Ziekte en gebed

Jef de Vriese • 84 - 2008 • Uitgave: 10
Ziekte is een bijzondere vorm van leed. Ziekte hindert ons fysiek. We zijn aan ons bed gekluisterd. Ziekte blust ons uit, zowel lichamelijk als geestelijk. Ziekte kan zelfs het gevolg zijn van geestelijke vermoeidheid, van volharding door velerlei verzoekingen heen.
Wie uitgeblust is, moet bidden. Maar hij mag ook leunen op anderen die geestelijk volwassen zijn en sterk staan in het geloof. De zieke moet de oudsten roepen. Zodoende is de gemeente betrokken. Dat is een opdracht, maar ook een voorrecht. De herders van de gemeente bidden en zalven met een belofte: de lijder zal gezond worden. En als er zonde is, zal belijdenis tot vergeving leiden.

Jakobus 5:14-18 heeft het over een bediening die niet voorbehouden is aan speciaal begiftigde personen (vgl. 1Kor. 12:30), maar aan gemeenteleiders. Was dit alleen voor de apostelen die een unieke bediening hadden, gepaard met tekenen en wonderen (2Kor. 12:12; Hebr. 2:3-4)? En wat indien God het gebed niet verhoort? Betekent “bid en u zal gegeven worden” (Matt. 7:7) de onmiddellijke en exacte verhoring van het gevraagde? Hoeft geen enkele christen nog ziek te zijn?

Het moge duidelijk zijn dat God wil genezen én dat wij Gods wil niet kunnen systematiseren in menselijke procedures. Gebed, zalving met olie en belijdenis zijn geen rituelen waarbij bepaalde handelingen en uitgesproken woorden de hand van God in beweging zetten. God is soeverein. Hij laat zich niet manipuleren. Dat verloopt niet volgens een automatisch ritueel, maar via de principes van de openbaarwording van Zijn Koninkrijk, waaraan mensen zich gelovig onderwerpen en toevertrouwen.

Jef De Vriese