende’ van het Koninkrijk van God. Daarom moeten wij niet verwachten dezelfde dingen te kunnen of moeten doen vandaag de dag. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit gehoord van een christen die op water heeft gelopen.
Ten tweede: Wanneer wij de grote lijn van de Bijbelse geschiedenis proberen te overzien, dan zien wij dat wonderen vooral plaatsvinden in perioden van nieuwe openbaring. Niet in alle perioden van de Bijbelse tijden komen wonderen voor. Wel in de tijden van Mozes en Aäron, Elia en Elisa, Jezus en de apostelen (allemaal begin van nieuwe perioden), maar niet in de tijden van bijvoorbeeld David en Salomo, Jesaja en Jeremia, Ezra en Nehemia. Conclusie: Ook vandaag kan God wonderen doen. Op sommige momenten zal God beslissen dat deze gepast zijn en Zijn doel en Zijn verheerlijking zullen dienen. Wonderen zijn echter de uitzondering en niet de norm. Als er geen wonderen zoals in Handelingen gebeuren in ons leven of in onze gemeente, betekent dat niet per definitie dat er iets verkeerd is met ons geloof. We moeten niet krampachtig gaan streven naar wonderen. Ook moeten wij geen zaken die helemaal niet bovennatuurlijk zijn als wonderen gaan bestempelen, omdat er zo nodig wonderen moeten gebeuren. Als God een wonder wil doen, dan doet Hij dat gewoon. We laten het gerust aan Hem over.
ds. Oscar Lohuis
Sommigen zijn van mening dat er helemaal geen wonderen plaatsvinden en dat ook de wonderen die in de Bijbel staan niet letterlijk moeten worden gelezen. Moderne theologen hebben, vanuit de filosofische vooronderstelling dat het bovennatuurlijke helemaal niet bestaat, alle wonderen als mythe bestempeld. Als je zo grof met de Heilige Schrift omgaat, dan is het niet verwonderlijk dat door deze mensen zelfs het eerste vers van de Bijbel niet serieus wordt genomen. Je komt dan uiteindelijk uit bij het idee dat God helemaal niet bestaat, dat Hij slechts een bedenksel van mensen is. Wie echter gelooft in Genesis 1:1 ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’, zal geen moeite hebben om te geloven dat God ook wonderen kan doen. God heeft de vrijheid en de macht om af te wijken van de normale wetten van de natuur, die Hij Zelf heeft bepaald. Dat bovennatuurlijke, dat noemen wij een wonder.
Anderen geloven dat de wonderen die beschreven staan in de Bijbel echt zijn gebeurd, ook die van het boek Handelingen, maar dat God sinds de tijd van de apostelen is opgehouden wonderen en tekenen te geven, omdat wij nu de Bijbel hebben. Deze wonderen waren nodig om het getuigenis van de apostelen te bevestigen en te onderbouwen, maar nu het apostolische onderwijs in de Heilige Schrift is vastgelegd is dat niet meer nodig. Persoonlijk geloof ik inderdaad dat de apostelen die met Jezus hadden geleefd een bijzondere roeping en zalving hadden. Zij waren Apostelen met een hoofdletter, zij waren getuige geweest van het leven, sterven en opstaan van Jezus Christus, de Zoon van de levende God. Als zodanig hebben zij een bijzondere rol vervuld in de heilsgeschiedenis. Nu zijn er nog wel apostelen, maar dat zijn apostelen met een kleine letter. Echter, wij hebben geen grond om te zeggen dat wonderen daarom vandaag de dag niet meer zouden kunnen plaatsvinden. Wie zijn wij om God te dicteren wat Hem wel of niet toegestaan is te doen? Als God God is, dan is Hij ook vandaag bij machte en gerechtigd om wonderen te doen. Er is geen Bijbelvers waarmee de leer dat de wonderen hebben opgehouden, kan worden onderbouwd.
Weer anderen geloven dat wonderen en tekenen de norm zijn voor elke gelovige en voor elke plaatselijke gemeente. In het kort komt deze leer hier op neer: Jezus heeft het Koninkrijk van God nabij gebracht en dit gedemonstreerd met wonderen en tekenen. Hij wil dat wij op gelijke wijze het Koninkrijk van God proclameren en demonstreren. Wonderen en tekenen waren alledaagse gebeurtenissen in de tijd van het Nieuwe Testament en behoren zo ook een onderdeel te zijn van ons dagelijkse leven, van het normale christelijke leven. De groei van de gemeente in het boek Handelingen is grotendeels te danken aan de wonderen die plaats vonden en ook in onze tijd behoren wij wonderen en tekenen te doen, opdat mensen tot geloof zullen komen. Soms wordt er ook geleerd dat wanneer er bijvoorbeeld geen genezingen plaatsvinden, dit te wijten is aan gebrek aan geloof bij de christenen. Aan God ligt het niet, want Hij wil wel hetzelfde doen als in het boek Handelingen.
Ook bij deze laatste visie op dit onderwerp heb ik mijn bedenkingen. Het is waar dat de wonderen die in Handelingen gebeurden indruk maakten op de mensen, maar zij kwamen toch vooral tot geloof door de prediking van de apostelen. Bovendien waren wonderen en tekenen iets bijzonders en niet iets alledaags. Wonderen zijn per definitie abnormaal en niet de norm. Het boek Handelingen geeft ook niet de indruk dat er wijd en zijd verspreid wonderen gebeurden. Een enkele keer gebeurde er zo iets bovennatuurlijks, waar dan ook over geschreven werd, maar in verreweg de meeste situaties werden mensen (bijvoorbeeld) niet genezen. Nog twee gedachten wil ik noemen om daarna tot een conclusie te komen.
Ten eerste: Door de wonderen die Jezus heeft gedaan, dat Hij water in wijn veranderde, dat Hij de storm op het meer tot bedaren bracht, dat Hij brood en vis vermenigvuldigde en dat Hij op water heeft gelopen, heeft Hij laten zien dat Hij Degene is aan Wie uiteindelijk de hele schepping, inclusief de natuur, gehoorzaam zal zijn. Deze algehele onderwerping van alle dingen aan de Zoon van God (‘wanneer alles Hem onderworpen is’, 1 Korintiërs 15:28) hoort bij het ‘nog niet’, het ‘toekomende’ van het Koninkrijk van God. Daarom moeten wij niet verwachten dezelfde dingen te kunnen of moeten doen vandaag de dag. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit gehoord van een christen die op water heeft gelopen.
Ten tweede: Wanneer wij de grote lijn van de Bijbelse geschiedenis proberen te overzien, dan zien wij dat wonderen vooral plaatsvinden in perioden van nieuwe openbaring. Niet in alle perioden van de Bijbelse tijden komen wonderen voor. Wel in de tijden van Mozes en Aäron, Elia en Elisa, Jezus en de apostelen (allemaal begin van nieuwe perioden), maar niet in de tijden van bijvoorbeeld David en Salomo, Jesaja en Jeremia, Ezra en Nehemia. Conclusie: Ook vandaag kan God wonderen doen. Op sommige momenten zal God beslissen dat deze gepast zijn en Zijn doel en Zijn verheerlijking zullen dienen. Wonderen zijn echter de uitzondering en niet de norm. Als er geen wonderen zoals in Handelingen gebeuren in ons leven of in onze gemeente, betekent dat niet per definitie dat er iets verkeerd is met ons geloof. We moeten niet krampachtig gaan streven naar wonderen. Ook moeten wij geen zaken die helemaal niet bovennatuurlijk zijn als wonderen gaan bestempelen, omdat er zo nodig wonderen moeten gebeuren. Als God een wonder wil doen, dan doet Hij dat gewoon. We laten het gerust aan Hem over.
ds. Oscar Lohuis